'Jullie zijn een jaar of zeventien,' mompelde de wachter. 'Wat voor spelletje spelen jullie?'

Syren zuchtte overdreven luid en Genesis bedacht zich dat dit uit de hand zou kunnen lopen. Het was stom om nu al te laten merken dat ze niet zomaar burgers waren, maar een andere optie hadden ze niet.

Daarom stuurde Genesis haar paard naar voren. Syren liet Solum een paar passen achteruit zetten. De wachter vestigde zijn blik nu op Genesis en een onaangename grijns trok aan zijn mondhoeken terwijl hij zijn ogen over haar gezicht liet glijden. Het meisje hield zich zo kalm mogelijk. 'Wilt u bewijs?' vroeg ze kalm.

Meteen knikte hij en stak een hand uit.

Syrens ogen volgden iedere beweging die hij maakte terwijl Genesis haar hand in haar zak liet verdwijnen en het formulier eruit viste. Ze gaf het aan de wachter, die het geïnteresseerd openvouwde en zijn ogen over het papier liet glijden.

De grijns verdween van zijn gezicht en verstrakte. 'Het spijt me zeer,' deelde hij met zakelijke stem mee en gaf Genesis het formulier terug. Glimlachend nam ze het aan. 'Als u de poort nu opendoet, is het u vergeven.'

De wachter salueerde en ging er als en haas vandoor. Syren keek Genesis sceptisch aan. 'Zo kon het ook ja,' mompelde hij.

'Het maakt niet uit,' zei ze. 'Hij zal het niet laten doorlekken. Hij kent zijn baan.'

Maar Syren fronste. 'Dat zullen we nooit zeker weten.'

Genesis had geen tijd om te antwoorden, want de poort gleed ratelend open. Ze staarde uit over de vlakte die voor hen lag. Haar hart bonkte opgewonden in haar keel.

Syren snoof de frisse lucht op en sloot even zijn ogen. Genesis voelde zich vrij en draaide zich om in het zadel.

Het Castelio torende boven haar uit, maar deze keer kon ze ernaar kijken zonder zich ermee verbonden te voelen. Ze bekeek de grijze, harde muren van de burcht waarin ze opgesloten had gezeten en een flauwe grijns trok aan haar mondhoek. Dat was allemaal voorbij.

Syren gaf Solum de sporen en het goudkleurige paard schoot vooruit. Lachend liet Genesis Nebula achter hen aandraven en samen reden ze de poort door, die zich achter hen sloot.

'Alles is anders,' mompelde Syren. 'Vanaf nu zijn we Begaafden.'

Een zweem van weemoed verscheen in zijn paarse ogen toen hij zich voor de laatste keer omdraaide in het zadel en naar het Castelio staarde. Hij knipperde een paar keer, schraapte zijn keel en keek Genesis aan. 'Ik moet geen afscheid van je nemen.'

Ze glimlachte. 'Nee.'

'Ik had je gezegd...' Hij haperde en krabde in zijn bruine haren. 'We zien wel.'

Genesis' mondhoeken trokken verder omhoog en haar hart bonkte wild tegen haar borst. Ze wist wel wat hij had willen zeggen en het deed haar goed. Syren zou haar niet verlaten en wie weet konden ze samen een toekomst opbouwen wanneer ze hun opleiding volgden.

Syren spoorde Solum aan en samen reden ze het zandpad over. Onderweg gleden Genesis' gedachten rond.

Ze was nerveus, maar ook verwachtingsvol. Er waren zoveel mogelijke manieren om haar Gave te gebruiken dat ze er duizelig van werd. Ze had tientallen verhalen gehoord en ieder vertelsel was al even verrassend geweest. Het meisje keek omhoog naar de wolken die loom voorbijdreven aan de donker wordende hemel.

Het zou niet lang meer durven of ze kon alles beheersen. Ze zou geen moeite meer moeten doen om haar Gave aan te roepen, maar zou mee kunnen vechten in het leger om Terra – haar land – te verdedigen tegen het kwade.

Genesis kreeg een gelukzalige glimlach op haar gezicht en blikte naar Syren. Die reed voor haar, zijn rug recht en strak. Samen met hem zou ze vechten. Zij aan zij.

NOX - De BegaafdenWhere stories live. Discover now