Hoofdstuk 5

126 13 9
                                    

Het is nog steeds vroeg in de ochtend als ze het bos uitloopt en voor het eerst sinds maanden weer wat beschaving ziet. Ver voor haar uit schittert Havenpoort in het herfstzonnetje en ondanks haar lichamelijke ongemakken en verraden gevoel, merkt ze ook een opgewonden gewaarwording op in zichzelf. Ze heeft het namelijk gered: haar plan was om naar Havenpoort te trekken en dat is haar gelukt.
Ze staat even stil, de groene rand met uitlopers net achter zich, om alles in zich op te nemen. Wat ze ziet is een stadje op ongeveer een kilometer afstand. De skyline geeft aan dat er slechts enkele flatgebouwen zijn, de andere hogere daken lijken van kerktorens af te komen en verder bestaan de zichtbare gebouwen voornamelijk uit woonhuizen van diverse afmetingen en hoogtes.

Dichterbij, enkele tientallen meters van de bosrand af, staat er een wat eenzaam groot gebouw, op gepaste afstand van de stad. Nieuwsgierig loopt Jocelyn daar wat dichter naartoe. De gevel is saai en geeft niet veel weg, maar uiteindelijk kan ze lezen wat er boven de dubbele deuren staat: Avondclub Buitenhaven.

Direct maakt ze zich een voorstelling van dansende weerwolven en schudt even met haar hoofd om die beeltenis weer kwijt te raken. In Havenpoort zijn er net zoveel normale mensen inwoner, als dat er weerwolven zijn; zo niet meer. Ze durft niet te hopen dat ze heel veel halfwolven of ander soortgelijk volk tegen zal komen, maar stiekem verwacht ze daar wel wat van.

Een vlaag koude lucht laat haar tegelijk rillen en hoesten en ze beseft dat ze door moet, langs de club en naar de stad. Maar dan moet ze nog een kilometer lopen en omdat er op dit tijdstip waarschijnlijk toch niet gedanst zal worden, merkt ze plotseling dat haar benen haar naar de club dragen. Misschien kan ze bij Buitenhaven even op adem komen, eventueel wat eten en drinken - inmiddels voelt ze haar maag samenkrimpen door het gebrek aan voedsel - en daar wat meer informatie inwinnen over de stad zelf.
Steeds meer overtuigd van dit idee, worden haar stappen zelfverzekerder en uiteindelijk verwacht ze niet anders dan dat er wordt opengedaan als ze uiteindelijk voor de donkerbruine massieve deur staat en aanbelt.

Ze moet zo lang wachten, dat de moed langzaam maar zeker wegsijpelt en het is slechts ongeloof die ervoor zorgt dat ze nog geen stap heeft gezet, als ze plotsklaps een sleutel in het slot om hoort draaien. Haar hart springt op en de deur zwaait open.
"Ja?" de man die open heeft gedaan is ontegenzeggelijk volkomen menselijk, gezien zijn volstrekt middelmatige uiterlijk, en kijkt haar aan met waterige lichtblauwe ogen. Hij lijkt nog niet zo oud te zijn, misschien eind twintig.  

"Dag meneer, zou ik hier misschien wat eten kunnen krijgen, voordat ik verder naar Havenpoort ga?" vraagt Jocelyn beleefd.

De houding van de ander verandert direct. Waar hij eerst enigszins wantrouwend naar deze indringer van zijn rust aan het kijken was, de deur maar net voldoende geopend om zijn hoofd door het gat te kunnen steken, duwt hij die inmiddels wijder open en bekijkt haar vervolgens van top tot teen.

"Je komt uit het Duistere Woud? Ben je een weerwolf?"

Dat maakt gelijk duidelijk dat deze man op de hoogte is van de meer fantasierijke kant van de wereld.
Jocelyn twijfelt of ze wel direct al haar kaarten open en bloot op tafel kan leggen en liegt glashard: "Ik ben geen weerwolf, maar ben er wel door eentje begeleidt tot de rand van het bos."

"Waarom is hij niet meegekomen?"

"Eh..." Jocelyn is te moe om met een plausibel antwoord te komen en maakt slinks gebruik van haar lichamelijke toestand. Ze wankelt even en dat heeft direct het gewenste resultaat.

"Ach, meiske toch. Kom binnen. Laat ik je eerst wat eten en drinken aanbieden, voordat ik je het hemd van het lijf vraag."
De man lacht om zijn eigen grap en loopt voor haar uit, het gebouw in.

Ondanks haar moeheid, kijkt Jocelyn toch bewonderend om zich heen als ze door de luxe uitziende lobby lopen, een grote zaal in. Daar is het haar direct duidelijk dat het niet alleen een dansclub betreft, door het lange T-vormige podium dat de ruimte bijna in tweeën splitst, met aan de brede wand kamerhoge gordijnen die waarschijnlijk de kleedkamers verbergen, de palen die op strategische plekken koud staan te glanzen en de twee kooien die - aan weerszijden van het podium - haar de rillingen over de rug doen lopen. Een groot deel van de begane grond is bezaaid met diverse soorten en maten tafels en stoelen.

De geliefdenWhere stories live. Discover now