||25.1|| Stad van Sterren

1.8K 158 123
                                    

"Fear cuts deeper than swords."

―George R.R. Martin, A Game of Thrones

Elys liet haar ogen verbaasd over het meisje glijden. Hoe oud zou ze zijn? Vijftien, zestien? Ze kon niet bevatten dat het fragiele meisje de koningin was van heel Lyun. Ze leek nog zo jong en onschuldig, hoewel zulke mensen doorgaans niet onverschrokken een pijl en boog op mensen richtten.

''Wat is er gebeurd met koning Arron en koningin Bronwen?'' vroeg Lila aan het meisje, Maeve.

Maeve haalde scherp adem en een sluier van verdriet gleed over haar gezicht. Haar pijl en boog zakten iets.

''Koning Arron en koningin Bronwen regeren niet langer over Lyun wegens een ernstige ziekte die hen beiden getroffen heeft. Ze hebben het rijk aan mij, hun dochter, overgedragen,'' zei ze.

''Koningin Mae,'' bromde één van haar onderdanen, ''wat gaan we met deze indringers doen? Ze verdienen het om doorboord te worden met pijl en boog.''

De man met lang bruin haar grijnsde wolfachtig en keek vol bloedlust naar Elys, Ash, Sage en Lila.

''Doorboren?'' riep Sage vol ongeloof uit. Zijn blik verschoof naar Mae en hij glimlachte. ''Een schattig iemand zoals zij gaat toch geen mensen vermoorden?''

Mae kneep haar ogen ijzig samen en richtte haar pijl en boog onmiddellijk op Sages hoofd. ''Waag het niet om me schattig te noemen,'' siste ze. ''Ik kan je zonder te kijken doden.''

Sage hief zijn handen en liet zijn sprankelende groene ogen over het gezicht van Mae glijden.

''Het was niet bedoeld als belediging, koningin,'' zei hij kalm zoals alleen hij dat kon. ''In tegendeel zelfs.''

Mae fronste lichtjes, alsof ze niet wist hoe ze hierop moest reageren. Aarzelend liet ze haar boog zakken. Ze wierp een blik op de jagers achter haar en liep met vastberaden stappen en geheven hoofd het bos in, zoals alleen een koningin dat kon.

''Neem ze alle vier mee en let ook op de grifaldí en de lumako,'' zei ze en ze gebaarde naar haar jagers. ''We gaan naar Ossa.''

Drie mannen trokken Elys van Nhani af die na een strenge blik van haar baasje stopte met happen en grommen naar de mannen. Elys probeerde zich los te rukken uit de hardhandige greep van de mannen en ijskoude rillingen liepen over haar rug bij de herinnering aan die avond bij de Stille Maan en de drie mannen uit Vernesse. Ze hield er niet van als mensen haar behandelden alsof ze een pop was, alsof ze minder waard was dan hen.

''Laat me los,'' beval ze terwijl ze haar armen los probeerde te rukken. De mannen negeerden haar en klemden hun stalen handen nog steviger om haar heen.

''Ze zei dat jullie haar los moesten laten,'' gromde Ash die soepel van Nhani was afgesprongen en nu naast de mannen en Elys was verschenen. ''We kunnen zelf lopen.''

Hij had beschermend zijn arm om haar middel gelegd en probeerde haar zo zachtjes uit de greep van de mannen trekken. Ze gaven echter niet toe.

Wat wil je eraan doen?'' lachte één van de mannen.

Er viel een schaduw over Ash' gezicht en Elys zag dat hij zijn kaakspieren aanspande, iets wat geen goed teken was.

''Daar wil je niet achter komen, geloof me,'' siste Ash doodkalm.

Elys hield haar adem in. De mannen die haar vasthielden waren gestopt met lopen en keken hem met grote verschrikte ogen aan. Het had niet per se aan de woorden zelf gelegen, maar meer aan de toon waarop Ash ze gezegd had. Koud, duister en intimiderend. Hij zag er angstaanjagend uit met zijn lengte, gespierde bouw, zwarte kleding, zilveren zwaard en dodelijke ogen die je leken te doorboren.

The Frostfire PrinceWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu