Nu zag de mensheid pas de werkelijke vernietiging van de wereld. Veel plaatsen waren onleefbaar geworden. Landen kwamen tegenover elkaar te staan, vechtend om dat ene stukje grond. Een jaar na de Opklaring, kwam een oorlog, die alle overige mensen inhield. Veel mensen gingen dood en de mensheid vernietigde zichzelf, maar zoals altijd waren er een aantal mensen die bleven leven. Net genoeg mensen om de mensheid voort te zetten. Toen de Verbrijzeling afgelopen was, kregen we het volgende probleem. Een ziekte, die we het Virus noemden. Een ziekte gemuteerd uit kanker en ebola en misschien ook HIV. Ze maakten samen een ziekte die zo dodelijk was, omdat het al bij aanraking een ander kon infecteren. Maar de leiders van een aantal landen, besloten een eenheid te vormen en voor oplossingen te zoeken. Ze bouwden een aantal krakkemikkige huizen op veel te warme plaatsen en exporteerden alle zieken daar naartoe. Toen begonnen ze met het bouwen aan een groot testcentrum, waar iedereen eerst getest moest worden, voordat ze de nieuwe stad binnen mochten.

Mijn familie werd toegelaten en alles leek voor een moment perfect te zijn, omdat mijn ouders een goede baan bij de Oplossing hadden. Het was een bedrijf dat experimenten deed op mensen en probeerden een medicijn te vinden dat de mensheid zou redden. Dat dachten we tenminste. Midden in de nacht, op een betekenisloze dag als altijd, kwam Wouter binnen. Hij had allemaal tassen bij zich en vertelde me om op te staan en alleen de spullen mee te nemen die belangrijk voor me waren. Ook zei hij dat ik stil moest zijn. Dus dat deed ik, en tien minuten later stond ik in de kamer van Wouter en Louis, die al bezig waren met een uitweg. Wouter zei fluisterend dat ik stil moest doen en ging toen verder. Ik deed wat hij zei en ging op een bed zitten. De vragen suisden door mijn hoofd heen, maar ik kon er geen draad aan vastknopen. Ik wist niet wat er aan de hand was en waarom we onze ouders niet waarschuwden. Wouter was toen nog maar zestien geweest, net zo oud als ik nu, maar hij had een stuk minder meegemaakt en ik vind het nog steeds bijzonder dat hij onze ouders zo heeft kunnen verraden. Louis was toen nog maar acht, maar hij deed, net als ik precies wat Wouter zei. Wouter begon pas te vertellen, toen we al ver van het huis verdwenen waren.

Hij vertelde ons dat onze ouders met hun werk geen medicijn probeerden te vinden, maar dat ze mensen immuun wilden maken voor het virus. Dat was helemaal niet zo erg, maar het waren de bijwerkingen die erbij zaten en die de mens niet meer  menselijk maakten. Als je het medicijn binnen gespoten kreeg, werd je jezelf niet meer. Alles wat je deed, werd door de leiding opgegeven. Je werd een soort robot. Ze hadden dit al op een groot deel van onze stad geprobeerd. Wouter wist pas veel later wat de andere effecten waren van het medicijn. Hij vertelde ons dat onze ouders de spuiten al hadden klaarliggen en dat ze school hadden afgebeld, omdat we duidelijk een dag nodig hadden om van de bijwerkingen bij te komen. Hij was hier allemaal door afluisteren achter gekomen. Hij vertelde ons dat zijn vriend Daniel naar een grot was gevlucht, waarna hij van hem niets meer had gehoord. Hij had bepaalde kaarten en brieven gevonden in Daniel’s kamer en daarmee was hij aan de slag gegaan.

Binnen een dag hadden ze de Titaan gevonden. Louis was moe en moest veel huilen en Wouter en ik probeerden onze ogen open te houden. We kregen een kamer toegewezen, waar we een dag lang hebben geslapen. Toen kregen we het hele verhaal van de Titaan te horen. Wouter begon met het rondvragen naar Daniel, maar niemand had ooit nog iets van hem vernomen. Het verhaal gaat dat hij ergens in de woestijn is vermoord door een dier of een ziekte. Er waren toen we daar kwamen nog weinig mensen en ze hadden veel moeite met overleven, maar ze konden onze hulp goed gebruiken. Wouter ging na een paar dagen het bestuur in, waar ze veel mensen misten. Ik bleek goed te zijn in het roven van overlevingsspullen en Louis werd ingedeeld bij Denkers, door zijn grote vermogen van het zien van patronen. Zo is het nu nog steeds. Niemand heeft er bezwaar tegen.

Een jongen met donkere krullen en lichtgroene ogen ploft naast me neer. Benjamin, maar wij noemen hem Ben. Hij is mijn beste vriend. We kwamen ongeveer op dezelfde tijd in de Titaan en we werden in dezelfde groep ingedeeld. Sindsdien zijn we niet alleen vrienden, maar ook partners en daardoor moeten we veel op elkaar kunnen vertrouwen.

VirusWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu