Hoofdstuk 9.

794 52 4
                                    

Ik kan niet slapen, ik blijf maar denken aan Joy. Hoe kwam ze aan dat alcohol?

Naast me hoor ik wat gerommel en gestamp. Joy wankelt richting de uitgang en strompelt naar buiten. Snel sta ik op en jog achter haar aan. 'Oh, hé.' Haar stem kraakt. 'Hé, gaat het?' Ze stond met haar rug nog naar me toegekeerd. 'Het gaat prima.' Ze buigt voorover en begint te kokhalzen. Ik ren op haar af en zet haar overeind. 'Hé, rustig maar.' Ik wrijf over haar rug, ze kijkt me verdrietig aan. 'Het spijt me..' En daar kwam alles, ze spuugt het uit. Ik hou haar haar ui d'r gezicht en klop rustig op haar rug.

Samen wandelen we richting het vijvertje. Ze voelde zich iets beter. 'Nogmaals sorry..' Ik knikte, want ik wist niet of ik haar moest vergeven of niet.

Wanneer we aankwamen bij het vijvertje lagen er kapotte flesjes en grote plassen bloed. Joy kijkt me geschrokken aan, 'Ik gaf gisteren aan Matthew deze flesjes, hij ging zich wassen..' Ze legt haar handen voor haar mond. Ik sta in shock te kijken, 'We moeten het vertellen.' Zeg ik en we rennen terug naar het kamp.

We zijn onderhand al 3 uur aan het zoeken naar Matthew, maar geen spoor. 'Het is mijn schuld..' Joy begint zacht te huilen. 'Hé,' Ik draai haar naar me toe. 'het is niemand zijn schuld! We vinden hem heus wel.' Ze kijkt me aan, maar kijkt dan snel weg. 'Dank je.'  We liepen verder, dieper het oerwoud in. 

Matthew:

Met een enorme hoofdpijn sta ik op. Ik sta in een metalen kamer, met alleen een bed en een wc pot. Ik probeer me te herinneren hoe ik hier terecht ben gekomen, maar alles wat ik herinner is het vijvertje. Ik begin op de deur te bonken. 'Hé, haal me hier uit!' Ik probeer de deur open te duwen met mijn schouder, wat weinig succes had. Na een paar keer gebonkt te hebben, ging de deur open. 2 grote mannen met maskers liepen naar me toe en tilde me op. Ik begon hevig op me heen te slaan en te trappen. Een harde  klap recht in de maag van een man. Hij grijpt naar zijn buik en ik trek me los uit de grip van de andere man en begin hard te rennen. Waarnaar toe? Ik kijk snel om me heen en neem de bocht naar links. Ik blijf maar rennen. Het gebouw was voor mijn gevoel enorm. Het leek een soort laboratorium.  Ik knalde tegen een grote, gespierde man. Hij droeg geen masker en keek behoorlijk boos. Uit angst kruip ik achteruit, maar hij tilt me op en draagt me naar een kamer. Ik werd op een stoel neergezet en vastgebonden. Ik stribbelde erg tegen, maar het had niet veel nut. De man vertrok, nadat ik helemaal vast zat. Ik keek om me heen. Computerschermen en knopjes vulde de kamer. Op de computerschermen stonden camera beelden, van het oerwoud.. Je kon alles zien, het kamp, het vijvertje, vliegtuigstukken die we hadden gevonden, maar geen  spoor van Joy en de andere. Waren ze opzoek naar me? 

Een deur wed geopend en een vrouw kwam naar binnen stappen, samen met wat andere mensen. 'Goedemiddag Matthew, goed je te zien.' Ze had een bekakte stem. Haar haar zat in een klein staartje en ze droeg een klein brilletje op haar neus. Iedereen had een lab jas aan. 'Wat onbeleefd, mijn mannen kunnen zich soms niet inhouden.' Ze gebaard naar een man die zich naar me toe komt haasten en me los maken. Angstig blijf ik in de stoel zitten. 'Je snapt er natuurlijk helemaal niks van.' Ik knikte zacht nee. 'Ik zal het een verduidelijken voor je. Jullie zijn niet zomaar neergestort, het was allemaal een plan. We hadden een paar mensen uitgekozen die moesten blijven overleven, voor een test. Je zal er later meer erover weten, maar het was allemaal geen toeval kan ik je zeggen.' Ze kijkt me trost aan, alsof het goed is wat er is gebeurd. 'Dus u heeft honderden mensen én kinderen laten doodgaan voor een facking test? Dit is gestoord, weet je. Onschuldige mensen gestorven, familie's die hun moeten missen. U bent ziek in uw hoofd!' Gil ik naar haar. Woede borrelde op en ik kon me niet meer inhouden. Ik storm op haar af en grijp haar bij haar keel. Ik begin sterk te knijpen en ik zie hoe ze rood word. Er word aan alle kanten van me getrokken totdat ik haar los laat. Ik word op de grond gedrukt. Ze trekt haar kleding weer recht en hurkt voor me neer. 'En ik dacht dat jij de rustige en aardige was van het stel.' Zegt ze en ze loopt weg. Een naald prikt in mijn nek en langzaam word alles zwart..


Waaah, ik had echt moeite om dit hoofdstuk te schrijven, maar het is gelukkig gelukt!

Ik ben trouwens bezig met een nieuw boek 'Het dienstmeisje'. Ik ga dat boek vanavond online zetten, dus check hem!

xx




SurvivorsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu