De macht der gewoonte

By veelzeggend

5.9K 499 71

WATTY AWARD WINNER 2020: YOUNG ADULT Sigrid is een laatste schakel in een reeks familieleden die nogal twijfe... More

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
23
24

22

153 15 1
By veelzeggend

NIEUW LEVEN OUD LEVEN

Backtracking. Je eigen voetsporen volgen om je weg terug te vinden. Ik doe het veel te vaak. Vooral als ik niet weet hoe ik in een situatie ben beland.

Ik heb een jurk uitgezocht.

Het is de laatste schooldag.

Het is zes uur 's ochtends.

De klas zou zich om zeven uur verzamelen om bij een plaatselijke plas in te drinken.

Vanaf daar gaan we naar school.

Dan mogen we de school een hele dag op zijn kop zetten.

En vanavond moeten we naar het feest.

Ik ben misselijk. Ik staar mezelf in de spiegel aan en ik ben misselijk. Fivel is al onderweg.

Ik zeg de hele weg niks tegen haar. Ik zeg ook niks tegen haar op het strandje van de plas en ik merk dat ik haar ontwijk, maar het kan haar niet schelen. Ze maakt foto's met klasgenoten, ze lacht, ze heeft lol. Ik verschijn op geen één foto. Tegen de tijd dat we bij school aankomen, ben ik zo duizelig en dronken dat ik gewoon wil slapen.

De school heeft noodlokalen. Iemand heeft alle verwarmingen in de noodlokalen open gedraaid. De stroom in de hele school valt uit.

De leraren zijn boos. Het feest is voorbij.

Ik ga niet met Fivel mee terug. Ik zou naar haar huis gaan, maar ik doe het niet. Ik loop naar huis.

Mijn moeder wil me in de jurk zien. Ik begin bijna te huilen als ik mezelf in de spiegel zie. Ik denk dat ik die hele dag dronken ben.

Fivel stuurt me 's avonds een foto van haar in de jurk. Ze ziet er mooi uit. Ze stuurt er een hartje onder.

Ik zeg tegen mijn moeder dat ik ga, dat Fivel me opwacht op de hoek.

Fivel komt pas over een uur.

En ik ga niet.

Ik ga helemaal nergens heen.

Ik wil helemaal nergens heen.

Ik neem niet op als Fivel belt. Ik reageer niet als ze me berichten stuurt.

Ik sta in een tuin met flamingo's. Ze dragen hoeden. Ik weet niet eens wat ik hier doe, of waarom ik hier sta, of wat ik hier wil. Ik denk dat ik gewoon ergens wil zijn om ergens te zijn behalve op dat feest.

Hij is dronken. Ik merk het aan zijn adem. Hij lacht wel. Hij laat me binnen. Hij drukt een blikje bier in mijn hand. We kijken voetbal op zijn bed tot hij in slaap valt.

Ik heb zeventien gemiste oproepen van Fivel. Alle berichtjes zijn boos.

Ik wil niet naar huis als ik terug loop, maar ik wil ook niet naar dat feest. Fivel is gestopt met bellen.

Het begint te regenen. Ik durf zo niet in huis te verschijnen.

Ik lees Fivels berichtjes misschien wel tien keer door. Ik sta op het viaduct en moet een beslissing maken; of naar rechts, naar school, of naar links, naar huis.

Het regent de hele tijd. Een man stopt zelfs voor me.

'Ben je verdwaald?'

De regen valt in watervallen uit de hemel. Het klettert en het buldert zo hard dat hij moet roepen.

'Nee,' zeg ik.

'Ben je niet koud?'

'Nee.'

'Je doet toch geen dingen die je niet moet doen?'

Ik besef me hoe ik er bij sta. In mijn jurk, op mijn hoge hakken, in de regen, in het donker, aan de kant van de weg, pratend met een man die zijn auto voor me open doet.

Ik besluit toch naar het feest te gaan. Ik ga Fivel zeggen dat ik me ziek voelde vanmiddag.

Ik ben doorweekt als ik aan kom in de drukke, benauwde hallen. De muziek staat keihard. Het stinkt er naar zweet en parfum. Iedereen blèrt door elkaar heen. De leraren staan wat ongemakkelijk en doelloos aan de zijlijnen.

