||3|| Ontmoeting in de Bossen

3K 205 96
                                    

"Few people when meet first time they feel that meeting each other was the purpose of their life."

― Amit Kalantri, One Bucket of Tears

Opvliegend water spatte in Elys' gezicht en een koude wind waaide door haar donkere haar. Kata bewoog zich vliegensvlug door het water met haar sterke vinnen en lange gestroomlijnde lichaam. Elys hield zich stevig vast aan Kata's geschubde gladde nek. De groene en violetkleurige schubben glansden, het maanlicht deed ze kwetsbaar lijken, maar Elys wist beter. De huid van erkasi, waterdraken, was centimeters dik en ketste zelfs de scherpste speren af. Dit was één van de redenen dat het moeilijk was een erkaz te vangen en te domesticeren, maar vooral oudere erkasi waren wild en ontembaar. Elys glimlachte weemoedig. De dag nadat haar moeder was overleden had ze zich verstopt bij de waterkant van Elos en het enige wat ze had gedaan was geluidloos huilen. Het had gevoeld alsof ijzeren klauwen haar hart uit elkaar rukten. Ze was geschrokken toen een jonge erkaz nieuwsgierig haar hoofd had opgetild uit het water en haar kop op Elys haar schoot had gelegd terwijl de grote geelgroene ogen haar aankeken. De jonge erkaz was bij haar gebleven totdat ze was gestopt met huilen en vanaf die dag waren Elys en Kata onafscheidelijk geweest.

Kata maakte een klein briesend geluidje. Elys schrok op uit haar gedachten en zag dat ze de oever hadden bereikt. Ze controleerde haar schoudertas en gleed van Kata af, zo de oever op. Een natte maar warme snuit werd in haar nek geduwd. Twee grote ogen keken haar vragend aan.

''Ik ga jou ook missen, Kata,'' fluisterde ze met een brok in haar keel. Ze stapte achteruit om afscheid te nemen. Kata maakte een jankend geluid en probeerde op de oever te kruipen, iets wat niet goed ging met haar vinnen.

''Kata, nee,'' beval Elys streng. ''Je kunt niet mee. Je moet hier blijven en op Selin passen. En op Rhys.''

Haar hand ging naar de opalen ketting die Rhys haar had gegeven. In het zilveren licht van de maan leek de steen uit duizenden verschillende kleuren te bestaan. Ze kreeg er nog steeds een verkeerd gevoel bij dat ze zoiets kostbaars van Rhys had aangenomen. Maar misschien, realiseerde ze, kwam dat vooral omdat zulke opalen kettingen naar de Uslaanse traditie werden gegeven als teken van een verloving. Voor Elys was de ketting echter een herinnering aan waarom ze wegging, waarom ze alles wat vertrouwd was achterliet.

Kata drukte haar snuit troostend tegen haar arm aan. Ze liet haar vingers liefkozend over de gladde en gespierde nek van Kata glijden.

''Let op Rhys en Selin, oké?''

Kata's ogen leken op te flikkeren en zachtjes bewoog ze haar hoofd, alsof ze knikte. Dat was genoeg om haar gerust te stellen. Elys probeerde het moment zo goed mogelijk in haar hersenen op te slaan. De lange gracieuze nek van Kata, badend in het maanlicht en achter haar geliefde erkaz Elos. Het meer strekte zich uit en ver weg, aan de overkant, kon Elys de blauwe lichtjes van de kilometers lichtslingers zien die Elodir sprookjesachtig verlichten. Ze kon nog net de vertrouwde omtrek van de torens van het Meerpaleis zien en heel even dacht ze het gedruis van een feestende massa te horen. Elys wierp nog een laatste blik op Kata en het meer en draaide zich toen om naar het uitgestrekte woud dat voor haar lag. Ze haalde één keer diep adem, verzekerde zichzelf ervan dat dit het beste was en stapte de beschutte duisternis van het woud in.

***

Op het water was het koud geweest, maar hier in het woud, omringd door bomen, was het een stuk aangenamer. Elys snoof de heerlijke geur van ritselende bladeren, boomhars en mos op. Ze was een paar keer eerder in het woud geweest, maar 's nachts leek het alsof alles tot leven kwam. De bomen zuchten en steunden, de bladeren ruisten en her en der zag ze de oplichtende ogen van kleine dieren die wegsprongen zodra ze haar in de gaten kregen. Elys was opgelucht dat ze deze avond had gekozen om weg te lopen. De maan was groot en rond en verlichtte de nacht meer dan gewoonlijk. Dat maakte dat ze nog redelijk kon zien onder het bladerdak van de bomen. Af en toe zag ze de sterren en kon ze zien dat ze in de goede richting liep, naar het oosten. Als het goed was lag daar een herberg waar ze vannacht kon blijven. Na een uur door het woud gebanjerd te hebben was ze toe aan een zacht en warm bed.

The Frostfire PrinceWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu