||45.2|| Een Familiereünie

1.4K 114 198
                                    

Okee mensen, sorry dat ik gisteren geen hoofdstuk heb gepost, maar ik ben vrijdag en zaterdag nauwelijks thuis geweest en had geen tijd gehad om het hoofdstuk af te maken. Vandaag kon ik dat gelukkig wel doen dus hier is het hoofdstuk! Veel leesplezier ^^

Het was donker en duizenden sterretjes explodeerden in Sages hoofd. Hij hoorde zijn bloed oorverdovend kloppen in zijn oren en met veel moeite opende Sage zijn ogen. Gedesoriënteerd wierp hij een blik om zich heen. Hij zat in de stoel in de kamer van zijn vader. Langzaam begonnen de herinneren terug te sijpelen. Maar één beeld stond hem nog helder op het netvlies: zijn eigen smaragden ogen, gevuld met woede en wanhoop. Nu pas realiseerde Sage zich dat het de ogen van zijn vader waren geweest vlak voordat hij zijn bewustzijn verloren had. Met een zachte kreun ging hij rechter op zitten. Zijn hoofd voelde zwaar en zijn keel was gortdroog. De vage herinnering van de verstikkende wind tintelde op zijn huid en als vanzelf gleden zijn vingers naar zijn hals. Het had nog nooit zo fijn gevoeld om te voelen hoe met elke ademteug zijn longen zich vulden met frisse lucht.

''Het spijt me,'' zei Guthrir Canrun, die met zijn handen achter zijn rug uit het raam staarde. Zijn ogen gleden over het onmetelijke uitzicht van de wolken die zich samenvlochten tot een droomachtig heuvellandschap.

Sages hartslag schoot meteen omhoog en gealarmeerd draaide hij zich om naar zijn vader. Hij kon niet geloven dat zijn vader hem op zo'n angstaanjagend kalme toon bedreigd had en hem had aangevallen met een staaltje dodelijke wind-stuurkrachten. Toch ontging het hem niet dat de stem van zijn vader onvast had geklonken, fragiel, alsof Guthrir Canrun zichzelf woorden influisterde.

''Het was niet mijn bedoeling je zo aan te vallen. Ik-''

Guthrir Canrun trok zijn vuist even samen en zijn woorden stierven op zijn lippen. Na een korte stilte ging hij echter verder.

''Kora en ik hadden een onmogelijke relatie, omdat ik tot de Gorai behoor en zij tot de Meslari. Ze was een tempeldienares en ik bezocht haar zo vaak als ik kon. Toen ze zwanger bleek te zijn, was dat...'' zei hij terwijl hij een korte blik wierp op Sage, ''...een probleem. En toen heb ik een beslissing gemaakt, waarvoor ze me de rest van onze levens zou haten.''

''Zou?'' Er vormde zich een knoop in Sages maag.

''Ik weet niet of ze nog leeft. Ik heb haar sinds de dag dat je geboren bent niet meer gezien. Ik heb haar daarna nog proberen te vinden, maar zonder succes.''

Sage slikte en angst verspreidde zich in zijn borstkas en verkoelde zijn hart. Wat als hij te laat was? Wat als hij zijn moeder nooit meer zou kunnen zien? Het was zijn vader in zeventien lauturi niet gelukt om haar te vinden. Hij fronste.

''Waarom wilt u haar vinden?''

Geen antwoord. Alleen het geluid van verloren hoop en diepe geheimen doorbrak de drukkende stilte tussen Sage en zijn vader. Sage wilde echter meer weten over Kora Ranai, de vrouw die hetzelfde bloed had als hij.

''U dacht dat ik wist waar ze was en wilde mij gebruiken om haar eindelijk op te sporen.''

Een kleine glimlach sierde Guthrirs smalle lippen. ''Ja. Anders zou je haar naam niet moeten kennen.''

''Nou, ik weet haar naam, maar ik heb haar nooit ontmoet,'' bracht Sage tegen hem in. Op een of andere manier wist zijn vader hem-in de korte tijd dat ze elkaar kenden-bijna elke keer dat hij zijn mond opentrok te irriteren, ook al was hij niet gemakkelijk boos te krijgen.

''Maar als je dat wel had gedaan, zou je dat dan aan mij vertellen?'' vroeg Guthrir Canrun, terwijl zijn sluwe grijns weer terugkeerde op zijn gezicht.

''Nee,'' antwoordde Sage naar de waarheid.

''Dat dacht ik al. Toch zal ik haar vinden. Ooit. Ze kan niet ver van hier zijn.''

The Frostfire PrinceWhere stories live. Discover now