De macht der gewoonte

By veelzeggend

5.9K 499 71

WATTY AWARD WINNER 2020: YOUNG ADULT Sigrid is een laatste schakel in een reeks familieleden die nogal twijfe... More

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
21
22
23
24

20

176 16 2
By veelzeggend

KUTBABY

Één van mijn vissen is dood. Ik gooi hem weg.

Ze vraagt of ik wel eens aan haar denk. Natuurlijk, zeg ik, altijd, omdat ik ook echt altijd aan haar denk, maar ze bedoelt het niet zo.

'Zeg maar... denken.'

'Ja, dat zeg ik toch? Denken.'

'Nee, maar-' ze zucht. We liggen op mijn bed. Mijn moeder laat ons met rust, maar sinds Berty weer bij ons is komen wonen, hebben we hier geen privacy. Fivel hangt met haar hoofd van mijn bed af. 'Als je alleen bent.'

Ik knik.

'Écht alleen. Zeg maar... 's avonds in je bed alleen.'

Ik knik weer. 'Altijd.'

Ze lijkt nog steeds niet tevreden, maar laat het erbij. Haar neuspiercing is gaan zweren. Zoenen doet zeer, tenzij ik niet tegen haar neus bots, maar dat gaat moeilijk. Nu heeft ze vijf zuigzoenen in haar hals, omdat ze zegt dat we toch iets moeten.

Ik denk dat Timo overdreef, want niemand op school lijkt te weten van wie de zuigzoenen zijn, behalve Lola, die ik overigens ook niet meer spreek.

Ik ben nog steeds een slet en Fivel is een kutwijf.

Soms schrijf ik die woorden in mijn hoofd op de grafstenen die we naast elkaar gaan zetten. Hier liggen: slet en kutwijf, en dan zie ik ze het liefst met dezelfde achternamen.

Maar we zien wel wat daar van komt.

'Mooi horloge,' zegt ze.

'Bedankt. Van mijn moeder gekregen.'

'O.' Ze knikt. 'Zomaar?'

'Nee, voor mijn verjaardag.'

'Vorig jaar?'

'Ja. November.'

Ze is even stil.

Ik hoor haar terugtellen.

'Vorig jaar als in vorig jaar vier maanden geleden?'

Ik knik.

Ze springt op. 'Kutwijf!'

'Wat?'

'Je bent al lang jarig geweest en dat vertel je me niet even!'

Ik haal mijn schouders op.

'Je bent al achttien?'

Ik knik.

Ze stompt me.

'Auw,' lach ik.

'Waarom zeg je dat niet!'

Ik haal mijn schouders op. 'Vier het niet.'

'Waarom?!'

'Mijn opa ging dood op mijn verjaardag. Dat vieren we we liever niet,' ik steek mijn been in de lucht, 'of dat vier ik liever niet. Het maakt mijn moeder niet echt uit en mijn oma vergeet steeds dat hij dood is.'

'Oké.'

Ze staat op. Ik kan niet vragen waar ze heen gaat voordat ze weg is.

Ik verveel me als Fivel er een middag niet is. Ik help mijn moeder wel met Hanna, maar baby's zeggen ook maar zoveel voordat je met ze uitgepraat raakt.

Die hele middag lang verveel ik me.

En opeens begrijp ik Timo, begrijp ik waarom hij haar belde zo gauw ze niet in zijn buurt was, waarom hij haar overal op kwam halen en altijd mee wilde; Fivel is een obsessie waar je niet van af komt.

Ik zie haar weer op school, maar daar worden er andere dingen van me gevraagd.

'Maar- wat bedoel je: niks gedaan?'

Meneer Brink geeft maatschappijleer. Ik heb geen maatschappijleer meer, maar hij is wel mijn mentor en soms noemt hij me Sanne, maar ik denk dat hij alles goed bedoelt.

'Gewoon,' zeg ik. 'Niet echt mee bezig geweest.'

'De inschrijvingen waren op 15 januari. Tenzij je een andere studie kiest, ben je voor dit jaar te laat voor een selectiestudie.'

Ik weet wel dat ik over mijn toekomst na moet gaan denken, maar ik wil het niet. Ik vind niks leuk naast Fivel, ik heb geen interesse in iets naast Fivel, ik heb geen hobby's naast Fivel. De enige reden dat ik wil studeren is omdat ik op kamers wil wonen.

'Econometrie heeft geen selectie,' zegt meneer Visser.

'Maar ik heb geen wiskunde B.'

'Nee, maar daar zou je een jaartje voor op de VAVO kunnen.'

Ik bespreek het met mijn moeder. Het collegegeld is te duur voor mij en mijn moeder.

Ik wil ook geen tussenjaar.

Ik wil helemaal niks.

Ik vertel niemand dat ik geen plan heb voor volgend jaar. Ik heb wettelijk gezien ook geen plan nodig. Ik mag als een boeddhistische monnik leven zonder te bestaan en dat is tot nu toe het enige wat me nog redelijk lijkt.

Soms denk ik dat ik misschien ook wel als mijn moeder kan leven, zonder opleiding, met twee baby's, falend in de liefde tot mijn sterfdag.

Maar ik haat baby's en ik wil niet falen in de liefde.

Fivel heeft een verassing voor me, zegt ze, voor mijn verjaardag, en ik doe wel alsof ik enthousiast ben, maar ik haat verassingen en dan vooral verassingsfeestjes.

Het is niet echt een verassing. Ze neemt me mee naar één van de drie snackbars in het dorp en deze is vlakbij het bungalowpark waar de man die mijn vader is in woont. Er zitten drie mensen en ik weet zeker dat ze hier altijd zitten. Het zijn van die mensen die je hier altijd tegen komt. Je haalt er patat en je komt thuis en dan zeg je: 'raad eens wie ik zag!' en dan zullen die drie namen genoemd worden.

Ze roken. De hele snackbar ziet blauw en de eigenaar roept in het Arabisch tegen zijn telefoon.

Fivel wil geen patat, dus ze betaalt voor mij, maar eet dan wel van mijn patat.

'Het is niet zoveel,' zegt ze. 'Het is ook stom, maar ik dacht- nou- ik vond hem zo grappig. Ik zag hem in de winkel en ik bleef om hem lachen. Ik dacht: dit moet ze zien, dus toen kocht ik het voor je. Voor je verjaardag.'

Het is een badeend. Hij draagt een zonnehoed en hij doet me denken aan de flamingo's in mijn vaders tuin.

'Ik koop echt nog wel een mooi cadeau voor je,' zegt ze dan, en ze lacht. 'Maar ik wist niet- nou ja.'

Ze schuift de badeend naar me toe. Ik kijk er naar. Knijp er in.

'Grappig.'

'Ja,' zegt ze. 'Nu kan je ook aan me denken als je in bad zit.'

'Ik heb geen bad.'

'Douche.'

'Goed. Ik zet hem wel in de douche neer.'

Ik stop de eend in mijn jaszak. Ze bekijkt me glimlachend. Soms denk ik dat ze echt van me houdt. Je geeft alleen badeenden met hoeden aan mensen van wie je echt houdt, omdat je weet dat ze niet boos gaan worden om het flutcadeau dat je ze gegeven hebt.

Dan vervaagt haar glimlach.

'Maar ik weet niet- ik wist niet of ik iets duurs voor je moest kopen of-'

'Maakt mij niet uit,' zeg ik. 'Al kocht je niks.'

'Nee, maar...' ze stopt haar zin. Ze schuift in haar stoel en ze peutert aan de slappe patat. Ze is nerveus. Ze aarzelt.

Mijn maag draait.

Ze lacht. Ze lacht omdat ze nerveus is. 'Nou, niet dat ik iets duurs koop en je het hierna niet meer wil.'

'Waarom zou ik het niet willen?'

Ze trekt haar hand weg. Ze zit zoals mijn moeder zit als ze me moet melden dat ze het wederom uit heeft gemaakt met één van mijn stiefvaders.

Ik word misselijk.

'Fivel.'

Ze kijkt naar me op. Ze glimlacht weer.

Mijn gezicht betrekt.

'Hoezo?'

'Ja, ik eh-' ze blijft glimlachen en krabt aan haar wenkbrauw. Ze kijkt weg - uit het raam. Ze wil eigenlijk huilen.

Ik wil ook huilen.

'Ik heb pas met Timo gesproken,' zegt ze dan. Ze peutert aan haar nagels. Ze kijkt me niet aan. 'En het- het was niets belangrijks of zo. Of- er-' ze zucht.

Ik kijk uit het raam. Ik voel de tranen tegen mijn ogen drukken.

'Het liep een beetje uit de hand,' mompelt ze zacht. 'Ik ben veel te ver gegaan.'

Ik weet niet wat die zinnen betekenen, maar ik wil het ook niet weten.

'Sorry,' zegt ze dan - nog zachter.

Ik blijf stil.

Ik kijk naar haar. Mijn stem is te luid. 'Hoe bedoel je "te ver gegaan"?'

Ze haalt haar schouders op. Ze kijkt me aan van onder haar wenkbrauwen. Haar ogen fonkelen.

'Nou ja... je weet wel.' Ik weet het niet. 'Maar het betekende niks. Dat wil ik je zeggen. Dat het niks was.'

'Je hebt met hem-' ik denk dat ik ga overgeven. Al het bloed trekt uit mijn gezicht weg en ik vraag me af waar al dat bloed in godsnaam heen kan stromen.

Ze zegt niks.

Ik sta op.

'Sigrid-' zegt ze dan.

Ik loop de snackbar uit. Ze komt me niet achterna. Ik denk dat ik uren loop. Ik laat de stomme eend achter in mijn vaders tuin en ik denk dat hij nog slaapt, want zijn huis is donker.

Als de zon onder gaat, heb ik nog steeds niet uitgevogeld hoe je iemand vertelt dat je je nabije toekomst hebt laten verpesten door iemand die niet om je geeft.

Mijn handen zijn koud.

Die niet voor je klaarstaat.

Mijn lippen gebarsten.

Die niet van je houdt.

Het is dooi. Alles druipt. Alles is nat. Alles is koud.

Ik ril als ik thuis kom. Mijn moeder heeft me niet horen aankomen. We zeggen niks tijdens het eten omdat Berty blijft klagen over het geluid dat de koelkast maakt.

Ik kan niet huilen als ik mezelf in mijn kamer opsluit.

Ik huil dagen niet. Dan opeens wel. Dan huil ik opeens dagenlang achter elkaar en negeer ik al haar berichtjes.

Dan ben ik boos op haar.

Het is raar wat verliefdheid met je brein doet. Rede bestaat niet en logica is iets uit een ander universum. Je bent slechts met twee dingen bezig: die ander en jezelf. Vooral jezelf. En je hebt het niet eens door.

Frank de kok rookt. Hij moet aan me merken dat ik me niet goed voel, want hij biedt me geen drop aan, maar zijn sigaret.

Ik heb nooit gerookt, maar ik doe het dan wel. Het liefst rook ik gaten in mijn longen zodat ik niet meer kan ademen.

'Heb jij een vriendin?' vraag ik hem, als ik mijn sigaret aan hem terug geef.

Hij schudt zijn hoofd.

'Wil je een vriendin?'

Hij haalt zijn schouders op. 'Mwah.'

'Mij als vriendin?'

Hij kijkt naar me opzij. Zijn ogen glijden over me heen.

'Had jij er niet zelf één?'

Ik schud mijn hoofd.

'Oké,' zegt hij dan. Hij schiet zijn peuk weg.

Ik heb zijn nummer niet. Ik ken zijn achternaam alleen van de werkroosters die in de keuken hangen. Ik weet niet precies meer hoe oud hij is. Ik weet niet of hij broers of zussen of ouders heeft. Een hond? Een kat? Ik heb geen idee. 'S avonds is het rustig en dan blijf ik drinken en ik had al wel opgegeven dat ik mijn maagdelijkheid bij kaarslicht zou verliezen, maar dat ik het zou verliezen achterin de koeling van een slecht café aan een kok wiens doopnaam ik niet zou kunnen raden, had ik zelf ook nooit voor ogen gehouden.

Het helpt weinig. Ik kom niet meer opdagen in het café. Mijn baas belt me een paar keer en geeft op als ik niet opneem. Mijn laatste loon wordt op mijn bankrekening gestort en dan is het klaar.

Ik schrijf me impulsief in op een studie voor creatief schrijven en het enige wat ik inlever zijn alle woorden die ik in woede over Fivel opschrijf.

Lola gaat naast me fietsen als ik op een dag naar huis fiets. Ik begin harder te fietsen, maar zij houdt me bij. Ze snijdt me af. Dan begint ze te huilen en wil ze haar excuses aanbieden.

We gaan in de speeltuin zitten bij de basisschool. Er spelen een paar kinderen die nog opgehaald moeten worden door hun ouders en ze kijken ons argwanend aan en vragen of ze op de schommel mogen, maar Lola zegt van niet. Jij kan elke dag op deze kutschommel, zegt ze tegen de kleuter. Ik zit op de draaimolen.

'Jij hebt ook gezeik met Fivel hè?' vraagt ze dan.

'Geen gezeik. Gewoon niks.'

'Ja, want volgens mij zijn Timo en zij weer bij elkaar.'

Dat wist ik niet.

'Ja.'

De kinderen willen op de draaimolen spelen. Ze zijn eerst verlegen, maar wiegen de molen heen en weer en als ze merken dat ik het niet erg vind, word ik een rondje rondgeslingerd.

Ik stop de draaimolen met mijn voeten als ik weer voor Lola zit.

'Kut,' mompelt Lola.

'Ja.'

'Ja.'

We zijn stil. Ik moet noodgedwongen drie rondjes draaien. De kinderen schaterlachen. De draaimolen piept.

'Heeft zij het- het gestopt?'

'Weet ik niet,' zeg ik, omdat ik het niet weet. 'Het was niet alsof ze het uitmaakte. Ze vertelde me wat er met Timo gebeurd was en toen heb ik haar niet meer gesproken.'

De kinderen worden door hun ouders geroepen. Ze werpen Lola en mij geërgerde blikken toe omdat we de kinderen niet laten spelen. Het kan me niet schelen.

Als ze weg zijn, draai ik me met de punt van mijn schoen weer naar Lola toe.

'Ik ben geen maagd meer,' zeg ik dan. Ik ben er best trots op.

Lola fronst. 'Fivel?'

'Nee.' Ik draai mezelf rond. 'Was boos op Fivel. Spreek je haar nog? Kan je haar per ongeluk vertellen dat ik geen maagd meer ben?'

'Hm. Oké.'

'Bedankt.'

'Zijn vrienden voor.'

Als ik thuis ben, krijg ik een bericht van Henry Schipper.

Eend van jou?

Ik type ja.

Hij stuurt wat lachende emoji's. Zijn buren moeten me gezien hebben, want hij heeft me sowieso niet gezien.

Ik denk niet dat ik over Fivel heen kan komen. Ik denk constant aan haar. Ik kan haar niet loslaten met mijn gedachten. Ik begrijp opeens alle liefdesliedjes die ik voorheen nooit begrepen heb en ik luister naar alleen de meest zielige en zelfmedelijdende liedjes die ik kan vinden.

'Schiet op. Eet of ik schiet.'

Hanna kan grijnzen en lachen. Ze kwijlt en blaast bubbels met haar eigen kwijl. Ze vindt de fles minder interessant.

'Eet.'

Ze grijnst. Ze slaat met haar vuistjes. Ze maakt geluidjes.

'Jezus. Kutbaby.'

'Sigrid!'

Ik kijk naar mijn moeder om. 'Ze wil niet eten!'

'Doe dan even geduldig! Het is geen ding!'

Ze trekt aan mijn haar. 'Godver.'

'Hé,' zegt mijn moeder dan - streng. 'Niet waar zij bij is.'

'Neem jij haar dan maar weer. Ik heb er geen zin in.'

'Sig-'

Voordat ze mijn naam kan afmaken, druk ik Hanna in haar armen.

'Sigrid!' roept ze als ik weg wil lopen, en voor het eerst sinds de verhuizing, klinkt ze kwaad, hangt er weer een wolk boven haar hoofd.

Ik blijf staan.

'Wat?!' snauw ik.

Ze ontspant. Ik snap niet hoe ze het kan met een baby in haar armen.

'Is er iets mis?'

Ja, heel veel.

Ik kijk naar Hanna. Ze schopt met haar beentjes. 'Ze is gewoon irritant.'

'Is dat het enige?'

'Ja.'

Ze gelooft me niet. Ik zie dat ze me niet gelooft en ik wil bijna huilen.

'Ben je oké? Je lijkt zo boos de laatste tijd.'

'Ik ben niet boos.'

'Weet je dat zeker?'

Ik word boos omdat ze me boos noemt. Mijn gezicht vertrekt. 'Ja! Jezus, kan je je neus ook eens niet in mijn-'

'Sigrid!'

'Het is een fucking baby!' roep ik uit. 'Ze kan me niet horen!'

'Kan me niet schelen. Je scheldt niet in haar bijzijn, begrepen?'

'Fuck dat.'

'Sigrid.'

'Fuck haar en haar kutoren. Kutbaby.'

Mijn moeder wordt boos. Er beginnen rode vlekken in haar nek te verschijnen en ze pakt Hanna anders vast. 'Wat heb jij toch? Doe je ook eens lief?'

'Hoe kan ik in godsnaam lief doen als ik al maanden niet geslapen heb door dat rotkind en stink naar babyshampoo en luiers!'

'Ben je vijf? Op jouw leeftijd moest ik voor zo'n baby zorgen!'

'Omdat jij te dom was om zwanger te worden, ja!'

Ik weet niet waarom ik tegen haar tekeer ga. Het ergste is dat het ook nog eens goed voelt om te schelden en roepen over dingen die me helemaal niet dwarszitten.

'Inderdaad,' snauwt ze kwaad. 'Domste fout van mijn leven.'

Ik snuif verontwaardigd. 'Wauw, goeie.'

Ze lijkt zich schuldig te voelen. Meteen verandert haar houding. Ik ben blij dat ze zich schuldig voelt.

'Sorry,' zegt ze dan. Ze slikt en kijkt op Hanna neer. 'Maar je moet begrijpen dat ik ook moe ben. Dat ik ook niet de perfecte moeder kan zijn nu.'

'Nee, want de hele fucking wereld is altijd belangrijker voor jou dan ik.' Het is niet waar. Ik weet het zelf ook wel. 'Als het niet zo'n baby is, dan is het wel een stiefvader of oma of een verhuizing of wat dan ook. Je bent geen perfecte moeder omdat je mijn moeder niet wil zijn.'

De woorden doen haar pijn. Inwendig wil ik huilen. Ik denk bij mezelf: kutwijf, verwend rotkind, bied je excuses aan, maar mijn mond kan het niet, mijn hart kan het niet. Het raast te hard en het wil blijven razen.

'Dat is niet waar,' zegt ze. Haar lippen trillen. 'Dat is nooit waar geweest. Ik zou je moeder nog willen zijn zelfs al zou je me haten.'

'Dat zullen we dan wel zien hè?'

'Sigrid.' Ze wil streng klinken, maar ze kan het niet meer. Opeens lijkt ze kleiner dan ik. Haar gezicht breekt. Ze begint te huilen. 'Sorry.'

Ik haat het om haar te zien huilen en vooral als ik haar heb laten huilen.

'Het was niet mijn bedoeling,' piept ze. Ze houdt Hanna met één arm vast en veegt haar tranen met haar andere hand weg. 'Ik wil je niet zo laten voelen. Nooit. Ik wilde geen slechte moeder zijn.'

Dat ben je ook niet, maar mijn keel zit klem.

Er zit een brok in mijn luchtpijp.

'Het spijt me,' piept ze.

Ik kijk op mijn mobiel. 'Ik moet echt gaan.'

Ik moet helemaal nergens heen. Ik loop over straat tot het donker wordt en zelfs dan loop ik nog. Ik loop tot mijn benen zeer doen.

Het is laat als ik thuis kom; laat voor een baby, een oma en een moeder, want de klok slaat nog geen tien en iedereen is al naar bed.

Ik ben gekalmeerd. Of, dat denk ik. Ik heb een doosje met chocolaatjes voor mijn moeder gekocht omdat ik me toch wel heel schuldig voelde.

Nadat ik mezelf een halfuur opgewarmd heb onder de douche, sluip ik naar haar slaapkamer toe. Het licht van de hal valt haar slaapkamer binnen. Ik schrik als de deur piept en ik luister; luister naar het kirren van een baby die ontwaakt en dan het gekrijs dat zal volgen.

Hanna blijft slapen.

Mijn moeders ogen lijken rood en gezwollen, maar ik kan het niet goed zien nu ze gesloten zijn. Het licht van de hal valt op haar, maar ze is roerloos. Ze is als een blok in slaap gevallen.

Ik voel de tranen in mijn ogen opwellen. Waarom ben ik zo'n trut?

Ik zet het doosje op haar nachtkastje neer en sluit de deur zachtjes achter me.

Ik huil zachtjes als ik de trap af loop. In de hal hoor ik het slot van de voordeur. Ik schrik.

Er beweegt iets wits achter de afgeplakte ramen. Mijn hart bonkt in mijn oren. Heeft Richard de sleutel gekregen of...? En waarom is hij er dan in godsnaam zo laat?

En dan staat ze daar opeens.

Zoals die eerste keer, bij mijn voordeur.

Ze heeft de sleutel onder de mat gevonden.

Haar ogen zijn rood van het huilen.

De mijne ook.

'Hé,' zeg ik ademloos, alsof ik haar voor het eerst in mijn leven zie.

Ze is stil. Ze kijkt me aan. Haar lippen trillen.

'Wat?' vraag ik zacht, en het is alsof ik nooit boos op haar geweest ben.

Ze begint te huilen. Ze werpt zich tegen me aan en ik sla mijn armen om haar heen en ik denk dat ik haar nog nooit zo stevig heb vastgehouden.

'Hij gaat naar de gevangenis,' huilt ze tegen mijn schouder.

'Wat?'

'Hij is schuldig!'

Continue Reading

You'll Also Like

83.7K 438 66
In dit verhaal ontmoeten Pablo Gavi en Isabella elkaar, ze wisten totaal niet van elkaar wie ze waren en maakten bij beide geen goeie indruk maar kan...
49.9K 2.7K 29
"Ik zal voor je vechten dat beloof ik!" Riep hij en greep gelijk naar mijn hand. Ik voelde de kou over mijn natte wang prikkelen. De kou die ik zelfs...
865K 45.8K 76
MOMENTEEL HERSCHREVEN TOT CHAPTER 15. - Hoe zou ze nog verder kunnen met haar leven na een afschuwelijke, traumatische ervaring? Hoe zou ze überhaupt...
276 44 15
Lang geleden, bestond er eens een koninkrijk. De 'mensen' daar waren anders dan wij. Er stroomde goud bloed door hun aderen, hun ogen hadden een fel...