22

194 15 0
                                    

Mijn ogen gaan langzaam open. Het felle, witte licht verblind mijn ogen en snel knijp ik ze weer dicht. Na de geluiden om me heen een beetje te hebben geobserveerd open ik mijn ogen opnieuw en laat ze deze keer wennen aan het licht. Ik lig alleen in een kamer, in het ziekenhuis vermoed ik. De muren zijn een lelijke mintgroen achtige kleur geschilderd, en verder ziet de kamer er gewoon heel kil uit. Ik ga een beetje rechtop zitten, en meteen knalt de hoofdpijn binnen. Ik grijp naar mijn hoofd en ga weer liggen. Ik druk op de rode knop naast het bed en wacht tot er iemand komt.

Een paar minuten verstrijken en een jonge verpleegster komt binnen. Ze lacht vriendelijk naar me, maar ik kan haar glimlach niet beantwoorden. "Hoe voel je je?" vraagt ze, en met een frons kijk ik haar aan. "Mijn hoofd doet pijn," antwoord ik, mijn stem zachter en heser dan ik verwacht had. Ze knikt. "Ik zal je zo wat medicijnen geven. Wil je ook wat te drinken? Water? Oh en je moet ook wat eten. Ik kan wel een broodje voor je halen, of een koekje, wat je wilt," ratelt ze. Ik slik. "Water is goed, ik heb geen honger." Verbaasd kijkt ze me aan. "Geen honger? Meid, je bent maanden weggeweest, hoe kun je nou geen honger hebben?" Ik haal mijn schouders op. "Ik pak er nog wel een broodje kaas bij, ik ben zo terug." Meteen snelt ze zich de deur uit en ontspan ik een beetje. Ze werkt op mijn zenuwen. Ik sluit mijn ogen een beetje, en voor ik het weet val ik weer weg in slaap.

Wanneer ik weer wakker word staat er een glas water naast mijn bed op het nachtkastje en komt er ook licht van buiten, in plaats van alleen van de lampen. Naast het glas liggen een paar pillen, die ik, lijkt mij in moet nemen. Ik stop ze in mijn mond en neem meteen een slok water zodat ze door mijn keel wegglijden. Ik drink de rest van het water traag op en schrik wanneer de deur opeens open gaat. Liam komt binnengelopen en kijkt me verschrikt aan als hij merkt dat ik wakker ben. "Bella! J-je bent wakker!" Ik kijk hem droog aan. "No shit." Hij glimlacht een beetje en loopt naar me toe. Hij wil me omhelzen, maar ik duw hem weg. Hij kijkt me aan terwijl ik alleen maar mijn hoofd schud. Hij slikt en gaat dan op de witte, kleine stoel in de hoek van de kamer zitten.

"Wat doe je hier?" vraag ik na een tijdje. "Ik had gehoord wat er gebeurt was, en ik wilde zien of je oké was," antwoord hij. Ik knik. "Oké." Hij blijft me aankijken alsof hij verwacht dat ik nog iets ga zeggen, maar ik hou mijn mond. "Ik was echt bezorgd om je, Bella." Ik knik een beetje. Hij zucht. Ik kijk naar hem terwijl hij zijn telefoon uit zijn zak haalt en er een spelletje op begint te spelen. "Je zou net zo goed weg kunnen gaan," zeg ik droog. Hij kijkt me even aan, maar richt zich dan weer op zijn spelletje. Ik zucht geïrriteerd en speel een beetje met mijn vingers.

Na een tijdje staat hij op en kijkt hij me aan. "Ik moet nu gaan, ik zie je morgen weer," zegt hij voordat hij de kamer uitloopt. "Don't even bother to come," mompel ik en ik zucht. Ik verveel me dood hier. Er is niets te doen. Letter niets.

Urengaan voorbij en behalve een verpleegster die me af en toe komt controleren,komt er niemand, ook mijn vader niet. Ik voel me alleen (en nog steeds uitermateverveeld). Ik zucht weer eens wanneer de deur weer open gaat en er weer eenverpleegster binnen komt wandelen. Ze controleert mijn infuus. "Ik deed hetniet met opzet," zeg ik wanneer ze iets op haar papieren schrijft. Ik kijk haaraan. "Wat deed je niet met opzet?" vraagt ze en ze kijkt me even kort aan. "Datik mijn polsen doorsneed. Hoe hebben jullie dat eigenlijk gedaan? Je kunt dattoch niet hechten?" Ze stopt met schrijven en gaat voorzichtig op mijnvoeteneinde zitten. "Lieverd, ik moet je iets vertellen." Nieuwsgierig kijk ikhaar aan. "Om antwoord te geven op je vraag, als je diep genoeg snijd kunnenwij dat inderdaad niet hechten, maar je hebt niet diep genoeg gesneden. Je hebtwel een heleboel bloed verloren, waardoor je out ging, maar je ader is nogintact. Maar er is nog iets gebeurt, niet met jou, maar met je vader," zepauzeert en er komt een brok in mijn keel. "W-wat is er gebeurt?" Ze kijkt evennaar haar handen en daarna weer naar mij. "Hij is weggegaan. Hij heeft eenambulance voor je gebeld, en volgens de ambulancebroeders is hij daarna in eenauto gestapt en weggereden. Sindsdien heeft niemand hem meer gezien. Het spijtme, lieverd," zegt ze en ze wrijft even over mijn been. Ik krijg tranen in mijnogen terwijl ik nadenk. Hoe kon hij dat doen? Hoe kon hij me achterlatenterwijl hij er net achter was gekomen dat het slecht met me ging? Kon hij hetniet meer aan? Woede borrelt in me op. Híj kon het niet meer aan, terwijl ikdegene ben met de grootste problemen hier? Ik barst in huilen uit, wat weerhoofdpijn veroorzaakt waardoor ik nog harder begin te huilen. "Ik wil hier weg,"huil ik. "Ik wil hier niet meer zijn." De verpleegster trekt me in een knuffelterwijl ze me probeert te sussen. Nu heb ik helemaal niemand meer. Nu heb ikgeen eens een huis meer. Ik heb niets meer.   

TroubleWhere stories live. Discover now