50.

1 0 0
                                    

De conditie van Cachèt was uitmuntend voor iemand van zijn leeftijd. Zijn collega's roemde hem daarvoor. Ook het aanhoudende enthousiasme voor zijn werk was alom bekend. Al had hij op dit soort momenten wel wat van dat enthousiasme nodig. Het waren schaarse momenten waarin je afhankelijk bent van anderen en het geluk. Niet iets wat je als rechercheur het liefst wilt.

Bukkend in de kelder tussen een paar oude flessen wijn hoorde hij voetstappen boven zich. De oude houten vloer galmde duidelijk door, dus kon Cachèt moeilijk de positie bepalen van de overvallers. Hij had een klein pistool bij de hand met geluiddemper. Het was gevaarlijk om hem te gebruiken als de kelderdeur geopend werd, dus daarom hield hij hem voor zich en probeerde hem alleen maar te gebruiken als het uit de hand liep.

Al loopt het nu al eigenlijk uit de hand, dacht hij sarcastisch bij zichzelf. We moeten er voor zorgen dat dit geen fiasco wordt.

Er werd heftig aan de klink van de kelderdeur getrokken. Hij gaf niet mee, omdat Cachèt de deur van binnenuit op slot had gedraaid. De sleutel van de ongewone maar voor hem goed uitkomend slot had hij de kelder in gesleurd. Niet dat het wat uit zou maken, als de overvallers een schot in het slot boorde zou hij zonder moeite open vliegen.

En dat wat werd geredeneerd, gebeurde. Een enkel schot was genoeg. Daarna werd de restjes hout ingetrapt en kwamen de criminelen tevoorschijn.

In de kleine kelder stond Cachèt met zijn rug tegen een wijnrek aan, evenals met zijn rug naar de criminelen toe. Hij draaide zich om met zijn pistool op de keldertrap gericht.

'Ik doe niemand pijn als het niet nodig is,' zei hij in het Engels.

Een van de criminelen had donker, lang haar en richtte ook een pistool op hem. 'Voor mij hetzelfde. Doden is niet mijn specialiteit.' Cachèt verifieerde de stem met die hij gehoord had door zijn oortje.

'Waar is mijn collega?'

'Altijd maar weer die standaard vragen.' De andere crimineel kwam achter de rug van de schutter vandaan. Hij was jong, klein en had een ontzettend brutaal gezicht.

'Omdat dat de voor de hand liggende vragen zijn als je overvallen wordt.'

'Toegegeven, dat is geen onzin,' zei de schutter met lang zwart haar. 'Wij vroegen ons ook meteen af waar jouw collega was. Grappige wereld soms ook.'

'Wat een tijd om te leven,' reageerde Cachèt droog.

'Dus, wie gaat er eerst schieten?' vroeg de kleine man.

'Ik niet,' antwoordde de rechercheur kalm.

'Ik ook niet. Ik wil eerst nog wat informatie uit je halen. Je kan dan naast je collega komen zitten. Gezellig.'

'Kom maar.'

'Leg je wapen weg.'

Bijna maakte Cachèt een allesbepalende fout door dat meteen te doen. Maar hij bedacht zich net op tijd. Eerst haalde hij zijn mobiel uit zijn broekzak.

'Laat me dit even afhandelen.' Hij smeet het toestel op de grond met één hand. Het apparaat viel uiteen in gruzelementen. Dat was nog niet genoeg. Met de andere hand, waarin hij zijn pistool vasthield, richtte hij het wapen en loste een schot. Er viel niet meer te horen dan een zucht toen de kogel de loop verliet, maar toen de kogel de kapotte mobiel raakte kwam daar een vervelend geluid uit voort. Toen gooide de rechercheur ook de pistool met een zwaai weg.

'Nu goed? Overmeester me maar. Alles is veilig nu.'

De kleine brutale man was peziger dan Cachèt verwachtte. Hij werd door hem meegevoerd naar het pand aan de overkant, het pistool door de andere crimineel op hem gericht. De begane grond was rommelig en slecht onderhouden. Toen de kunstrechercheur de eerste verdieping op kwam was dat een heel ander geval: het leek wel een ander huis waarin hij binnen was gestapt. Het interieur was eenvoudig maar comfortabel en de spullen netjes en geordend. Uit de soundbar kwam rapmuziek die Cachèt niet kende.

De StraatartiestTempat cerita menjadi hidup. Temukan sekarang