Proloog

253 16 34
                                    

Er was eens een meisje en haar leven begon perfect. Ze had een liefhebbende moeder, die er altijd voor haar was, en ofschoon haar vader al zijn liefde in haar moeder stopte - waardoor er eigenlijk niks voor het meisje overbleef - had haar moeder gelukkig liefde voor twee.

Terwijl vriendinnen hun ouders vaak als een restrictie-leggende bijkomstigheid zagen, waren deze moeder en dochter de allerbeste maatjes en praktisch altijd in elkaars nabijheid te vinden. Het leek zelfs alsof de moeder alleen leefde voor haar kind.
Het meisje had om die reden een onbezorgde jeugd, en ze had niet eens zoveel behoefte aan vriendinnen. Ze had haar moeder immers.
Haar ouders hadden haar een roepnaam gegeven dat 'speels', of 'vrolijk' betekent. En dat was zonder meer haar karakter ten voeten uit.

Ze deden van alles samen. Het feit dat haar moeder al jong een ouder werd, zou daar misschien mee te maken hebben gehad. Of het gegeven dat haar dochter enig kind is gebleven. Of simpelweg haar zonnige, blije karakter.
Haar moeder kon ontzettend goed zingen, en het huis was vaak gevuld met de liederen die ze moeiteloos van bekende en minder bekende artiesten overnam of zelf ter plekke bedacht. Het in eerste instantie schrille stemmetje van het jonge meisje zorgde voor een lieflijke tweede stem waardoor voorbijgangers vertederd bleven luisteren als ze het geluk hadden om het op te kunnen vangen.
Het meisje wist het niet, maar dat gezang stond garant voor haar oorlogsvrije kindertijd.

Ze leken op elkaar. Haar moeder was een mooie vrouw en heren, vreemdelingen of niet, keken altijd even naar haar om.
Ze hadden daarna steevast een wat onnozele blik in hun ogen als ze licht hun hoofd schudden om weer over te gaan op de gang van zaken.
De moeder was zich van de blikken bewust, waardoor ze het gewend zou moeten zijn, maar verstrakte toch elke keer. Haar vader had dan een alwetende blik op zijn gezicht en leek zich nooit zorgen te maken. Het bleek dat daar ook geen reden toe was, hun ouders waren volkomen toegewijd aan elkaar.

Met haar - ietwat vreemde maar warme - chocoladebruine ogen, haar steile zilverblonde haren en ranke gestalte met eenvoudige maar stijlvolle kleding, was haar moeder zonder meer een lust voor het oog.
De inwoners van het dorp voelden liefde voor haar, maar vreesden haar echtgenoot.
Hij was een strenge man zonder humor, en hij stond op zijn strepen. Als de leider was hij bevoegd om volledige gehoorzaamheid te eisen van zijn onderdanen.

Af en toe botste dat, zeker als hij zijn speciale stem gebruikte tegen gelijkwaardige personen, zoals leiders uit omliggende stammen.

Haar moeder wist haar dochter goed af te schermen van alle politieke rompslomp, en er was voldoende van dat laatste, maar ze wist ook dat ze er mee te maken zou moeten krijgen. Zij was immers de dochter van een Alfa hoewel zij zelf geen Alfa zou worden.
Een meisje kon onmogelijk leiden, zo dacht men. Naar verluidt waren ze zelfs in het tolerantere naaste land, Mångata, nog niet zo ver.
Een jaar voor de geboorte van het meisje was er in dat buurland veel gebeurd. Een weerwolfkoning met zijn koningin hadden destijds hun rechtmatige troon opgeëist in Mångata, waardoor dat land langzaam maar zeker van wild en oncontroleerbaar, naar beschaafd en geordend ging - mede te danken aan de spaarzaam bevolkte grond, grotendeels overwoekerd door het Duistere Woud - maar daardoor is het verschil met het heetgebakerde, door vele oorlogszuchtige stammen bespikkelde Grim Empire nog groter geworden: in het nadeel van dat laatstgenoemde land.

Hoewel de moeder van het meisje zelf geen wolvenbloed door haar aderen had stromen - een curiositeit in het nauwelijks bezochte land, en zeker voor de vrouw van een leider - hield de Alfa onvoorwaardelijk van zijn vrouw en kon ze niks verkeerd doen in zijn ogen. Maar zijn dochter bekeek hij altijd met een niet te peilen blik van top tot teen.

Toen ze vijftien werd, veranderden leeftijdgenootjes van haar achter elkaar voor het eerst in hun wolf, en de tiener wilde maar wat graag volgen.
Maar dat mocht niet zo zijn.
Haar vader sloot zich nog meer af en liet de complete opvoeding over aan zijn vrouw.

Die vertelde haar dochter vol liefde dat het voor haar niet uitmaakte of ze haar wolf kreeg of niet. En dat máákte haar ook niks uit, dat bleek uit alles. Het ging haar om het karakter van haar grote kleine meid, en ze vond niet dat daar ook maar iets mis mee was.
Heel af en toe zag ze wel hoe haar geliefde ouder haar een zorgelijke blik toewierp. Zij vond het niet fijn hoe haar moeders voorhoofd dan gefronst was, in combinatie met die treurige ogen. Maar de tiener wist dat dat vooral kwam om wat anderen misschien zouden doen of vinden omdat zij anders was dan de rest. En anders zijn op die leeftijd is nooit goed. Daar wist haar moeder alles van - als enige mens tussen de weerwolven - en dat gunde zij haar dochter niet.

's Nachts, als de puber eigenlijk hoorde te slapen, werd ze weleens wakker als haar ouders hun stem verhieven en haar naam werd dan meermaals met nadruk genoemd. Ze begreep niet altijd alles wat er gezegd werd, want ook de politiek werd erbij gehaald. Maar wat ze wel opving, was vaak onvoordelig.

Maar ze had niet het gevoel dat ze iets miste. Want je kunt eigenlijk niet missen wat je nooit hebt gekend, zeggen ze.
Al zag ze vaak dat leeftijdsgenootjes de bossen in renden, die hun stam omringden, en als ze uiteindelijk weer terugkwamen met rode wangen en glanzende ogen van de avonturen die ze in hun wolf beleefd hadden, voelde ze een pijnlijke steek in haar binnenste.

De geliefdenWhere stories live. Discover now