12

195 18 1
                                    

DE ZOEKTOCHT NAAR EEN REUZEKONIJN

Geheimen bestaan alleen omdat ze uiteindelijk niet geheim meer zullen zijn. Zonder dat we we ze delen, zijn het slechts stille gedachtes in ons hoofd die voor de rest van de wereld niet bestaan. We kunnen onze geheimen wel delen met onszelf, maar als we dat sinds het begin van de tijd hadden gedaan, dan zou het concept van een geheim nooit bestaan hebben.

Dan zouden we er nooit zo op jagen.

Er zo geobsedeerd mee zijn.

Hoe groter het geheim, hoe liever we het horen, verslinden en verscheuren, om onze prooi dan trots te delen met onze hele omgeving. Kijk eens wat ik gevangen heb!

Maar dat geldt vooral voor de geheimen van een ander.

En niet die van onszelf.

Want onze eigen geheimen maken ons een prooi voor degenen die er op jagen.

Fivel is geen jager, dat weet ik wel. Fivel geeft niet om geheimen, en misschien wel omdat ze die van zichzelf zo goed kan bewaren. Ze vraagt niet door naar geheimen, zelfs al wil je stiekem wel dat ze het doet. Ze wacht op geheimen; ze hoort ze aan als je ze deelt, en dan laat ze ze weer oplossen in de leegte. Geheimen die je aan Fivel toevertrouwt lekken nooit de wereld in.

Maar ik durf het niet.

Want de geheimen die we delen komen met een heel ander gevaar dan het gevaar dat ze door verteld kunnen worden.

Want we houden onze geheimen juist geheim omdat we ze niet willen delen; omdat we bang zijn dat iedereen ons de rug toe keert en zegt: belachelijk! Je bent belachelijk!

Uitgesloten van de groep.

Alleen achtergelaten.

Samen met onze schaamtevolle geheimen.

Er zijn theorieën dat de mens vanuit de evolutie eigenlijk alles doet om niet uitgesloten te worden van de groep, omdat we samen de grootste overlevingskans hebben.

Maar Fivel is dan te ver geëvolueerd.

Of ze heeft een soort verkeerd gen.

Is een fout van de natuur.

Want ze lijkt helemaal niet bezig met wat de groep van haar vindt.

Berty is die week heel boos. Ze is al de hele week onrustig, en mijn moeder en ik weten dat het door de babykamer komt die we aan het inrichten zijn. Het doet haar denken aan toen mijn moeder zwanger was van mij en soms lijkt ze te vergeten of ze in die tijd leeft of deze. Het was een erg moeilijke tijd voor haar, zegt mijn moeder, doe maar gewoon niet te moeilijk tegen haar.

Dat doe ik ook niet. Ik snauw haar niet weg als ze mijn kamer vijf keer in een uur binnenloopt om te checken of mijn laptop haar niet afluistert, ik zet mijn soep gewoon terug in de magnetron als ze het er middenin het opwarm programma uit haalt, ik negeer haar als ze mij Renate noemt, ik zeg zelfs niks als ik tv probeer te kijken en zij steeds blijft zappen om te kijken of Mark Rutte al op tv is geweest om haar een nieuwe boodschap te geven.

De enige keren dat ik een beetje boos op haar word, is als ze mijn moeders eten vies vindt en het als een kleuter weigert te eten. Ze leeft de hele week op biscuitjes en blikjes bier. Mijn moeder haalt haar bord meestal gewoon weg, maar ik zeg haar dat ze geen baby is en dat ze best wat kan eten. Dan negeert ze me of noemt ze me Renate. Ze doet het expres.

De macht der gewoonteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu