7

203 20 0
                                    

Fivels Instagram is een leugen. Ze lacht nooit en ze is veel mooier als ze niet lacht, maar toch krijg ik het op een gegeven moment voor elkaar.

Ik stuur hem op de zeventiende van oktober een berichtje.

Hoi.

Hij reageert niet.

'Dat nummer is al eeuwenoud, Sigrid,' zegt mijn moeder. 'Dat nummer had hij nog toen wij verkering hadden. Ik weet niet eens of het nog in gebruik is.'

Wat ze zegt is waar. Op mijn zesde gaf ze me al de optie, twee jaar nadat ik mijn vader voor het laatst gezien had: hier is zijn nummer, als je hem wil bellen, dan mag dat gewoon hoor.

Ik heb nooit gebeld. Op een kinderfeestje van mijn buurmeisje hadden we een sieradendoosje geknutseld waar ik roze veren en glitters op had geplakt. Daar heb ik het briefje met zijn nummer in gegooid. Nooit heb ik het er uit gehaald, maar met elke verhuizing, nam ik het doosje trouw mee en zijn nummer bleef daar in liggen, als een geheime schat die ik altijd mee zou dragen voor als de dag zou komen. De dag kwam niet, en toen ik op mijn twaalfde mijn eerste mobiel kreeg, heb ik het nummer eindelijk uit het doosje gehaald en in mijn contacten opgeslagen.

Mijn contacten zijn op al mijn mobiels door de jaren heen over gezet.

En elke keer als ik mijn contacten opschoon, durf ik zijn nummer niet te verwijderen, ook al ben ik er meerdere keren zeker van geweest dat ik hem nooit meer zal spreken.

Maar nu is hij dichtbij.

Dat moet wel.

'Dus het werkt niet?'

'Nee, kijk dan naar zijn profielfoto. Ook geen status. Of hij heeft geen Whatsapp. Misschien moet je bellen.'

'Dat durf ik niet.'

'Het is ook je eigen keus.'

Diezelfde avond, bel ik nog.

Dit nummer is niet in gebruik.

Ik weet niet wat ik verwacht had. Fivel weet het ook niet.

'Das kut,' zegt ze, als ik het haar vertel.

'Ja.'

Verder zegt ze niks. We zitten in de auto en rijden net de stoep op bij mijn huis. Mijn moeder verschijnt in de deuropening.

Ze zwaait naar Fivel.

Fivel kijkt haar aan. Haar hand ligt al klaar om in de achteruit te gaan, maar het is duidelijk wat mijn moeder wil, want ze gebaart haar.

Fivels ogen glijden naar mij. Dan lacht ze, misschien wel voor het eerst sinds ik haar ontmoet heb.

'Zeg haar maar dat ik er zo ben. Ik ga even een plek zoeken om de auto neer te zetten.'

Ik voel mijn maag knijpen, maar mijn moeder lijkt zo hoopvol en vrolijk dat ik Fivel niet weg wil sturen. Fivel ziet mijn gezicht.

'Maak je geen zorgen.'

Haar toon is anders, zachter. Opeens is ze er weer: die bezorgde Fivel die mij ook gewaarschuwd had voor Visser. Ik kijk naar haar opzij en dan glimlacht ze, voor het eerst ooit, lief naar mij. Ze raakt mijn arm aan.

'Je oma kan me niet van je weg schrikken, hoor.'

Als ik haar auto uit loop, lijken mijn knieën zwak, en niet omdat ik nerveus ben. De plek waar ze haar hand op mijn arm heeft gelegd, brandt nog op mijn huid en ik weet dat als Fivel zó doet, het wel echt menens moet zijn.

De macht der gewoonteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu