||13|| De Grote Stad van Parrodin

Start from the beginning
                                    

''Kun je het licht uitdoen?'' vroeg Elys. Haar irritatie schemerde duidelijk door in haar stem.

''Nee,'' antwoordde hij bot.

''Wat? Waarom niet?'' vroeg ze verontwaardigd en ze ging rechtop zitten.

''Waarom wel?'' kaatste Ash terug, zijn ogen nog steeds gericht op de bladzijden van het boek.

Elys klemde haar kaken op elkaar. Ze was doodmoe en voelde woede in haar buik borrelen.

''Omdat. Ik. Niet. Kan. Slapen. Met. Het. Licht. Aan.''

''Goh, dat is vervelend,'' zei Ash op een gespeelde begripvolle toon. Het maakte hem overduidelijk niets uit.

''Ash,'' gromde Elys, ''doe nú dat licht uit.''

''Probeer gewoon te slapen. Ik doe het licht pas uit als ik klaar ben. Ik moet dit doen voor morgen.''

''Wat moet je doen dan? En waarom per se voor morgen?'' Haar stem sloeg over.

Ash zuchtte en wreef over zijn neusbrug, iets wat hij deed als hij of moe was of geïrriteerd. Of allebei natuurlijk.

''Heeft iemand je ooit verteld dat je irritant veel vragen stelt?''

Elys antwoordde niet en perste haar lippen samen, haar blikken scherpe messen die zich in Ash boorden. Hij zuchtte.

''Ik moet dit voor morgen afhebben, omdat we dan aankomen in Parrodin, oké? Ik moet daar wat dingen regelen.''

''Wat?''

''Dat gaat je niets aan.''

''Heeft het te maken met die vrouw?''

''Welke―''

''Van de tekening. In het boek,'' onderbrak ze hem en ze wees naar het bundeltje vergeelde bladzijden in Ash zijn handen.

''Hoe weet je dat?'' siste hij, zijn stem plotseling laag en dreigend. Hij had zijn ogen wantrouwig samengeknepen en zijn kaak en schouders waren gespannen. Elys had Ash nog nooit zo gezien, zo op zijn hoede en zo gespannen. Ze had duidelijk een gevoelige snaar geraakt en dat wakkerde haar nieuwsgierigheid aan als een klein vlammetje dat plotseling veel zuurstof kreeg.

''Ik zag de tekening toen je in dat boek aan het lezen was in Rivenend. Toen je net wakker was geworden. Het was gewoon een gokje dat zij ermee te maken had.''

Ze dacht aan de tekening. Het lange ravenzwarte haar, de porseleinen huid en de serene en ietwat plagende blik in haar lichte ogen. Het was een knappe jonge vrouw.

''Oh.'' Ash was stil en leek diep in gedachten. Hij bladerde terug naar één van de eerste bladzijden en tuurde naar de bladzijde waar waarschijnlijk de tekening op stond. Zijn vingers streken voorzichtig over de bladzijde alsof het een kostbare en kwetsbare vaas was.

''Wie is ze?'' vroeg Elys voorzichtig. Haar stem klonk zacht en fragiel. Ze wist dat ze zich op glad ijs bevond, maar ze wilde het zo graag weten. Het boek en de vrouw waren op een of andere manier voor Ash van belangrijke betekenis en ze vroeg zich af waarom.

De stilte groeide en langzaam gaf ze de hoop dat Ash zou antwoorden op. Ze wilde zich net weer laten zakken in bed toen zijn stem toch in de kamer weerklonk.

''Haar naam was Nuria,'' zei hij en ze merkte dat zijn stem trilde.

''Was?''

Een naar gevoel sloop door haar lichaam en omhelsde haar als een koude knuffel. Ze kon nauwelijks ademhalen.

''Ja, was. Ze werd vermoord door waterstuurders, vlak nadat ze van mij was bevallen,'' zei Ash, zijn stem niet meer dan een fluweelzachte fluistering in de nacht. Hij keek op naar Elys en ze zag dat zijn ogen rood waren, alsof hij vocht om zijn tranen binnen te houden.

The Frostfire PrinceWhere stories live. Discover now