Duvall. De naam kwam zo op in haar brein en ze trok hard aan de leidsels. Nebula brieste geschrokken en trapte, maar Genesis mompelde snel een verontschuldiging tegenover het paard.

Steeds als ze aan een toekomst met Syren dacht, verscheen Duvall in haar brein. Waarom?

Ze had geen flauw idee wat ze van hem vond. Hij was onbereikbaar, onvoorspelbaar en onmogelijk machtig. Zijn kracht kon niemand evenaren. Met hem viel geen relatie te beginnen – als hij dat al zou willen. Ze had geen flauw idee wat zijn bedoelingen waren en Genesis had allang geleerd dat machtige mannen vaak gevaarlijk waren.

Haar moeder had haar op het hart gedrukt om bij ze uit de buurt te blijven.

Genesis huiverde en schudde haar hoofd. Ze moest helder worden en zich niet laten afleiden door gedachten van dit kaliber. Daar was geen tijd voor en het zou de missie in gevaar kunnen brengen.

Het belangrijkste was nu dat ze veilig aankwamen in Esmalta.

De hele avond reden ze dan ook door. Heel soms stopten ze, om de paarden wat te laten drinken van de schaarse beekjes die ze tegenkwamen.

Syren deelde een paar stukken brood met boter met Genesis en ze plukten wat appels uit de bomen om die snel naar binnen te werken. Genesis masseerde de benen van Nebula om stijfheid te voorkomen, maar zadelde haar nooit af wanneer ze bleven staan. Zelf deed haar achterste zeer van de uren in het zadel, maar Syren spoorde haar aan om door te gaan.

Tijd om te rusten was er niet want ze hadden maar een paar uurtjes nog om voor het donker aan te komen in Shaden.

Gelukkig was het uithoudingsvermogen van de paarden zo goed als perfect en konden ze uren aan een stuk blijven draven. Zelfs het pakpaard hield hen goed bij en Genesis spoorde het aan door ertegen te praten wanneer het beest dreigde te vertragen.

Uiteindelijk lengden de schaduwen zich en speelden ze over het pad en tussen de takken van de bomen toen Shaden opdoemde aan de horizon.

Genesis zuchtte opgelucht en Syren onderdrukte een lachje. 'Het is nog een half uur, gok ik. De stad lijkt dichterbij dan ze is.'

Genesis rolde met haar ogen en mompelde iets onverstaanbaars terwijl ze Nebula aanspoorde om sneller te gaan en ingespannen naar de contouren van Shaden keek. Ze wilde een bed, eten en slapen. Meer had ze niet nodig.

Stof vloog omhoog in beigekleurige wolken terwijl de drie paarden de vlakte over stormden. Genesis lachte toen de wind aan haar haren rukte. Syren liet Solum vooruit rijden en samen kwamen ze uiteindelijk aan bij de poorten van Shaden.

Shaden was ongeveer de helft kleiner dan Novarum, maar hoorde nog steeds bij de grotere steden. Een wachttoren torende boven de stad uit en Genesis keek met open mond omhoog van bewondering.

Ze liet haar paard vertragen tot ze in stap bij de poort stopte en een wachter naar hen riep. 'Wie is daar?'

Syren stuurde Solum naar voor, zuchtte en wilde zijn formulier tevoorschijn toveren, maar werd onderbroken door een stem die mompelde: 'Ze horen bij ons.'

Na wat gemurmel en gemopper, gleed de poort ratelend open. Verbaasd reden Syren en Genesis Shaden binnen.

Twee mannen met donkere mantels wachten hen op en bogen diep. 'Syren en Genesis?' vroegen ze. 'Wij zijn gezanten van Duvall om jullie hier te begeleiden en deze nacht te beschermen.'

Van Duvall? Genesis fronste. Was hij bezorgd?

'Hoe kunnen we jullie vertrouwen?' vroeg Syren met scherpe stem. De mannen glimlachten kort. 'We dachten al dat jullie dit antwoord zouden geven. Volg ons maar.'

Syren en Genesis wilden een veelbetekenende blik, maar stuurden de paarden toch achter hen aan. De mannen leiden hen naar een gezellige herberg. 'Er is al betaald. Jullie kunnen de paarden hier stallen en boven wachten warme bedden en eten op jullie.'

Syren gleed soepel van zijn paard. 'Nog steeds weten we niet of jullie de waarheid wel spreken.'

Eén van de mannen zuchtte en ontdeed zich van zijn mantel. Hij droeg de kleren van het leger van de Elite en de blik in zijn ogen was streng, dwong gezag af. Hij keek Syren doordringend aan en opende zijn hand.

Op de palm verschenen kleine vlammetjes die steeds verder aanwakkerden en over zijn lijf kropen. Uiteindelijk stond zijn gehele lijf in brand, maar de man leek er niets van te voelen. Hij keek hen aan door het vuur. 'Ik ben – net als mijn metgezel – een soldaat van het leger van de Elite. Ik ben een Begaafde.'

'Geen Dwaler?' durfde Syren nog te vragen en Genesis slikte hoorbaar.

De man keek hem kil aan. 'Nee. Ik ben geen Daemon.'

'Hij draagt de kleren van het leger,' zuchtte Genesis, 'en hij spreekt uit naam van Duvall. We kunnen hem wel vertrouwen.'

Syren trok sceptisch een wenkbrauw op, zijn mond was een dunne streep. Genesis porde hem tegen zijn arm toen ze afstapte. 'En er wacht een warm bed en eten op ons.'

Bij die woorden leek hij te zwichten. Genesis sloeg een arm om hem heen en de mannen voerden de paarden van hen weg. Ze hadden hun rust zeker verdient en Genesis gaf Nebula nog een korte aai over haar zijdeachtige snuit.

Samen met Syren liep ze de herberg in en de waard zwaaide vrolijk naar de twee uitgeputte mensen. Een heerlijke warmte maakte zich meester van hen en Genesis had zin om zich op te krullen, maar eerst moest er gegeten worden.

Syren trok haar mee en ze bestelden de beste maaltijd die er was. Toen liepen ze naar een tafeltje dat afgelegen, in een hoek van het vertrek, stond en gingen zitten. Syrens knie drukte tegen die van Genesis en haar wangen begonnen te gloeien.

Syren keek haar aan. Donkere kringen waren onder zijn paarse ogen te zien. 'Kan je geloven dat we hier zijn?'

Genesis schudde haar hoofd. 'Nee. Echt niet. Waar is de tijd dat ik nog een gewone dienstmeid was...'

'Dat was gisteren.'

Genesis keek hem verbijsterd aan en zuchtte diep. Ze wreef over haar armen en voelde zich soezerig worden, maar dwong zichzelf om wakker te blijven.

Na een paar minuten verscheen de waard met een heerlijk gebraden varken en verse groenten. Hij zette het eten voor hen neer en ze bestelden wat te drinken. Syren en Genesis vielen aan op het eten en schrokten het uitgehongerd naar binnen.

Het vet droop van hun kaken toen ze uiteindelijk klaar waren en beschaamd droogde Genesis haar mond met een servet. Nu haar maag vol zat, zakten haar ogen echt helemaal dicht. Ze wilden nog een warm drankje bestellen, maar plots werd het donker om haar heen.

Ze zakte maar haar hoofd op tafel en sloot vermoeid haar ogen. Meteen werd de wereld een waas om haar heen en Genesis voelde nog net hoe Syren haar in zijn sterke armen trok en haar naar boven droog.

'Slaaplekker,' mompelde hij met zachte stem en zijn lippen raakten kort, nauwelijks merkbaar, haar voorhoofd.




NOX - De BegaafdenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu