'U denkt dat ik een kind heb?'

Hij lijkt ongemakkelijk. Hij pakt zijn blikje cola uit de automaat en maakt die open. 'Nou ja, je leek me al wel vrij jong, maar te oud om nog om zo'n prikje te huilen.'

Het voelt raar om zo normaal met een clown te praten.

'Ik jank niet om een prikje! Ik hoef helemaal geen prikje!'

'O.' Hij knikt langzaam. 'Waarom dan? Of mag ik dat niet vragen?'

Ik vertel hem dat mijn moeder aan het bevallen is, dat ik niet weet waar ik moet zijn, dat haar telefoon niet opgenomen wordt, dat ze voor hetzelfde geld al met een baby in haar armen zit en dat ik het het ergste vind als Richard de baby eerder ziet dan ik.

Even later loop ik naast een cliniclown door de hallen. Ik huil en hij toetert met zijn neus naar kinderen die langs lopen. Hij brengt me naar de juiste afdeling.

'Jongedame is d'r moeder kwijt. Moet hier ergens liggen,' zegt hij tegen de vrouw achter de balie.

Ze bekijkt mij van over haar leesbril. 'Naam?'

'Sigrid de Graaf. Of- mijn naam of die van mijn-'

'Je moeders naam.'

'Renate de Graaf.'

Ze tikt iets in.

'Als je de rode lijn volgt, dan kom je bij een wachtkamer. Daar moet je even wachten en dan haalt mijn collega je op.'

'Nou, vanaf hier kan je wel verder hè?'

Ik knik naar de cliniclown, bedank hem schaamtevol en schuifel achter de rode lijn aan.

De ramen hier hebben de vorm van doodskisten. Ik snap niet welke architect dat een goed idee vond.

Ik zit een uur in de wachtkamer. Ik heb zoveel koffie gedronken dat ik begin te zweten en mijn telefoon valt uit. Ik heb nog steeds niks van Fivel gehoord en ik wil ook doen alsof ze niet bestaat.

Er verschijnt een jonge zuster. Er zit maar één persoon in de wachtkamer en dat persoon ben ik, maar toch roept ze mijn naam alsof ze me moet zoeken. 'Sigrid de Graaf?'

Ik sta op.

Ze glimlacht. 'Hoi, ik heet Antje. Je zocht je moeder, heb ik begrepen?'

Ik knik.

'Nou, ik kan je wel even naar je oma brengen, maar je moeder heeft nu wat rust nodig, dus we hebben liever maar één extra persoon op de kamer.'

'Mijn oma is bij haar?'

'Nee. Je oma zit in de afdelingsruimte. Er is een tv, en je kan er chocomelk halen.'

Ik frons. Ik snap het niet meer.

'Waarom mag ik dan niet naar mijn moeder toe?'

Antje lijkt aarzelend. Ze kan haar werk doen, maar ze wordt niet betaald om met de emoties van mensen om te gaan. Daar had ze wat anders voor moeten studeren.

Ze glimlacht lief. 'Je vader is daar nu.'

'Ik heb geen vader.'

'Eh-' haar mond valt dicht. Mijn aderen beginnen te bruisen. 'Sorry. Je moeders eh- je moeders partner, dan. Je stiefvader? De vader van het- eh- het...'

Ik wil huilen, maar ik begin te lachen. 'Het.'

'Eh-' Antje lijkt ongemakkelijk. Ze schrikt van mijn lach en probeert aarzelend mee te lachen. 'De baby, ja.'

De tranen schieten langs mijn ogen, maar ik blijf lachen. 'Verdomme.'

Ze denkt dat ik blij ben, dat ik huil uit blijdschap. Ze steekt haar hand naar me uit.

De macht der gewoonteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu