Hoofdstuk 4

600 40 6
                                    

Dadin

Ik vlieg snel, en gooi al mijn kracht in de strijd, om het gevoel van zwakte en nutteloosheid kwijt te raken. Al mijn woede word in de strijd gegooid, en even stop ik, en laat mezelf vallen. Onder mij vormen zich gebouwen, die steeds groter lijken te worden. Rustig pak ik de engelensteen vast, en beeld me in dat ik onzichtbaar word. De gebouwen worden nu snel groter, en ik draai me rond en zet druk op mijn vleugels, die met een klap uitslaan. De frisse, zuivere lucht doet de tranen op mijn wangen opdrogen terwijl de wind me met een rotvaart om hoog laat schieten. Ik voel de rustige lucht door mijn haren gaan, en ik voel me vrij, draai me op mijn rug en blijf een tijdje zweven in de lucht. 

Nog na hijgend sluit ik mijn ogen. De rust komt weer tot me terwijl ik naar boven staar; Zárácin is volledig uit m'n zicht. Opnieuw sluit ik mijn ogen, maar word na een paar minuutjes schrikkend wakker. Een meisjesschreeuw schiet door mijn hoofd. Een schreeuw die zo door je heen gaat dat ik het in mijn hoofd voel natrillen. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes en ga na waar het geluid vandaan komt. Ik zie een meisje, het zelfde meisje dat als dagen, nee weken mijn aandacht trekt. Ik herken de groene ogen die zich in mijn hoofd genesteld hebben. Dan zie ik een auto, waarna het visioen stopt. Ik open mijn ogen weer en stel mijn gevoel op scherp. Ik ga in kleermakerszit zitten in de lucht, en zie groene ogen die mijn om hulp vragen, bewust of onbewust. 

Een felblauw licht straalt van mij af, naar beneden, ergens tussen een paar huizen. Ik twijfels niet en vlieg zo hard en snel als ik kan de blauwe straal achterna. De gebouwen komen heel dichtbij, en al zigzaggend ontwijk ik lantaarnpalen die ineens vanuit het niets voor mijn neus lijken te verschijnen. De weg waar ik boven vlieg, volg ik, en kom bij een groepje mensen aan die om een auto heen staan. De blauwe straal verdwijnt, en ik hem mijn bestemming bereikt. Ik daal naar de grond, en laat mijn blote voeten het asfalt aanraken. Het is een koud en raar gevoel, iets wat ik niet ken. Een aantal mensen hebben een telefoon aan hun oor, de andere praten druk met elkaar. Ik ga voor iemand staan om te checken of ze me echt niet kunnen zien, en wanneer dat het geval is, probeer ik door de menigte te komen, waarbij ik per ongeluk tegen een lange man aan bots, die verward om zich heen kijkt, maar niemand ziet. Dan zie ik een meisje op de grond liggen, en ik hou mijn adem in. Ik herken de lange blonde haren en het bleke gezicht. Haar broek is kapot, en in haar gezicht zijn schrammen te zien. Een man zit gehurkt naast haar, en houd haar pols vast. Ik hoor een schelle sirene achter me, die steeds harder word, en een gele wagen komt aangereden. 

Al snel zie ik waar de gele wagen voor dient. Er stappen enkele mannen uit, en één van hen begint met de man te praten die zonet nog bij het meisje knielde. Waarschijnlijk is hij degene die haar aanreed. Een paar andere mannen pakken een witte plank, met het woord "brancard" erop.. De mannen pakken dus blijkbaar een brancard, en leggen die naast het meisje op de grond. Zorgvuldig tillen de mannen haar op en leggen haar zachtjes op de brancard. Dan wordt de brancard opgetild en naar de wagen gebracht.

Ik vlieg snel door de mensen heen en ga achter de wagen staan. Ik kijk toe hoe ze het meisje de wagen in tillen, en de deuren sluiten. De motor van de auto begint te lopen, en met sirenes aan rijd de wagen weg. Al snel komt de wagen die net nog bij het meisje stond aanrijden, en gaat achter de wagen aan. Ik begin te rennen, en sla tijdens het rennen mijn vleugels uit. Ik begin er mee te klappen, en kom langzaam los van de grond. Even later vlieg ik met hoge snelheid, en moet moeite doen om ze bij te houden, ik heb al mijn energie al in het vliegen van eerder op de dag gestoken. Mijn laatste beetje energie gebruik ik om de gele wagen in te halen en me vast te klampen aan de achterklep. Ik kijk door het raam en zie haar liggen. Ze heeft een kapje voor haar mond, en ligt nog steeds stil met haar ogen dicht. De mannen die bij haar staan praten druk en rommelen wat met de kap op haar mond.

Een hele tijd bekijk ik wat er zich binnen allemaal afspeelt. Dan draait de wagen ineens, waarop we een garage binnen rijden. Als we stil staan spring ik omlaag, en daar voel ik een koude grond onder mij. Met mijn blote voeten zet ik een paar passen, en ik kijk in het rond. Het ziet er hier koud en kil uit. Er staan nog meer gele wagens, allemaal dezelfde.

Onmacht {Het Oog der Engelen}Where stories live. Discover now