||49.1|| De Poort van Iralin

1.1K 102 139
                                    

[A/N] Ondanks de vrije tijd die ik nu veel heb, heb ik niet veel geschreven. Ik liep enorm vast bij dit hoofdstuk en met moeite heb ik dit geschreven. Ik ben er dan ook niet erg tevreden over en het hoofdstuk is ook nog niet af (vandaar dat dit 49.1 is). Het punt is dat ik dit weekend verder echt geen tijd heb, maar ik jullie niet nog een keer langer wil laten wachten. Daarom dus wel deze update ^^

"The true soldier fights not because he hates what is in front of him, but because he loves what is behind him."

― G.K. Chesterton

Elys' hart kromp samen bij het idee dat het niet lang zou duren voordat vredige beeld voor haar vernietigd zou worden door bloed, wapengekletter en de geur van dood.

Ze stond samen met Ash en andere hooggeplaatste mensen op een van de vele wachttorens die de hoge muur rondom Iralin onderbraken. In tegenstelling tot de vele soldaten op de muren zouden zij in eerste instantie niet in het gevecht belanden, iets wat haar stak.

De opkomende zon rees op achter de besneeuwde bergen en zijn stralen kondigden de nieuwe dag aan. Iralin glinsterde en de twee torens die het Parlement van Esmaron flankeerden priemden in de lucht. Helder water stroomde uit de bergen en vormde rivieren die in het dal voor Iralin kronkelden.

Ash' zilveren ogen gleden aandachtig over de bossen van Lyun die in de verte zichtbaar waren. Het was een uitzicht dat Elys zorgen baarde, want alles wat ze zag was rook -zo zwart als de nacht-die omhoog kringelde. Het was een overduidelijk teken dat er van Lyun en Ossa misschien niet veel meer over was dan as en verkoolde lichamen en met angst in haar hart vroeg zich af of Mae een van hen was.

''Hoe voel je je?'' vroeg Ash.

''Ik ben nerveus,'' antwoordde Elys zacht terwijl haar vingers naar haar sleutelbeen gleden. ''Ik wil niet vechten, Ash.''

Hij glimlachte even bij het zien van haar gebaar, maar haar woorden deden het licht in zijn ogen doven.

''Niemand wil dat,'' zuchtte hij. ''Niemand behalve Eroh.''

Elys liet haar vingers rustten op het caithir teken dat zich tussen haar hart en sleutelbeen bevond. Ze had het teken tot haar verbazing ontdekt toen ze ging slapen en had Ash enthousiast - maar ook met enige angst - verteld over haar ontdekking. Ze wisten niet wat het betekende, niet precies. Hun tekens waren het bewijs dat de spreuk had gewerkt, maar wat dat precies inhield bleef nog in raadselen gehuld. Het bruinrode teken was een zichtbare herinnering aan de geheime band die ze deelden, aan de koude nacht waarin zilveren en gouden lijnen zich om hun vingers en armen hadden gewenteld. Soms dacht Elys het regelmatige geklop van Ash' hart te horen, maar als ze eraan dacht verdween het geluid en vroeg ze zich af of ze zich alles maar had verbeeld.

''Weten we al meer over Erohs leger?'' vroeg ze en ze liet haar arm weer naast haar lichaam hangen.

Ash knikte. ''De verkenners hebben een leger gezien dat vanaf Lyun richting Iralin marcheert. Het zal niet lang meer duren voordat ze het dal bereiken en voor Iralins poorten staan.''

''En dan begint de oorlog,'' fluisterde Elys zacht.

''Ja.''

Plots verscheen gódir Murator achter hen en hij legde zijn handen bemoedigend op hun schouders.

''Niet zo zwaarmoedig doen,'' suste hij. ''We zullen prins Eroh en zijn leger verslaan. Volgens de verkenners is zijn leger kleiner dan we verwacht hadden. Wij zijn met meer dus we zijn in het voordeel.'' De blauwgrijze ogen van de man glinsterden van hoop en waren optimistischer dan Elys had verwacht van iemand die zich realiseerde dat vandaag zijn laatste dag zou kunnen zijn.

The Frostfire Princeजहाँ कहानियाँ रहती हैं। अभी खोजें