Ik voel me opgelucht als Fivel niet gedeerd lijkt door mijn afwezigheid. Ze danst met Guido en Olivier. Ze draait Guido's rolstoel rond. Ze lacht.

'Verzopen katje.'

Meneer Visser staat naast me. Er zit cola in zijn glas. Mijn haar druipt.

'Ja,' lach ik.

'Moest je fietsen?'

Ik knik. 'Wist niet dat het zou gaan regenen.'

'Ik had je best een lift willen geven.'

'Ja, nou, hoeft niet. Maakt niet uit.'

Hij glimlacht. 'Oké.'

Fivel ziet me. Ze kijkt weer weg. Ik loop naar haar toe.

'Hé,' mompel ik, als ik aankom. 'Sorry. Ik voelde me niet goed. Ben net aangekomen.'

Fivel grijnst bitter. Ze knikt zonder iets te zeggen.

Dan sta ik er bij. Verder niks. Ik sta er gewoon bij omdat Fivel en ik niet samen zijn gegaan en daarom niet samen zijn.

Lola heeft Timo mee genomen. Ze staan te zoenen op de dansvloer. Het ziet er raar uit.

Ik krimp steeds verder.

Ik zak steeds dieper.

En uiteindelijk, sta ik daar, zonder vriendin en zonder vrienden, in een menigte, omringd door mensen die ik nog nooit heb gesproken omdat ik altijd te druk was met Fivel.

Ik ga naar de wc.

Dronken meisjes zijn het leukst in de wc's. Ze hebben make-up doekjes hoor, voor mijn uitgelopen mascara, ze hebben elastiekjes, voor mijn doorweekte haar, ze hebben ook dingen gehoord, over mij - is dat nou echt tussen jou en Fivel of heeft iemand dat verzonnen?

Ik zeg dat iemand het verzonnen heeft.

Ik gebruik hun make-up doekjes. Ze giechelen. Het is een groep van drie. Er wordt me een flesje in mijn handen gedrukt en ik drink er uit. Ik smelt om tot één van hen. Ik giechel ook. Het is opeens een groep van vier.

Ik drink te veel. Als ik te veel drink, dan wil ik slapen. Ik doe het niet. Ik hang om de meisjes heen. Ik lach. Ik ben te luid. Te aanwezig. Ik zie Fivel de hele avond niet en dan ben ik de meisjes kwijt.

Ik kom tot de conclusie dat ze vertrokken zijn. Ik sta buiten, in de hoop ze te vinden, maar ze zijn er niet. Het regent. Iedereen onder het afdakje rookt. Lola en Timo staan er ook.

Ze kijken me aan. Ze staan zoals ouders staan die kijken naar een kind dat niet van hen is, die kijken naar één van de apartere kinderen tijdens een ouderavond of een musical die ze bij moeten wonen op school.

Ik loop naar ze toe.

'Heeft één van jullie een groepje meisjes gezien? Rood haar - heeft eentje, en die anderen weet ik niet meer. Bruin of zo.'

'Dat is de helft van de school,' zegt Timo. Hij geeft me de sigaret aan die hij deelde met Lola.

Ik neem hem aan.

'Ze bedoelt Merel en zo.'

'O. Die ken ik niet.'

'Ik wist niet eens dat er een Merel in ons jaar zat,' zeg ik.

'Waar is Fivel?' vraagt Lola.

Ik haal mijn schouders op. Ik kijk achter me, alsof ze daar zal verschijnen. Ik geef de sigaret aan Lola.

'Misschien moet je haar gaan zoeken,' zegt Timo, die tegen Lola's schouder leunt. 'Je weet hoe ze is. Je laat haar even alleen en dan heeft ze al een ander.'

De woorden zouden me irriteren als ik niet dronken zou zijn geweest. Ik lach en ik doe wat hij zegt.

Fivel praat met iemand. Het valt me nu pas op dat ik echt de helft van de mensen niet ken.

Ik leun op haar schouder.

Ze schrikt. Ze kijkt naar me opzij en schudt me dan geërgerd van zich af, als een moeder die geen zin heeft in haar zeurende peuterkind.

Ze praat gewoon verder.

Ik sta naast haar, maar ik ben er niet.

Dan loop ik weg. Dan loop ik naar huis.

Mijn doorweekte jurk plakt tegen mijn lichaam aan als er autolichten achter mij opbloeien. Ik heb het niet echt koud. Ook niet warm. Mijn schoenen zijn zompig. Mijn haar druipt.

Fivel gaat naast me rijden. Ze zet haar auto stil en doet de deur open.

'Stap in.'

Ik grijns bitter. Ik struikel bijna, maar blijf doorlopen.

Ze zucht luid. Ze parkeert de auto in de berm en laat hem daar achter. Ze komt achter me aan stuiven en schermt haar gezicht af voor de stromende regen.

'Straks word je ontvoerd. Het is fucking laat. Ben jij gek?'

Ik lach. Het zou me niet kunnen schelen als ik nu ontvoerd word.

'Sigrid.'

Ik blijf wankel doorlopen. Ze gaat naast me lopen.

'Sigrid.'

Ze stopt me. Ze grijpt me bij mijn arm. Haar haar wordt nat. De regen druipt van haar neus.

'Doe normaal, alsjeblieft. Dit is levensgevaarlijk. Ben je niet goed wijs?'

Ze slaat haar jas om me heen. Ik stap weg en laat haar jas op het natte asfalt van het fietspad vallen.

Ze zucht en raapt de jas op.

'Ga je nu zo doen?'

'Je hebt me de hele avond gewoon genegeerd.' Mijn onderlip bibbert. 'Je deed alsof ik niet bestond.'

'Net zoals jij deed toen ik je zeventien keer belde.'

Ze heeft de tel bijgehouden.

'Ik was gewoon ziek. Ik sliep. Ik had te veel gedronken. Daarom kwam ik laat.'

'Nee, maar je was niet ziek,' zegt ze. 'Je was al lang vertrokken toen ik thuis bij je aan kwam. Je kwam niet opdagen omdat je niet samen met mij wilde komen opdagen.'

Ik ben stil. Ze heeft gelijk. Ze slaat de jas opnieuw om me heen.

'En nu ben je dronken, dus ik ga ook geen ruzie met je maken.'

'Ik ben niet dronken,' piep ik, terwijl ze me aan de jas mee trekt naar de auto. Het is als een visnet waar ze me in gevangen heeft. Ik moet er om lachen.

'Jawel.'

Haar jurk is nat als we in de auto zitten. Ik zie dat ze bibbert. Er vallen druppels van haar haar.

'Ik wil niet naar huis,' zeur ik.

Ze zet de auto in de drive. Ze kijkt om naar de weg en rijdt de weg weer op.

'Je moet.'

'Maar ik wil niet!' giechel ik.

'Jammer.'

Ik leg mijn hoofd tegen haar schouder en sluit mijn ogen. Ze probeert me weg te duwen, maar het valt me niet eens op.

'Ik wil niet.'

'Ik moet rijden. Rot op. Zo ga ik verongelukken.'

Ze slingert.

Ik haal mijn hoofd weg en zucht.

'Waarom haat je mij?'

'What the fuck?'

'Wat?'

'Als ik je zou haten, dan had ik je daar laten lopen, idioot.'

Ik ben stil. Ze heeft misschien een beetje gelijk. Ik teken hartjes op de beslagen ruit.

'Waarom was je zo bang om met mij te komen?'

Ik kleur de hartjes in.

'Mijn moeder noemde het mijn coming out.'

'En?'

'Ik wilde geen coming out.'

'Oké, maar dat was onze laatste dag daar en jij hebt hem verpest. Wat maakt het uit als we een coming out hadden gedaan? Jezus, we zien die mensen nooit meer.'

Ik blaas tegen de ruit. Het hartje verdwijnt.

'Ik heb hem verpest?'

Ze zucht zacht. 'Ja. Best wel ja.'

'Mijn huis is die kant op.'

'Nee, ik ga naar mijn huis. Ik heb geen zin om aan je moeder uit te leggen waarom je zo bezopen bent.'

'Gezellig.'

'Nee. Ik ben nog steeds boos op je.'

Ze is nog steeds boos op me als we haar huis in stappen. Alles is stil omdat er niemand is. Ze zucht luid en smijt haar sleutels op het keukenblok neer. Ze gaat meteen naar boven. Ze helpt me naar boven. Ze rukt me naar boven en smijt me dan op haar bed neer zoals ze haar autosleutels heeft neer gesmeten.

Ze raapt wat kleding van haar vloer. Ze is kwaad. Geïrriteerd. Moe.

'Sorry,' mompel ik.

'Bek dicht.'

Ik doe wat ze zegt. Ik ga rechtop zitten. Ze legt de kleding op een stoel en loopt naar haar spiegel. Ze boent de make-up kwaad van haar gezicht.

De regen ramt tegen de ramen aan. Ik bekijk haar.

'Je ziet er leuk uit.'

'Hou je bek nou gewoon,' zegt ze. 'Anders ga ik in de andere kamer slapen.'

'Nee,' zeur ik.

Ze wringt haar haar uit. Dan haar jurk.

Ze kijkt op haar doorweekte figuur neer. 'Wat moet ik hier nou weer mee? Jezus.'

'Ik help wel.'

Ik breng haar van stuk. Ze kijkt me aan als ik opsta en voor haar ga staan.

'Wat?'

'Er zit toch een rits? Achter?'

Ik draai haar om. Ze lijkt overrompeld. Er zit inderdaad een rits.

Ik rits de jurk los. De rits maakt knappende geluidjes.

'Klaar.'

Ze draait zich naar me om. De jurk hangt losser om haar lichaam heen en ze houdt hem met haar handen tegen zich aan. Ze lijkt opeens een beetje verlegen.

'Bedankt.'

Ik schuif de bandjes van haar schouders. Mijn vingertoppen raken haar huid. Ze kijkt me aan, maar laat de jurk niet los.

Ik stop.

'Sigrid,' zegt ze.

Dan kus ik haar. Opeens. Ze grijpt zich aan me vast om niet te vallen. Ze kust terug. Ze laat de jurk los. Ze ritst mijn jurk open. Mijn jurk valt naar de grond.

Al onze kleren vallen naar de grond.

Ik doe mijn examens zoals ik elke toets in mijn leven doe: matig.

Ik weet niet of ik ga slagen of niet, maar ik word toegelaten op creative writing.

Ik werk die maanden waarin ik geen school heb in een fabriek die kattenvoer maakt. Het is het smerigste werk dat ik ooit gedaan heb, maar het betaalt goed. Ik heb veel spaargeld.

Fivel gaat in de zomervakantie verhuizen. Ze wil dat ik mee kom.

'Eigenlijk ga ik studeren,' zeg ik. 'Of- studeren. "Studeren". Creative writing.'

Sommige mensen zijn makkelijker boos dan anderen. Fivel is iemand die makkelijk boos is. Als ze zich slecht voelt, dan zegt ze gewoon niks. Ze scheldt niet, ze schreeuwt niet, ze roept niet. Ze is stil.

We zitten in haar keuken. We hebben net gekookt, maar het is niet helemaal goed gegaan. Alles stinkt naar rook. De lasagna is aangebrand. Ik zit op het kookeiland. Zij schraapt de zwarte plakkaten kaas van de lasagna af.

'O?'

Ik peuter aan mijn vingers. 'Ja.'

Ze zegt even niks. Ze smijt de kaas in de prullenbak.

'En dat zeg je nu?'

Ik knik.

'Hoe lang wist je dit al? Ik wist niet eens dat je je ingeschreven had? Dat je schreef?'

'Eh... paar weekjes,' mompel ik. 'En ik schrijf niet zo vaak.'

Ze draait zich naar me om. Ze lijkt een beetje gekwetst. 'Waarom vertel je me dat nu pas?'

Ik haal mijn schouders op. 'Leek niet belangrijk.'

'Leek niet-' ze snuift. 'What the fuck?'

'Wat?'

'Dit gaat over je toekomst.'

'Ja.' Ik ben even stil. Edgar loopt naar de prullenbak toe. Ze snuffelt. 'Maar eigenlijk- weet je- ik weet niet of ik er heen wil.'

'Hoezo?'

'Ik wil ook best bij jou wonen. Ik kan wel gaan werken. Ik weet niet of ik al wil studeren.'

'O. Nou, je moet het zelf weten.'

Ik kijk naar haar rug. Edgar haalt de kaas uit de prullenbak en sleept het mee naar een onbekende locatie. Hoe kan ik zoiets nou zelf weten?

'Wat wil jij dat ik doe?'

Ze haalt haar schouders op. 'Wat je gelukkig maakt.'

'Jij maakt me gelukkig.'

Ze kijkt om, lacht en schudt haar hoofd.

Mama huilt als ik die avond thuis kom. Ze heeft veel minder gehuild sinds Hanna er is, maar soms is ze moe, soms heeft ze gezeur met Richard, soms zit ze over oma in. Ik weet niet wat er die avond is. Ze heeft rode ogen. Het kan van alles zijn.

'Hé, eh...' haar stem trilt. Ze is met de afwas bezig en doet alsof ze iets heel gewoons tegen me gaat zeggen. Ik staak mijn pas en kijk haar aan.

'Wat?'

'Eh- het eh- oma,' zegt ze. Ze kijkt naar me op. 'Oma werd vanmiddag niet lekker. Ze is naar het ziekenhuis.'

Ik rits mijn jas langzaam los. Ik knik.

'Eh- wat is er dan?'

'Ja, eh-' ze haalt haar schouders op. Ze begint de borden harder te schrobben. 'Ze voelde zich niet lekker. Haar gezicht stond een beetje scheef. Ik was een beetje bang, dus ik- ik dacht- ik bel de huisarts. Toen moest ik de ambulance bellen.'

Ze snift. Ze schrobt harder.

'En?'

'Nou, die is toen gekomen. Ze hebben haar mee genomen. Ik kon wel mee, maar ik had Hanna en- en jou, dus ze zouden me bellen als er wat was.'

Ik knik. 'Je had me echt wel mogen bellen hoor. Dan had ik op Hanna gepast.'

Ze schudt haar hoofd. 'Oma redt zich wel. We gaan morgen wel langs.'

'Oké. Is ze oké?'

'Weet ik niet. Ze zouden me bellen als ze me nodig hadden.'

'Ja.'

Ze veegt haar snot weg. 'Was het leuk bij Fivel?'

Ik knik. 'We hebben lasagna gemaakt.'

Oma is niet oké. Ze heeft een kleine beroerte gehad. De dokters weten nog niet hoe erg het is. Ze houden haar liever even in het ziekenhuis. Ze slaapt als we er zijn.

Ik krijg een belletje van school. Ik ben geslaagd.

Fivel is ook geslaagd.

We vieren het bij mij thuis. Fivels moeder kon niet komen, maar ze is wel heel trots. Mijn moeder heeft taart gekocht. Dat zij geslaagd is, verbaast niemand wat, maar dat ik geslaagd ben, verbaast mij zelfs.

Fivel smeert slagroom op mijn neus. Ze likt het er ook zelf weer af. Niemand hoeft mijn moeder in te lichten. Ze lacht om ons en ze laat het er bij en ik denk dat het vanaf dat moment echt officieel is.

Hanna houdt ook van slagroom. Ze zit op Fivels schoot en grijpt met haar klauwtjes naar de slagroom. Ze eet het als iets dat een vaste vorm heeft, maar dat heeft het niet. Al gauw zit alles onder de slagroom en dan is ze geen baby meer, maar een slagroombaby.

Wij hebben beloofd om Hanna in slaap te krijgen. Het lukt slecht. We doen alles wat we kunnen, maar ze valt niet in slaap. Wij vallen eerder in slaap dan zij. We hebben de kamer donker gemaakt, we zitten naast elkaar op de grond en ik val in slaap tegen haar schouder terwijl ze een boekje aan het lezen was. Ze valt zelf ook in slaap.

Hanna begint te brabbelen. Ze wil dat we verder lezen. Ze klemt haar kleine vuistjes om de spijlen van de wieg.

'Fuck jou,' zeg ik.

Hanna lacht. Ze brabbelt en dan brabbelt ze iets wat verdacht veel op 'fietsbel' of 'Fivel' lijkt. Vibol. Vibow.

Fivel en ik kijken elkaar aan.

'Was dat-'

'What the fuck.'

'O mijn god.'

Hanna schaterlacht. Ze steekt haar vuistje door de spijlen heen en reikt naar het boekje.

'Mama gaat echt boos op je zijn omdat je eerste woordje niet 'mama' was, weet je dat?'

We vertellen het mijn moeder ook niet. We gunnen haar het geluk van moederzijn.

Ik moet dingen invullen, doorsturen, terugsturen en regelen voor ik aan mijn studie begin en ik doe helemaal niks.

Ik wil niks doen.

Ik vertel mijn moeder dat ik misschien een tussenjaar ga nemen. In Fivels huis. Ze vindt het niet eens erg. Ze glimlacht gewoon en zegt: 'zal je goed doen. Dan ben je er ook even uit.'

We weten allebei wat 'er' betekent, maar we kunnen het niet omschrijven. Hier. Thuis.

Fivel wordt steeds beter in dansen. Ik ga vaak naar haar voorstellingen, omdat haar moeder nooit komt. Soms danst ze zo goed dat ik bijna moet huilen. Ik begin het die avond bijna te doen, ook al heb ik haar voorstelling nog niet eens gezien. Ze moet optreden. Tweehonderd mensen. Een volle bak. Nog lang niet bijzonder. Maar een volle bak. Veel mensen.

Ze is nerveus. Ze rookt alleen als ze nerveus is. We zitten achter de schermen. Ik zit er bij zoals ik er altijd bij zit en zij draagt haar haar in een strakke paardenstaart naar achteren, rode lippenstift, een rekbaar, strak pakje met allerlei glitters. We zien er vreemd uit - zo samen, zij rokend en ik kijkend naar hoe ze rookt.

'Ben je nerveus?' vraag ik.

Ze haalt haar schouders op.

Haar dansleraar heet Paul. Hij draagt altijd trainingsbroeken en badslippers met sokken. Hij pakt de sigaret tussen haar vingers weg.

'Slecht voor je conditie.'

'Goed voor mijn mentale staat.'

'Goed, maar je mag hier binnen toch niet roken.'

Hij gooit de sigaret neer en trapt hem uit. Met zijn badslipper. Ik denk dat ik hem nog nooit met een gladgeschoren gezicht heb gezien. Hij heeft altijd stoppels. Nooit een baard. Nooit niks. Altijd stoppels.

'Je moet zo op. Kus je vriendinnetje even gedag.'

Ze zucht weer. Ze doet niet wat hij zegt. Ze loopt van me weg.

Ik zit tussen ouders en familie in het publiek. Ik zit veel te ver weg. Ik zie geen steek, maar ik herken Fivel meteen. Ik haal mijn ogen geen één keer van haar af. Ik staar naar haar, in het donker, tussen een man in die steeds moet hoesten en een kleuter die bij zijn moeder om snoepjes zeurt. Ze is mooi. Het licht is mooi. Zij is mooi in het licht. Vooral als ze alleen danst.

Mijn mobiel trilt. De man die door alle muziek heen heeft liggen kuchen, kijkt me geïrriteerd aan.

Ik klik 'Moeder' weg.

Ze belt opnieuw.

Ik klik haar weer weg.

Ze belt opnieuw.

Ik sta op en wurm me langs de kuchende man heen. Hij zucht geërgerd. De telefoon schakelt door naar mijn voicemail als ik wil opnemen. Ik blijf bovenaan de trap staan en bel terug terwijl ik naar Fivel blijf kijken. Ik wil niks missen.

Ik kan niet bellen omdat ze mij aan het bellen is.

Ik laat mijn telefoon in mijn hand liggen en volg Fivel met mijn ogen. Ik ben een matroos en zij een sirene. Ik zie de rotsen die op me af komen wel, maar het kan me niks schelen.

Mijn moeder belt weer.

Ik neem op.

'Hé.'

'Oma is dood.'

Continue Reading

You'll Also Like

14.7K 861 51
Sharon verhuist naar de andere kant van Amerika, zonder dat ze het wil. Ze moet nieuwe vrienden maken, en dan loopt ze prompt tegen de borst van badb...
33.4K 1.5K 36
✵ WATTYS 2019 WINNER - FANTASY ✵ Ze had zich voorbereid op een saai leven, maar toen veranderde alles. ~ ...
13.6K 1.6K 96
Emily wordt wakker in het mysterieuze dorp Mystic Valley en kan zich niets meer herinneren. Al snel blijkt het meer dan een normaal dorp. De vijftig...
157K 2.7K 35
Nina haar hart wordt gebroken nadat haar vriendje het met haar uitmaakt. Ze sluit zich af van de wereld en wil alleen gelaten worden met haar verdrie...