11

212 20 0
                                    

DE BABYKAMER

Bij economie leren we over het Pareto-principe. Het Pareto-principe schetst een beeld van hoe 80% van alle bezittingen in handen is van 20% van de bevolking, maar meneer Visser laat het daar niet bij. Hij zegt dat dit principe, ook wel de 20/80 regel genoemd, in alle aspecten van het leven terugkomt. Het Pareto-principe geldt niet alleen voor de economie. Zo luidt de filosofie dat 80% van de uitkomsten wordt veroorzaakt door 20% van de oorzaken; dat 80% van de beloningen voort komt uit 20% van de inspanningen; dat 80% van het resultaat is ontstaan in 20% van de tijd.

De klas snapt het niet goed, maar ik begrijp het meteen.

Ik denk 80% van de tijd aan Fivel en ik ben 20% van de tijd bij haar.

20/80, zegt mijn hoofd, zoek de verdomde balans Sigrid, zoek de 50/50, ben je gek, ben je gek, ben je gek, je kan niet verliefd zijn op je beste vriendín!

Het besef raakt me zo opeens, en dan denk ik: nee nee nee, het is niet verliefd zijn, wat een onzin, doe normaal, maar ik weet dat ik verliefd ben.

Ik ben verliefd.

Ik ben verliefd op mijn beste vriendin.

Ik ben verliefd op mijn beste vriendin die een vriendje heeft.

Ik zou zo een dagboek kopen om het in op te schrijven. Het is iets wat in een dagboek hoort. En dan op een dag, tien jaar in de toekomst, lees ik het terug en dan ben ik getrouwd met een man en zwanger van mijn eerste kind en dan denk ik: wat een onzin.

Wat een kutonzin, Sigrid.

Wat een volslagen, verdomde idioot was je, Sigrid.

Maar die tien jaar gaat langzaam voorbij. Ik zit die avond gewoon aan de eettafel. Mijn moeder is geconcentreerd bezig met haar mobiel. Zij en Richard hebben weer contact.

Ik zou het zo willen schreeuwen: IK BEN VERLIEFD OP FIVEL. OP MIJN BESTE VRIENDIN.

Ik heb het gevoel dat het aan me te ruiken is.

Dat het aan me te zien is.

Maar ik kalmeer mezelf en sluit mezelf op met mijn verticale vissen en dan besef ik me dat dit helemaal niet nieuw is. Dat ik altijd al verliefd op haar geweest ben. Dat ik haar mooi vind. Dat ik haar lief vind. Dat ik geobsedeerd met haar ben.

Eerst is het een eng idee. Ik schrik van Fivel. Ik durf mezelf niet te zijn. Ik ontwijk haar. Ik ben bang voor haar. Ik ben bang voor Timo. Ik wil haar een tijdje niet zien maar dat lukt niet, want ze blijft me van school ophalen, en we zijn altijd stil, maar nu ben ik stiller. Ze merkt het. Ze vraagt of ik moe ben. Dat ben ik. Dat zeg ik.

'Wil je dat ik mee naar binnen ga?'

'Als je wil.'

'Maar ben je niet te moe? Heb je wel altijd zin om me om je heen te hebben?'

Ja ja ja ja.

'Eh-' ik haal mijn schouders op. 'Kijk maar wat je doet.'

Ze aarzelt.

'Ik rij wel gewoon naar huis.' Ze glimlacht flauw. 'Je hebt geen zin in me.'

Jawel.

Maar ik zeg niks. Ik stap de auto uit en ze rijdt weg en ik voel me wel schuldig, maar mijn longen lijken niet meer tot hun volledige capaciteit te kunnen komen bij haar in de buurt.

Het wordt een kerstkind.

Een kerstkind, wat leuk! Dan valt er nog eens wat te vieren!

Het beloofde toch een saaie kerst te worden. De enige familie die mama en ik hebben, zijn Berty en Tom, en Tom is dood. Op feestdagen huizen we vooral bij schoonfamilie, maar ik betwijfel of mijn moeder en Richard voor de kerst weer bij elkaar zullen zijn. Het vooruitzicht op nieuwjaar met een schreeuwende baby, is echter ook geen goed vooruitzicht, maar mijn moeder is zo blij dat ik gewoon glimlach en zwijg.

De macht der gewoonteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu