||48.1|| Een Reünie in de Lucht

Start from the beginning
                                    

Ze beet op haar lip en wierp een blik opzij.

''Denk je dat er veel doden zullen vallen?'' vroeg ze.

Ash fronste zijn wenkbrauwen licht, maar bleef vooruit kijken. ''Het zal oorlog zijn, dus ja, er zullen doden vallen en veel ook.''

Een knoop vormde zich in haar maag en Elys' vingers tikten ongedurig op het hout van de reling. ''Wat als ...''

Ze zuchtte. ''Jij vecht mee, Rhys, Chara, mijn vader, gódir Murator ... iedereen doet mee. Zelfs heer Nagaz.''

''Nou, heer Nagaz is anders een geweldige stuurder als ik al die verhalen hoor van mijn grootvader en de andere krijgers.''

Elys trok haar wenkbrauw op. ''Ja, en hij is 80 lauturi oud en balanceerde minder dan een week geleden nog op het randje van de dood.''

''Vrouwe Raena zorgt wel voor hem. Ze vervloekt waarschijnlijk elke ziel die in de buurt durft de komen. En anders is Iana er ook altijd nog met haar heelkrachten. Ik denk dat heer Nagaz in goed gezelschap verkeert.''

''Ik―'' ze zuchtte en probeerde de lokken die in haar gezicht waaiden verwoed achter haar oren te vegen. ''Ik ben gewoon bang dat iedereen doodgaat, dat niemand voor Selin kan zorgen. Hij is nog maar zeven. Hij kan zich niet alleen redden.''

Ze slikte haar tranen weg en dacht aan de glinsterende turkooizen ogen van Selin toen ze met haar vader―misschien wel voor altijd―afscheid hadden genomen. ''Selin kan niet zonder zijn familie.''

Ze voelde hoe Ash zich naar haar draaide en zijn warme hand vouwde zich om die van haar.

''Hij zal zich niet alleen hoeven te redden. We zullen dit winnen en hier levend uitkomen.''

Hij gaf een kneepje in haar hand en warme tintelingen schoten door haar vingers, haar aderen en verspreidden zich door haar lichaam. Het voelde alsof zonlicht elke donkere gedachte in haar verdreef. Ash glimlachte kort, maar de vermoeide flits in zijn ogen ontging haar niet. Donkere wallen tekenden zijn ogen en zijn jukbeenderen waren prominenter aanwezig dat Elys zich kon herinneren. Ash leek slanker geworden, zijn schouders beniger en scherper dan zou moeten en zijn getinte huid grauw.

''Gaat het wel met je?'' vroeg ze bezorgd.

Ash was even stil en knipperde verbaasd met zijn ogen, maar knikte uiteindelijk. ''Ja, ik heb gewoon slecht geslapen. Dat is alles.''

Elys sloeg haar armen over elkaar en kneep haar ogen samen. Ash' stem had vlak geklonken en zijn zilveren ogen ontweken die van haar. Hij verborg iets en angst sluimerde in haar gedachten.

''Ik weet dat er iets is, Ash. Je kan me de waarheid vertellen. Dat weet je, toch?'' Haar stem vervaagde en werd meegedragen door de zachte bries.

''Ja, ik―'' Hij zuchtte en wreef over zijn neusbrug. Toen hij opkeek, boorden zijn ogen zich in die van haar. ''Ik wil niet dat je je onnodig zorgen gaat maken.''

Elys kantelde haar hoofd licht. Haar hart begon angstig harder te bonken in haar borstkas door Ash' woorden, maar ze probeerde haar hoofd koel te houden. Ze wist dat ze zich snel zorgen maakte om anderen en dat dat haar zwaarder belastte dan ze eerder altijd had gedacht. ''Vertel het en dan kan ik zelf wel uitmaken of het onnodig is of niet.''

Haar stem klonk onverbiddelijk en dwingender dan ze had gewild, maar Ash was iemand die zijn problemen en zorgen voor zichzelf hield om zelf op te lossen en Elys wenste met heel haar hart dat hij zou leren dat vragen om hulp niet betekende dat je een last was voor anderen.

''Mijn vuursturen gaat achteruit―iets wat geen verrassing is,'' begon hij, ''maar de laatste tijd is het sneller achteruit gegaan. Ik kan niet veel meer dan basistechnieken gebruiken. Het is frusterend. Ik kan geen blauw vuur meer sturen, geen elektriciteit en ik kan met moeite hitte voelen. Ik merk dat mijn conditie achteruitgaat, mijn kracht en uithoudingsvermogen. Ik weet dat we eerst moeten afrekenen met Eroh, maar daarna ...''

The Frostfire PrinceWhere stories live. Discover now