37. Licht en schaduw

585 28 3
                                    

Ken je dat gevoel los te zijn geraakt van de wereld? Te zweven? In een gevaarlijke snelheid de diepte in te vallen en toch geen greintje angst te voelen? Grote onzin voor de meesten maar de pure kern van mijn realiteit. Mijn nieuwe realiteit. Ik heb er niet om gevraagd. Niet echt. Het overviel me, in de vorm van een harde klap overviel het me.

Op de momenten dat hij me loslaat, al is het maar voor een fractie van een seconde, kost het me al mijn kracht om hem niet wanhopig terug te trekken. Ik moet wachten. Een ongeschreven regel. Het hoort bij het teasen. Praten is niet nodig. De felle expressie van mijn ogen moet mijn behoefte meer dan duidelijk maken. Tijdens ons ongebroken oogcontact laat ik hem weer dichter naar mij toe komen. Voorover buigen. Gevangen in zijn armen ben ik veilig. De lichtelijk arrogante grijns op zijn mond is aantrekkelijk. Mijn hand ligt op zijn schouder, hopend dat hij doorgaat.

Een langzame kus trekt me in een roes. Zijn roes. Verslaafd neem ik het over. Gewillig druk ik me tegen hem aan. Het is een waanzinnige balans tussen frustratie en controle. Ik wil hem. Hij wilt mij. Bij beheersing doen we het rustig aan en bij teveel hunkering gaan we grenzen over. In beide gevallen werkt het. Met gesloten ogen voel ik hoe hij zijn lippen op de mijne drukt. Zelfverzekerd van zijn zaak maakt hij er een krachtige, heftige zoen van. De spanning staat op volle scherpte. Ik daag hem uit door mijn lippen heel even tegen de zijne aan te houden, heel even maar, rustig strelend zonder echt te drukken. Gloeiend van de hitte bijt ik zachtjes. Hij gromt duidelijk geërgerd, verlangend naar meer. Tevreden glimlach ik voorzichtig.

'Je snapt wel dat ik je niet meer laat gaan vandaag,' mompelt hij in mijn oor.

Buitenadem staar ik naar de grond. 'Ja... ja ik dacht al dat school niet echt meer wat gaat worden.'

Het klinkt stom. Van alle mogelijke antwoorden kom ik met dat: lekker bezig. Hij pakt grinnikend mijn handen beet. Vereerd dat ik zo onder de indruk van hem ben lacht hij lief. Zijn hand gaat strelend langs mijn wang. Ik raak verzonken in zijn prachtige bruine ogen. Op de momenten als deze is het cruciaal dat hij weet hoe hij me moet behandelen. Nog nooit heb ik me zo kwetsbaar opengesteld. Het is doodseng en bevrijdend tegelijkertijd. Maar hij weet het. Hij weet precies wat ik nodig heb. Geen geplaag, geen verwaande opmerking over het zoenen, niets van dat. In plaats daarvan omhelst hij me. Zijn armen slaat hij om me heen. Ik kan en mag tegen hem aankruipen.

'Ik heb over je gedroomd.'

Zijn lach verwarmt mijn hart. Ik voel de trillingen in zijn borstkas.

'Wil je die ontzettende droge opmerking toelichten?'

Nu schiet ook ik in de lach. Logischerwijze moet ik hem nu vertellen waar ik precies over heb gedroomd. Hoe hij op een vreemde onbewuste manier zelf de reden is geweest dat ik heb toegegeven. Dat ik heb durven toegeven aan datgene waar ik bang voor ben. Hem.

Vanuit het niets gebeurt het. Ik sta op het punt zijn vraag te beantwoorden, totdat hij ineens ruw aan mijn arm trekt. Ik krijg geen kans iets te doen. Mijn net gedaalde hartslag schiet weer omhoog. Koude tintelingen vormen zich op mijn huid terwijl ik geschrokken zie hoe Kenzo doelgericht op de geparkeerde zwarte Audi twee meter verderop af gaat. Onvrijwillig word ik in zijn bliksemsnelle beweging meegesleurd. Zijn druk brengt me klein achter de banden. Hij slaat zijn hand voor mijn mond. Duizelig hoor ik hem sussen. Vanbinnen gil ik.

Wat. In. Vredesnaam. Gebeurt. Hier.

Dan hoor ik het. Voetstappen. En stemmen. De stemmen van jongens. In de open straat lopen ze onze kant op. In mijn ooghoek kan ik ze gedeeltelijk zien. Eerst de schoenen, dan langzaamaan de rest. In een gewone situatie zou ik ze het meest normale van de dag vinden. Nu? Nu ben ik te bang om te ademen. Kenzo heeft gebaard dat ik stil moet zijn. Met een stalen serieuze blik staart hij me aan. Pas wanneer ik knik, als teken dat ik het begrijp, laat hij me zachtjes los.

'En waarom doen we dit ook alweer? Ligt het aan mij of voelt dit alsof we onze tijd verneuken.'

Dat is het eerste dat ik hoor.

'Chris je kan ook gewoon toegeven dat je bang voor hem bent.'

'Hou je bek man. Als we Kenzo vinden zal ik je laten zien hoe "bang" ik ben. Die jongen gaat eraan.'

Daarmee wordt zijn gedrag voor een deel verklaard. Deze jongens zijn naar hem op zoek. Overduidelijk niet om te praten. Dit is geen grap, dit is echt. Ik wist vanaf het begin al dat hij vijanden heeft. Ik wist dat zijn leven veel meer gevaar kent. Maar dit? We moeten ons in het midden van een doordeweekse dag verstoppen achter een auto. Dit is absurd.

Ze staan extreem dichtbij. Een van de drie leunt zelfs tegen de Audi aan.

'Jack je zei dat hij deze kant op ging. Ik zie niemand man.'

'Ik heb dat nooit geclaimd. Dat was Claire.'

Automatisch krimp ik ineen. Claire? Dit zijn vrienden van Claire? En zij heeft hen op ons afgestuurd? Is dit een soort wraakplan? Mijn hoofd kan de hoeveelheid onduidelijkheid niet aan. De zenuwen gieren door mijn lijf en ik kan slechts heel hard hopen dat ze niet bedenken via de andere stoep verder of terug te lopen. De kant van de weg waar wij gebukt zitten. Bijtend op mijn lip sluit ik mijn ogen. Je weet pas hoe hard het geluid van ademen klinkt wanneer het niet gehoord mag worden. Kenzo probeert me gerust te stellen door me dichter tegen hem aan te houden. Het helpt nauwelijks.

Zoekend lopen ze door. De duidelijke leider, volgens mij Jack, voorop. De andere twee er vlak achter. Hun houdingen staan op scherp. Daarentegen praten ze nonchalant. Niet voor de volle honderd procent gefocust. Felle zonnestralen geven schaduwen. Wij zien die van hen, zien zij die van ons? Ze stoppen, kijken om zich heen, lopen door en draaien dan weer om.

'Fack dit. Genoeg geweest. We gaan terug.'

'Wat zeggen we tegen haar? We hadden het beloofd.'

'Oh dat komt nog wel. Alleen niet nu. We gaan.'

We wachten. Ook als ze volledig uit het zicht lijken te zijn wachten we. Mijn spieren verkrampen pijnlijk tijdens het rechtop staan. Bloed stroomt weer. Zuurstof wordt weer normaal mijn longen in gevoerd. Ik heb gemengde gevoelens met boosheid die overwint.

Ik sla tegen zijn arm aan. 'Jezus! Wil je dat nooit meer doen? Ik schrok me helemaal dood toen je me achter de auto trok! Je gedroeg je alsof de maffia achter ons aanzat en wie zijn die gekken en waarom, hoe-'

'Elena.'

Zijn strenge stem kapt mijn preek af. Hij legt zijn handen op mijn schouders. Doordringend kijkt hij me aan.

'Het spijt me. Ik wilde je niet laten schrikken maar geloof me: beter dit dan dat ze ons hadden gezien. Chris, Nathan en Jack zijn foute boel. En ik weet dat de award voor het goede voorbeeld niet naar mij gaat maar ik kan op zijn minst nog voor mezelf denken. Begrijp je me? Zij zijn messed up. Als je ze ooit tegenkomt wil ik dat je je verbergt.'

'... was het wraak? Zochten ze jou vanwege..'

Ik kan het niet hardop zeggen. Hij knikt. 'Claire heeft op haar nieuwe school doelgericht vrienden gemaakt. Ik denk dat ze altijd al zat te denken aan payback. Het zal me niks verbazen als Cassey het laatste zetje was. Die twee zijn manipulerend en Chris, Nathan en Jack hebben de kracht. Luister naar me: het zal ze niet interesseren dat je een meisje bent. Je moet voorlopig voorzichtig zijn.'

Van slag kijk ik hem aan. Ik begrijp het niet. Of ik begrijp het wel maar ik wil het niet begrijpen. Is dat logisch? Het is lief dat zijn bezorgdheid zoveel naar mij gaat en tegelijkertijd vind ik het raar dat hij zo kalm blijft. Uiteindelijk is de bedreiging niet voor mij. Voor zover ik weet hebben ze ons niet gezien, wat zou betekenen dat ze me niet eens kennen.

'Ben je niet bang?' vraag ik dan. 'Wat als ze je vinden? Wat als je alleen bent? Zij zijn met z'n drieën en ik weet dat je Lars hebt en Floris en Mo en weet ik veel wie nog meer maar wat als ze wachten tot je alleen bent?'

Hij glimlacht. Ik kijk verontwaardigd. 'Dit is niet grappig,' mompel ik zacht. 'Ik wil niet dat ze je pijn doen.'

'Geen zorgen,' antwoordt hij. Vervolgens drukt hij een kus op mijn voorhoofd. 'Er gaat mij en vooral jou niks overkomen. Oh en Elena?'

Vragend kijk ik in zijn ogen. 

Brutaal grijnst hij. 'Je gaat me echt nog wel vertellen waar je over hebt gedroomd.'



De RoddelWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu