Als Ares eindelijk arriveert, lopen we snel verder. Er zijn maar drie grote magazijnen in Milwaukee en die zijn ver over de stad verspreid. Wij gaan langs twee grote magazijnen en dan langs een aantal winkels. Dat is mijn gewone rondje in Milwaukee, maar ik verander die nog wel eens, omdat gewoontes gevaarlijk zijn in het Jagersvak. Ik geef de haarspeld aan Ares voor het volgende slot waar we doorheen moeten, want hij moet dit ook leren. Ik wacht geduldig tot hij klaar is met het slot, wat wel eeuwen lijkt te duren. Ondertussen bekijk ik de omgeving van het magazijn nog eens goed. Zoals gewoonlijk zijn het allemaal kantoren, die de zon blokkeren en met grote schaduwen op de grond spelen. Het zijn hoge gebouwen, waar waarschijnlijk verschillende bedrijven in werken. Ik weet niet welke mogelijkheden je qua werk nog hebt in de grote steden, maar toen ik nog in Chicago woonde, had je maar een beperkt aantal opties. Zo was het Bestuur van de stad nou eenmaal ingedeeld. Je had de soldaten, die men ook wel eens politie noemde, je had onderzoekers, als mijn moeder en vader, je had bedrijven die voor voedsel en andere levensmiddelen zorgden en je had de leiders, die heel dik met de onderzoekers waren. Natuurlijk waren er wel meer bedrijven, maar ik kende hen niet en ik had ook nooit de mogelijkheid om ze te leren kennen.

Eindelijk is Ares klaar met het slot. Hij overhandigt dat aan mij en ik stop het vlug in mijn zak, zodat niemand het ziet. Dan lopen we het magazijn binnen. Mijn neus loopt meteen vol met de geur van oude boeken en voedsel, maar ik laat me er niet door afleiden. Ik zeg tegen Ares dat hij de linkerkant moet nemen en dat ik wel rechts zal gaan. Ik vul mijn tas nog een deel met voedsel en loop daarna – een halfuur, uur later – naar de deur, waar Ares al klaarstaat. Zonder nog een woord te delen, lopen we de deur uit. Ik klik het slot weer vast en we lopen naar de dichtstbijzijnde winkel, die vast in een verbinding staat met de magazijnen die we zojuist beroofd hebben.

De winkels zijn het gevaarlijkst, omdat je jezelf dan werkelijk tussen het dagelijks leven van de elite gooit. De magazijnen zijn misschien ook nog voor zwervers, voor de mensen die geen onderdeel in het Bestuur vervullen. De winkels zijn alleen voor de mensen die werkelijk geld hebben, waar geld nog werkelijk een waarde heeft. Dit is maar een heel klein deel van de bevolking die nog overgebleven is; nog een kleiner deel als je de zieken meetelt. Ik loop door de deur van de supermarkt en word als gewoonlijk overspoeld door een gevoel van thuis. Het is vier jaar geweest sinds ik tot deze mensen behoorde. De elite was gewoonte voor me. Ik kan niet anders dan mezelf verachten, maar daar zie ik de nut niet van in. Snel loop ik door de schappen en pak ik een mandje.

Ik fluister naar Ares dat we moeten doen alsof we een connectie met elkaar hebben, die anders is dan Jagerpartners of vrienden. Ares stelt voor om familie voor te stellen en ik stem daarmee in en dus doen we behoorlijk close en stellen we elkaar dingen voor die de denkbeeldige ‘mam’ en ‘pap’ nodig zouden hebben. We hebben altijd wel een beetje normaal geld bij ons, maar dat is alleen om één product mee te betalen. De rest horen we allemaal mee te smokkelen. Soms gaat dit wel eens mis en vragen ze of ze de tassen mogen controleren. We worden dan geacht om op onze grootste snelheid de winkel te verlaten.

Ik ben een meester in het zakkenrollen dus ik rol van een aantal mensen hun portemonnee en stop die in mijn grote zakken. Ondertussen loopt Ares te klungelen met zijn tas, waarbij gevolgen de gestolen producten zijn. We lachen een beetje om elkaars klungeligheid, zoals normale tieners zouden doen. Het probleem is waarschijnlijk dat wij niet uit normale families komen en die acteren dus moeilijk kan zijn. We proberen een beetje, maar verder zal het vast niet komen.

Uiteindelijk betalen we alleen wat kauwgom, zoals tieners vaak doen; nutteloze producten kopen. Met de enorme waarde op onze schouders lopen we zorgeloos door de deuren van de winkels. We rennen door de straten van de stad heen, op weg naar huis. Ik hoor wat geluiden uit sommige dunne straten die me verbazen, maar ze weerhouden me er niet van om verder te rennen. Ares in tegendeel wel. Hij stopt, roept mijn naam en rent dan door een van de steegjes heen. Ik heb geen andere keus dan hem volgen. Woedend ren ik achter hem aan, terwijl ik hem in mijn hoofd bekogel met de ergste scheldwoorden die ik maar ken. Uiteindelijk komen we uit op een groot plein, waar verschillende mensen aan het vechten zijn. De lagere bevolking is bewapend met wat oude wapens, pistolen van vijftig jaar geleden, wat zwaarden en keukenmessen. De soldaten van het Bestuur zijn echter bewapend met het nieuwste van het nieuwste.

VirusWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu