Onmacht {Het Oog der Engelen}

Skykroon

13.9K 1K 93

Het oog der engelen Boek 1 - Onmacht Mijn oma vertelde me altijd verhalen, en deze gingen over engelen... Еще

Proloog
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 8
Usmork
Heran's plan
Laat me gaan
Het verhaal van Fióna
Het Maiden
Shakespeare
Maori?
Ik kan het niet helpen
Visioen
Drakentaal
Winter
Als Ying en Yang
Untitled
De schreeuw
Praktical Myth Academy
Helleveeg!
Paarse steek
Hoofdstuk 26
Hoofdstuk 27
Hoofdstuk 28
Hoofdstuk 29
Hoofdstuk 30
Hoofdstuk 31
Hoofdstuk 32
Hoofdstuk 33
Hoofdstuk 34
Hoofdstuk 35
Hoofdstuk 36
Hoofdstuk 37
Hoofdstuk 38
Hoofdstuk 39
Hoofdstuk 40
Hoofdstuk 41
Hoofdstuk 42
Hoofdstuk 43
Hoofdstuk 44
Hoofdstuk 45
Hoofdstuk 46
Hoofdstuk 47
Hoofdstuk 48
The end!

Hoofdstuk 4

617 40 6
Skykroon

Dadin

Ik vlieg snel, en gooi al mijn kracht in de strijd, om het gevoel van zwakte en nutteloosheid kwijt te raken. Al mijn woede word in de strijd gegooid, en even stop ik, en laat mezelf vallen. Onder mij vormen zich gebouwen, die steeds groter lijken te worden. Rustig pak ik de engelensteen vast, en beeld me in dat ik onzichtbaar word. De gebouwen worden nu snel groter, en ik draai me rond en zet druk op mijn vleugels, die met een klap uitslaan. De frisse, zuivere lucht doet de tranen op mijn wangen opdrogen terwijl de wind me met een rotvaart om hoog laat schieten. Ik voel de rustige lucht door mijn haren gaan, en ik voel me vrij, draai me op mijn rug en blijf een tijdje zweven in de lucht. 

Nog na hijgend sluit ik mijn ogen. De rust komt weer tot me terwijl ik naar boven staar; Zárácin is volledig uit m'n zicht. Opnieuw sluit ik mijn ogen, maar word na een paar minuutjes schrikkend wakker. Een meisjesschreeuw schiet door mijn hoofd. Een schreeuw die zo door je heen gaat dat ik het in mijn hoofd voel natrillen. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes en ga na waar het geluid vandaan komt. Ik zie een meisje, het zelfde meisje dat als dagen, nee weken mijn aandacht trekt. Ik herken de groene ogen die zich in mijn hoofd genesteld hebben. Dan zie ik een auto, waarna het visioen stopt. Ik open mijn ogen weer en stel mijn gevoel op scherp. Ik ga in kleermakerszit zitten in de lucht, en zie groene ogen die mijn om hulp vragen, bewust of onbewust. 

Een felblauw licht straalt van mij af, naar beneden, ergens tussen een paar huizen. Ik twijfels niet en vlieg zo hard en snel als ik kan de blauwe straal achterna. De gebouwen komen heel dichtbij, en al zigzaggend ontwijk ik lantaarnpalen die ineens vanuit het niets voor mijn neus lijken te verschijnen. De weg waar ik boven vlieg, volg ik, en kom bij een groepje mensen aan die om een auto heen staan. De blauwe straal verdwijnt, en ik hem mijn bestemming bereikt. Ik daal naar de grond, en laat mijn blote voeten het asfalt aanraken. Het is een koud en raar gevoel, iets wat ik niet ken. Een aantal mensen hebben een telefoon aan hun oor, de andere praten druk met elkaar. Ik ga voor iemand staan om te checken of ze me echt niet kunnen zien, en wanneer dat het geval is, probeer ik door de menigte te komen, waarbij ik per ongeluk tegen een lange man aan bots, die verward om zich heen kijkt, maar niemand ziet. Dan zie ik een meisje op de grond liggen, en ik hou mijn adem in. Ik herken de lange blonde haren en het bleke gezicht. Haar broek is kapot, en in haar gezicht zijn schrammen te zien. Een man zit gehurkt naast haar, en houd haar pols vast. Ik hoor een schelle sirene achter me, die steeds harder word, en een gele wagen komt aangereden. 

Al snel zie ik waar de gele wagen voor dient. Er stappen enkele mannen uit, en één van hen begint met de man te praten die zonet nog bij het meisje knielde. Waarschijnlijk is hij degene die haar aanreed. Een paar andere mannen pakken een witte plank, met het woord "brancard" erop.. De mannen pakken dus blijkbaar een brancard, en leggen die naast het meisje op de grond. Zorgvuldig tillen de mannen haar op en leggen haar zachtjes op de brancard. Dan wordt de brancard opgetild en naar de wagen gebracht.

Ik vlieg snel door de mensen heen en ga achter de wagen staan. Ik kijk toe hoe ze het meisje de wagen in tillen, en de deuren sluiten. De motor van de auto begint te lopen, en met sirenes aan rijd de wagen weg. Al snel komt de wagen die net nog bij het meisje stond aanrijden, en gaat achter de wagen aan. Ik begin te rennen, en sla tijdens het rennen mijn vleugels uit. Ik begin er mee te klappen, en kom langzaam los van de grond. Even later vlieg ik met hoge snelheid, en moet moeite doen om ze bij te houden, ik heb al mijn energie al in het vliegen van eerder op de dag gestoken. Mijn laatste beetje energie gebruik ik om de gele wagen in te halen en me vast te klampen aan de achterklep. Ik kijk door het raam en zie haar liggen. Ze heeft een kapje voor haar mond, en ligt nog steeds stil met haar ogen dicht. De mannen die bij haar staan praten druk en rommelen wat met de kap op haar mond.

Een hele tijd bekijk ik wat er zich binnen allemaal afspeelt. Dan draait de wagen ineens, waarop we een garage binnen rijden. Als we stil staan spring ik omlaag, en daar voel ik een koude grond onder mij. Met mijn blote voeten zet ik een paar passen, en ik kijk in het rond. Het ziet er hier koud en kil uit. Er staan nog meer gele wagens, allemaal dezelfde.

De deur van de wagen klikt open en de mannen halen de brancard voorzichtig eruit. Uit een andere deur komen nog een paar mannen. Met z'n allen rijden zij het meisje naar binnen. Ik ga er snel achteraan, maar eer ik ook bij de deur ben, slaat deze dicht. Ik pak de deurklink vast en probeer hem open te krijgen. Hoe hard ik ook duw en trek, de deur geeft niet mee. Ik draai me om en zweef de garage uit. Ik bekijk het gebouw. Het is groot. Hoe kom ik hier binnen? Snel maak ik een rondje om het gebouw heen, tot ik bij de vooringang kom. Het liefst zou ik vragen waar het meisje is, maar ik weet amper hoe ze heet.

Ik ga via de draaideur naar binnen en kijk in het rond. Het ziet er strak uit. Een mooie witte vloer die koud aanvoelt onder mijn blote voeten. Ze was aangereden. Dat is het enige wat ik weet. Mijn oog valt op een bord. Ik loop er naartoe en zie allemaal afdelingen staan.. Nee, nee... nee!! Er staat niets over "aanrijdingen" op, of wat dan ook...

"Ik kom voor Serena Gins. We hebben een ongeluk gehad. Ik wou kijken hoe het met haar gaat. Ze is net hierheen gebracht."

Een mannenstem klinkt in mijn oor. Ik draai me om en zie bij de balie een man staan met een bezorgde blik op zijn gezicht. Ik herken de man vaag. Is dat degene die haar aanreed? Waarschijnlijk wel.

"Op het moment heeft ze heel veel pijn, maar het komt goed. Ze ligt op de tweede etage, kamer 29, en is klaar voor bezoek, maar of ze al bij bewustzijn zal zijn is nog maar de vraag." De vrouw achter de balie wijst naar de liften.

De man bedankt haar en loopt ernaartoe. De lift gaat open en de man stapt erin. Snel ga ik er ook naartoe, waarop ik gauw de lift in vlucht. De man drukt op het knopje van de tweede etage, en de lift sluit zich. Het voelt vreemd. De druk zet zich onder mijn vleugels en ik klap ze in, hopend dat het vervelende gevoel verdwijnt. Met een klik komt de lift tot stilstand. De deur gaat open en ik loop naar buiten, gevolgd door de man. De man loopt een stukje door en kijkt zoekend om zich heen. Er komt een zuster aangelopen en de man vraagt naar kamer 29.

''Dat is aan het einde van de gang links, en daar is het de eerste deur.''

De man bedankt de zuster en beent snel verder. Ik ren erachteraan om hem niet kwijt te raken. We komen beide bij kamer 29 aan en de man klopt op de deur. De deur gaat open en een man in een lange witte jas doet de deur open.

''Het meisje is nog in slaap. U mag binnenkomen als u wilt.''

De man knikt en loopt de kamer in. Ik stap snel de kamer in en de dokter doet de deur dicht.

''Ik ben dokter Havenscher. Serena is in de ziekenwagen wakker geworden, maar had zoveel pijn dat we haar in slaap hebben gebracht. Wat vreemd is, is dat ze helemaal niet zoveel verwondingen heeft. Dit verklaart echter niet waarom ze zoveel pijn heeft.''

''Ze was aan het fietsen: ik zag haar al aankomen. Ze fietste moeilijk, en greep ook steeds naar haar buik. Haar ogen bleven wijd open staan en ze slingerde naar mijn kant van de weg. Ze trapte ook niet meer. Ik reed gelukkig niet hard, maar ik vind het zo vreemd. Is het mogelijk dat ze een black-out gehad heeft?''

''Daar kunnen we niks over zeggen totdat we meer over haar weten. Haar ouders zijn gebeld en die komen zo snel mogelijk. Ik ga ervan uit dat u hen wilt zien?''

De man knikt. ''Dat wil ik zeker. Ik wil ze alles uitleggen, zodat ze niet denken dat ik het expres deed. Dat zou vreselijk zijn.''

Ik staarde naar het meisje dat daar in het bed lag. Een lichte, ietwat bleke huid, lichtrode lippen en een paar kleine puistjes. Dan zou ze ongeveer 15 à 16 jaar zijn. Puistjes komen toch vaak voor bij tieners? Ik denk na. Zoveel weet ik niet eens van de aarde, en toch denk ik dat ik hier op mijn plek zal zijn? Dat is mooi dan. Over een tijdje wil niemand daarboven me meer zien, en dan is er hier ook niemand die me begrijpt. Ik zucht en richt mijn aandacht weer op het meisje dat door de man Serena genoemd werd. Dat is haar naam: Serena Gins. Ik spreek haar naam een paar keer in mijn hoofd uit en sluit mijn ogen. Haar naam blijft zich herhalen en ik zie twee mooie, groene ogen. Ik zie haar hele gezicht dat naar me lacht en vol levenskracht lijkt.

Op dat moment hoor ik een onrustig geluid. Ik open mijn ogen en zie dat Serena het benauwd heeft. Ze ademt zwaar en al snel vormen zich er een paar zweetdruppels op haar voorhoofd. Ik kijk om me heen, maar er is niemand. Ik loop gauw naar de deur, doe hem open en kijk de gang op. De dokter staat te praten met twee zusters. Ik kijk de andere kant op en zie daar de man staan. Hij staat bij een koffiezetapparaat en zet een bak koffie.

Ik moet hun aandacht trekken. Maar hoe? Mezelf laten zien is geen optie. Dat zou lekker wezen. Een jongen met blond haar en fel blauwe ogen, volledig gekleed in het wit en schoenloos. Ze hebben me ook niet eens binnen zien komen. Ze zouden me meteen naar buiten trappen zonder ook maar te luisteren.

Ik draai me om en richt me weer op Serena. Ze begint licht te trillen. Heeft ze een aanval? Wat voor een dan? Ik denk zo hard na als ik kan. Dit soort dingen kennen wij boven helemaal niet. Als er daar iets met je is krijg je elfenstof over je heen en ben je beter.

Eenhoornstof! Dat is het. Ik graai naar mijn buidel in de hoop dat er nog een flesje eenhoornstof in zit. Ik haal het flesje eruit. Nog maar een paar korreltjes. Dat zou net genoeg zijn om een papiersnee mee te helen. Ik loop naar haar toe en voel aan haar voorhoofd. Een witte flits schiet door mijn hoofd en even zie ik niks meer. Dan voel ik een enorme steek in mijn buik. Ik verkramp en grijp met mijn hand naar mijn buik, knijp mijn ogen dicht en visualiseer dat alle pijn van me af glijdt. Het helpt en ik kom overeind.

Ik moet iets doen. Ze heeft heel veel pijn. Ze heeft net haar pijn met mij gedeeld. Ineens weet ik wat ik moet doen. Ik haal mijn ketting met de engelsteen van mijn nek af en stop er energie in. Kracht. Doorzettingsvermogen. Dan loop ik naar Serena toe en leg de steen op haar voorhoofd, met mijn hand er bovenop. Ik probeer contact met haar te leggen, wat niet eenvoudig is aangezien ze vecht om wakker te worden. Het lukt me om haar open te krijgen en ik voel weer dezelfde pijn als net. Dit keer zak ik echter niet in elkaar. Mijn lichaam wil dat wel, maar ik moet vasthouden. Zonder mijn hand te verplaatsen blijf ik staan, en voel dat al haar pijn met mij gedeeld word. Mijn ogen sluiten als vanzelf en ik zie geen zwart meer, maar alleen fel wit. Het felle witte licht doet mijn hoofd bonken. Mijn buik verkrampt en mijn benen verzwakken, maar Serena blijft het benauwd hebben.

Ik praat zachtjes. ''Kom op Serena, kalmeer. Word rustig. Het komt goed. Vertrouw mij.''

Het lichaam van Serena verstijfd en een paar seconden later verslapt het weer. De pijn ebt langzaam weg van mijn lichaam en ik haal mijn hand van haar voorhoofd. De engelsteen hang ik weer om mijn nek. Mijn benen willen nog niet goed meewerken. Ik ben kapot, moe, en mijn lichaam bonkt nog na van de pijn. Als Serena zich het zelfde als mij voelt nu, zou dat vreselijk voor haar zijn. Ik loop naar een stoel die in de hoek staat en zak erop neer. Ik pak uit mijn buidel een klein flesje water. Heel klein. Het is een flesje van 1 bij 1 centimeter. Ik hou het flesje tussen duim en wijsvinger en breng mijn engelsteen richting het flesje. Als de steen het flesje raakt, vergroot het tot zeker 20 centimeter hoogte. Ik neem een paar gulzige slokken en draai het dopje er weer op.

De dokter komt binnen, gevolgd door 2 mensen: een man en een vrouw. De vrouw heeft een rood gezicht. Ik voel verdriet als ik in haar ogen kijk. De vader lijkt nogal gesloten. Hij staat daar met een machohouding toe te kijken, zonder enige emotie. Wat zou er omgaan in het hoofd van die man?

De vrouw zakt bij het bed neer. Ze neemt een hand van Serena vast tussen haar handen en drukt hem tegen haar hart. Ik voel warmte. Liefde. Ik sla mijn ogen neer. Zal mijn moeder trots op me zijn? Als ik toch eens wist waar ze was..

De vader is achter de moeder gaan staan en legt een hand op de schouder van de moeder. Met de andere hand strijkt hij langs Serena's gezicht. Ik bestudeer het gezicht van de vader. Ik herken daar mijn eigen vader in. De man die mij met nét genoeg liefde grootbracht om mij op te voeden. Meer heb ik ook niet aan hem gehad. Ik zie het nog voor me: ik en Ciáran, klein en zonder kwaad, als twee broeders naast elkaar. Bij elkaar horend, maar toch zo verschillend. We hebben vroeger alles samen gedaan, samen gespeeld, geleerd, en op een gegeven moment dezelfde meisjes leuk gevonden. Maar iets veranderde dat. Hij werd in eens heel volwassen, terwijl ik nog steeds de drang had om te gaan spelen en lekker gek te doen. Dat deed pijn, en heeft mijn hart uit een gescheurd. Hij begon me anders te behandelen, en samen met mijn vader mij duidelijk te maken dat ik niet normaal ben, en dat er iets aan mij mankeert. In dat opzicht lijk ik ook meer op een aardling met 2 vleugeltjes, zoals mijn vader mij een keer durfde te noemen. Een aardling met vleugels.

''Ik heb nog een volledige scan gedaan. Er is niks ernstigs aan de hand. Haar arm is gebroken en haar been is beschadigd. Haar linker voet zal een tijdje in het gips moeten. Verder is ze erg geschaafd en blauw. Ik schrijf een pijnstiller voor. Zodra ze wakker wordt en bijgekomen is, stellen we haar nog een aantal vragen en testen we haar reactievermogen en nog wat dingen die alleen getest kunnen worden als de patiënt wakker is. Dan mag ze van mij naar huis.'' De dokter doet me ontwaken uit mijn gedachten.

De moeder kijkt haar man blij aan, maar hij staart enkel voor zich uit.

De man die Serena aanreed stapt binnen. Nu pas bekijk ik hem eens goed. Hij ziet eruit als een doodgewone man, met een bezorgde uitdrukking op zijn gezicht. Hij strekt zijn hand uit.

''Peter de Groot. Aangenaam. U, u weet al wat er gebeurd is?''

De vader en moeder stellen zich voor en knikken.

''Het spijt me heel erg. Als u meekomt kan ik alles nogmaals uitleggen, het verhaal van uw dochter zult u ook spoedig horen.''

De moeder knikt weer. Ze loopt naar Serena en glijdt met haar hand langs Serena's wang. Een traan zie ik langs haar gezicht rollen. Dan staat ze weer op en loopt achter Peter aan de gang op. De vader van Serena volgt na een aantal seconden ook. De dokter stelt nog een paar laatste dingen in en loopt dan ook weg.

Ik staar naar buiten. De blaadjes vallen rustig van de bomen af, samen, als 1 geheel. De vogels zoeken naar eten voor hun jongen. Ik blijf een tijdje van de natuur genieten. Dan komen de ouders en de dokter weer binnen.

''U kunt nu even naar huis als u wilt. Ik denk toch echt dat ze binnen een paar uur wakker zal zijn.''

De moeder schraapt haar keel. ''Wij gaan inderdaad eventjes naar huis. Even wat eten en schone kleren voor Serena ophalen. Ook even opfrissen en daarna komen we zo snel mogelijk terug."

''Ik zal om het half uur een zuster laten komen om haar temperatuur te meten en te kijken hoe het gaat. Alles komt goed."

Peter komt binnen gelopen. Hij loopt naar Serena toe en pakt haar hand vast. ''Wees sterk hè meisje, alles komt goed!'' Hij wendt zich tot de ouders. ''We houden contact. Ik sta er ook op om nog een keer langs te komen om te kijken hoe het gaat, en om te praten natuurlijk. Het is voor ons allen een schok geweest.'' De man geeft de moeder een lichte knuffel en geeft de vader en de dokter een hand. Dan loopt hij de deur uit. Ook hij heeft heel wat beleefd vandaag, wat geen pretje zal zijn geweest.

De ouders nemen voor nu afscheid van Serena, en lopen dan achter de dokter aan de kamer uit. Ik blijf als enige achter.

''Ik ga haar echt niet alleen laten. Stel je voor dat ze weer zoveel pijn krijgt,'' mompel ik in mezelf. Ik ga wat beter opde stoel zitten en pak een kussen om mijn hoofd op te laten rusten. Even mijnogen dicht moet kunnen. Eventjes maar.... 

Продолжить чтение

Вам также понравится

211K 14.1K 113
Helena [licht,lichtende, de stralende] had altijd geweten wat haar toekomst was. Ze was geboren met hetzelfde bloed als Zeus, Aphrodite en andere god...
22.1K 1.4K 32
"Pas op, Olivia." Dit keer kwam de waarschuwing als een klein zuchtje wind mijn kant op zweven. Mijn vuisten balden onwillekeurig en het duurde een p...
2.6K 109 18
de bankzitters hebben allemaal kinderen gekregen maar op een jonge leeftijd dus hebben ze ze bijna allemaal ter adoptie gezet ( hebben ze echt heel v...
2.4K 43 13
ik ga het verhaal afmaken maken nynkenicolai het gaat over een meisje van 17 jaar genaamd nova ontvoerd door de bankzitters voor hun little wil je...