~55

652 21 0
                                    

Dagenlang zat ik opgesloten. Opgesloten in een kamertje, waar het volledig donker was en waar alleen een bed stond. Ik weet niet wat ik hier deed en ik weet ook niet wie mij hier bracht. Alleen kreeg ik drie dagen wat eten voorgeschoteld, maar het is maar wat je eten noemt. Ik zag nooit wie het binnenbracht, want diegene was altijd in het zwart gekleed en had een bivakmuts op. Ik hield het niet echt niet meer uit. Er was geen licht en ik kon me niet wassen, niets. Ik voelde me zo vies. Ik moest denken aan mijn zusje, mijn ouders en Aliya. Ze zullen vast bezorgd zijn of niet. Ik weet niet wat ik moet denken. Doordat het zo stil en verlaten is, denk ik alleen maar. Geen positieve dingen, maar alleen maar negatieve dingen. Meestal houd ik wel van stilte, maar op dit moment echt niet. Er gaan allerlei vreselijke gedachtes door me heen. Als ik je het zou vertellen, zou je schrikken. Een meid van 18 jaar zal zulke dingen nooit denken. Ik zou van mijn leven moet genieten, maar nee. Ik ben weer een uitzondering en kan dat niet. Ik heb sinds een paar jaar pas verdriet, maar de tranen die ik heb laten vallen en de pijn die ik heb gevoeld, kun je wel verspreiden over mijn hele leven. Dan nog, zul je tranen en pijn overhebben. Zoveel is het namelijk! Ik zat hier op het bed met mij rug leunend tegen de muur. Mijn handen woelen door mijn haar en mijn hoofd is gebogen. Zo zat ik het meeste de afgelopen dagen. Neergebogen en afgezonderd van de buitenwereld. Wou ik dat niet? Zodat ik eindelijk wat rust kon hebben. Zo dacht ik dat, maar nu denk ik er totaal anders over. Ik wil mezelf weer in de buitenwereld mengen, ik wil mezelf weer zien stralen, ik wil mezelf weer in de armen van mijn geliefden sluiten. Zoveel dat ik voor mezelf weer, maar geen enkele wens, die uitkomt. Misschien ben ik wel te egoïstisch geweest en dacht ik alleen aan mezelf. Er zijn misschien wel mensen met veel meer pijn dan ik. Er zijn sommigen die hun ouders verliezen en ik heb ze alhamdullilah nog en toch blijf ik klagen. Wij mensen zeuren om de kleinste dingen, terwijl er veel meer ergere dingen in de wereld zijn. En de mensen die dat meemaken, zelfs zij klagen er niet over. Ze accepteren het en proberen door te gaan met het leven. Zo graag wil ik dát, zo graag wil ik het accepteren en doorgaan met mijn leven. Maar het lukt me telkens niet. Als ik denk door te kunnen gaan, dan verschijnt er weer iets, wat mij terugtrekt. Zoals ik al eerder dacht, ik ben daar niet sterk genoeg voor. Want als ik sterk genoeg was, dan zou ik het negeren en gewoon doorleven. Maar helaas is dat geen eigenschap van mij en dat zal nooit veranderen denk ik. Een diepe zucht ontglipte mij en ik liet mijn arm zakken. Ik bereikte mijn jaszak en ik friemelde erin. Er zaten best wel veel spulletjes in. Ik pakte ze met mijn hand en legde het op de bed. Ik bekeek ze 1 voor  1 en bestudeerde ze goed, om zo goed te herinneren wat ik mijn laatste dagen heb gezien. Ik zeg mijn laatste dagen, omdat ik het idee heb dat ik hier zal sterven. Ik weet niet waarom, maar zo'n gevoel heb ik. Gek genoeg ben ik niet bang voor de dood, Allah (swt) heeft het dan zo gewild en dit keer accepteer ik het wel!

De sleutels van mijn huis zaten ertussen en gelukkig had ik zo'n lampje eraan hangen. Eindelijk heb ik wat aan dat ding en nu weet ik wat het nut ervan is. Ik deed het lampje aan en ik zag een beetje kleinleggen, maar ook zag ik iets gekreukeld liggen. Ik vroeg me af wat dat was, want ik kan me niet herinneren dat ik ooit iets heb gekreukeld in een propje. Ik pakte het voorzichtig op en opende hem. Met grote ogen keek ik erna. Het was een foto van mij en Lotfi, op de dag van mijn verjaardag. Er viel ook wat naar beneden en ik keek automatisch ernaar en zo pakte ik het op. Het was de armbandje die ik van hem had gehad. Ik opende het hartje dat eraan hing, want die kon namelijk open en toen zag ik onze twee foto's. Ik glimlachte ernaar. Wat was ik gelukkig toen. Dat was de tijd dat ik vreugde voelde en ik heb het me laten afnemen. Maar dat heb ik allang geaccepteerd. Je kunt niet altijd hebben wat je wilt. Ik sloot het hartje en vervolgens keek ik achterop, waarop stond 'You and me for always inshallah.' Hoofdschuddend stopte ik de foto weer terug in mijn jas. For ever, nou ik zie het. Nooit kan iets bij mij voor altijd zijn, alleen pijn en verdriet is voor altijd bij mij. Dat had ik allang geconcludeerd, vooral de laatste paar dagen. Voor de rest was er niets interessants te zien. Er zat allemaal troep tussen en ik bedacht me dat ik twee jaszakken had. Ik stopte de rest in mijn ene jaszak terug en friemelde nu in mijn andere. Ik voelde daar een wat harde voorwerp en ik had al een vermoeden wat het was. Meteen pakte ik het en ik had gelijk. Het was mijn mobieltje. Alhamdullilah, misschien heb ik toch nog een kans om hier weg te komen. Ik zag dat de batterij bijna leeg was. Altijd in zulke crississen gaat de batterij leeg, wat is dat nou? Ik wist niet wie ik moest bellen en ik belde de eerste die in mijn lijst stond en dat was 'Aliya.'

Aliya: LOUBNA?!
Loubna: Ja, ik ben het. Je moet me helpen.. Ik ben ontvoerd en ik heb geen idee wie het gedaan hebt en waar ik ben. *Zei ik paniekerig.
Anissa: Ja natuurlijk doen we dat. We maken zo veel zorgen om je. Safouan en Lotfi zijn hier ook en maak je geen zorgen, we halen je eruit! *Zei ze overtuigend.
Loubna: Dank je lieverd.
Lotfi: Loubna schat..
Loubna: Ehhh.. Lotfi?
Lotfi: Ja ik ben het. Ik jatte even de telefoon van Aliya. Lieverd, we komen je eruit halen. Maak je maar geen zorgen! Kun je iets vertellen over de omgeving?
Loubna: Uhm.. Er is hier een klein raampje. Ik zal kijken of ik wat kan zien. Het is best afgelegen. Ik zie een groot meer en allerlei bos. Aan de overkant van het meer staat er een groot boerderij.
Lofi: Ja, zo ziet half Nederland eruit. Zie je nog wat specifieks?
Loubna: Wacht eens even. Ik zie daar ergens een snelweg en ik zie ook nog zo'n bordje. Er staat 'doorgaand verkeer.'

Ik bedacht me opeens iets en ik keek met grote ogen.

Loubna: WACHT?! IK weet al wie dit gedaan heeft, het is..

Voordat ik mijn zin kon afmaken werd mijn telefoon afgepakt en op de grond gegooid. IK schrok en draaide me heel voorzichtig om en ik keek in zijn ogen. Hij zag er woedend uit en ik rook een zure lucht. Alcohol.. "Eindelijk ontmoeten we elkaar weer Loubna!" zei hij op een stem, waarna een vreselijke lach volgde. Ik had al een vermoeden en nu is die vermoeden bevestigd. Dit gaat lang duren, want ik weet niet wat hij wilt. Het zal vast niet iets makkelijks zijn. Ik zal er ooit achterkomen, maar heb ik dan nog tijd om mezelf te redden of is het te laat? Niemand van ons weet het.

Met een ruk pakte hij me vast en gooide me op het bed. Hij begon me te betasten en te kussen. Ik deed er alles aan om hem van me af te slaan. Ik spuugde, ik schopte en ik sloeg, maar niets weerhield hem. Gelukkig werden we door een stem verstoord. Wat ben ik hem dankbaar! Hij zorgde dat ik niet voor de 2e keer verkracht werd. Maar wie was dat? Waarom hielp hij mij? Algauw werd het licht aangedaan en zag ik beide gezichten. Huh, wat deed hij hier? Het waren..

Broken heart! (Voltooid)Where stories live. Discover now