24

166 13 2
                                    

CIRKELS HERHALEN

Hanna is vijftien. Ik ben oud. Ze heeft een beugel en een mobiel. Ze loopt er mee. Ik sleep haar achter me aan als een hondje. Let op die paal, uitkijken, aan de kant.

'We zijn nog op tijd,' zeg ik, als ik kijk op het bord met de bustijden. 'Die van drieëndertig.'

Ze reageert niet. Ze gaat op het bankje zitten. Ze lijkt meer op mama dan ik. Het maakt me jaloerser dan zou moeten. Hoe kan je jaloers zijn op een vijftienjarig kind met een beugel en zes vriendjes?

Ik til de vissenkom op het bankje. Mama wilde vissen; van die vissen die ik ook had. Ooit.

Hanna zuigt op een lolly. Ze haalt hem uit haar mond en klikt haar mobiel uit.

We staan voor een grijze straat. Tegenover ons staan grijze huizen. De lucht is grijs. Het heeft net geregend. Het dorp lijkt onveranderd. De tijd staat hier gebeiteld in de muren en straten. Het ruikt zelfs nog hetzelfde. Ik ben er al jaren niet geweest. Hanna ook niet.

Er staat een man bij de bushalte die Arabisch praat. Er staat een blonde vrouw. Ze heeft twee kinderen en ze hebben allebei wit haar en bleke snoetjes waarmee ze naar de vissen staren.

Één van hen wandelt naar de vissenkom. Hij steekt zijn vinger in het water.

'Hé,' zeg ik. 'Niet doen. Dan gaan ze dood.'

De vrouw glimlacht naar me. Haar lippen zijn rood. Ze roept haar kind niet terug en haar kind blijft zijn mollige kleine vingertjes in het water steken.

Ik zucht, til de vissenkom op mijn schoot en ga naast Hanna zitten.

De vrouw kijkt naar me.

Ik kijk naar haar. Mijn stadse blik is nooit veranderd: wat moet je?

'Ik herkende je stem,' zegt ze dan. Haar gezicht licht op.

Ik kijk nog steeds naar haar.

Ze lacht. 'Is dat dan-' ze wijst naar Hanna, die met mijn precieze blik naar de vrouw opkijkt. 'Laatste keer dat ik je zag, was je een baby.'

Dan is het daar. Achter de lijnen van de tijd en de rode lippenstift. Achter de dure kleren en het gestijlde haar. Achter een herinnering die ik nooit had zien ontwikkelen tot de vrouw die ze nu is.

'Wat?' zeg ik.

'Ik ben het,' zegt ze. 'Fivel.'

Ik weet wie ze is. God, natuurlijk weet ik wie ze is. Mijn gezichtsspieren hebben hun eigen leven. Mijn wenkbrauwen kruipen naar elkaar toe.

'Fivel?'

Ze knikt. Ze lijkt hoopvol. 'Laatste jaar van de middelbare. Hier.'

Ik glimlach, maar het is de glimlach als die van een vreemde.

'O. Kan wel.'

Ze lijkt verward.

Verder zegt ze niks.

De bus komt en ik ga naast Hanna zitten, die haar hoofd in verveling tegen mijn schouder legt. Achter ons schreeuwen en roepen de blonde kinderen. Ze tekent hartjes op de ramen.

'Mag ik je wat vertellen?' zegt ze.

'Ja.'

'Heb het mama nog niet verteld.'

'Dat is oké. Mama onthoudt toch niet meer zoveel.'

'Ja, maar-'

Ze is stil.

'Ik was laat hè?'

'Wat?'

'Deze maand. Heb zo'n test gekocht.'

Soms zijn er momenten in je leven waarop je gewoon moet zitten en staren.

'Hij was positief. Ik ben zwanger.'

EINDE

De macht der gewoonteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu