Hoofdstuk 16

112 12 7
                                    

In het Woud is het nauwelijks beter. De wind is daar minder aanwezig, maar de bomen ruisen angstaanjagend en de zon is al even ondergegaan, wat voor een donkere, bewegende muur aan onbekendheid zorgt. Het zal intussen - bij een normaal huishouden - rond etenstijd zijn.
Bovendien is Sander ondertussen klaar met zijn gevecht en zij heeft nauwelijks voorsprong. Het verbaast haar dat ze überhaupt op tijd in het Duistere Woud is gekomen voordat hij daar ook arriveerde.

Behoedzaam kijkt Jocelyn toe hoe hij katachtig naar haar toe sluipt. Zij ziet zijn silhouet, afgetekend tegen de lichten van Buitenhaven en de maan - gedeeltelijk verduisterd door dreigende wolken - en weet dat hij haar minder goed zou moeten zien. Als hij geen weerwolf was geweest, had ze van hem weg kunnen komen. Het bos is groot genoeg om zich in te verstoppen.

Maar hij ís een weerwolf en zijn reukzintuig is uitmuntend, net zoals zijn zicht.

Ze voelt zijn blik op zich branden, terwijl ze om de dikke boom heen gluurt waarachter ze uit aan het hijgen is.

"Luna, vertel me eens. Wat is je echte naam?"

Zijn stem klinkt zo kwaad. Het zorgt er niet echt voor dat ze zich gewillig genoeg voelt om hem te antwoorden.
Jocelyn duikt weg achter de boom en probeert zo stil als ze kan verder te sluipen. Haar voeten soppen nu al in haar schoenen, de gevallen bladeren die ze ermee schept zijn ijskoud en zompig.
Haar vingers zijn ook koud en nat door dat ze al tastend alle bemoste bomen aanraakt. Haar ene hand is zelfs plakkerig omdat die in wat hars is blijven kleven. Dat laatste geeft aan dat het niet vriest, hoewel het wel zo aanvoelt.

Haar dag, die toch best goed - uitgerust - was begonnen, gaat in sneltreinvaart bergafwaarts.

Sander bevindt zich niet meer tussen haar en Buitenhaven in. Hij verschijnt recht voor haar, haar met zijn geluidloze omweg aangevend dat ze niet aan hem kan ontsnappen.
Direct draait ze zich om, weer terug naar hun startpunt. Ze is verder in het Woud gegaan dan ze dacht, inmiddels ziet ze geen flonkerende lichtjes meer. Slechts rijen bomen en een optrekkende duisternis.
Het maakt dat ze zich eenzaam voelt, helemaal alleen in dit uitgestrekte en donkere bos. Althans, alleen met... hem.

Gek genoeg voelt ze zich niet bang. Zijn toon is boos, nou: zij is ook boos. Wat is zijn bedoeling?

Sander blijft haar vragend aankijken, ze ziet zijn ogen glanzen in het licht van de sterren die tussen de bomen doorschijnen.

In plaats van zijn vraag te beantwoorden, stelt ze er zelf een. "Wat moet je van me?"

Zijn antwoord is een snauw: "Op dit moment niks. Jij krijgt wat van mij. Ik neem je mee en ik ga je leren kennen. Je begeleiden en opvoeden."

Jocelyns lach is snijdend en verstoken van elk soort blijdschap. "Me opvoeden?! Waar heb je het in Selenesnaam over?"

Zijn toon is net zo spottend. "O? Je wilde beweren dat je het nu allemaal prima voor elkaar hebt? Mannen die je betasten en die jij een lapdance geeft? Die je betalen voor seks?"

Jocelyn komt in opstand. Giftig zegt ze: "Ik hoorde je vannacht anders niet protesteren." Ze weigert hem te vertellen hoe het in werkelijkheid zit - dat ze nog niet eerder een lapdance heeft gegeven en ver van de klanten vandaan blijft. Ze bezit nog wel íets van trots, hoewel hij het tegendeel beweert.
"Jij hebt niks met mijn leven te maken. Laat me met rust." Haar stem klinkt minder gebiedend dan ze had gewild, ze haat het smekende toontje die erin is geslopen. De adrenaline die haar angst in het gareel wist te houden is bijna aan zijn eindje. De doodsangst steekt de kop op.
Deze man is haar de baas en ze is alleen met hem in het Duistere Woud. De kou en de vochtigheid zouden op haar hand moeten zijn, want wie houdt er nu van om in de steeds donker wordende nacht in een bos rond te sluipen?
Ze sluit haar ogen als ze het antwoord daarop al weet: weerwolven houden daar van.

De geliefdenWo Geschichten leben. Entdecke jetzt