Hoofdstuk 1.

2.1K 80 26
                                    

Met enorme pijn door heel mijn lichaam word k wakker, maar houdt mijn ogen dicht. Ik had geen kracht en deed ook geen moeite om op te staan.

Ik hoorde wat gesnuffel naast mijn oor en voel een kriebelend gevoel aan mijn arm. Stil bleef ik liggen. Voorzichtig opende ik één oog en bekeek het kleine aapje wat mijn arm aan het bestuderen was. Mijn lippen krulde een beetje op. Langzaam probeerde ik op te staan, terwijl het aapje verbaasd naar me keek. Kreunend kom ik omhoog. Ongelooflijke pijn ontstaat in mijn been en greep hem vast. Ik trok mijn kapotte broek langzaam omhoog en bekeek de grote wond. 'Fuck.' Mijn stem klonk schoor en bibberig. Ik keek om me heen, mijn ogen worden groot. Langzaam komen alle beelden terug. Tranen rollen over mijn wangen en veeg ze ruw weg. Ik mag nu niet huilen, ik moet sterk blijven! Ik spreek mezelf moed in en probeer op te staan, waardoor het aapje in paniek wegrende.

Springend op één been, loop ik door de troep heen. Tassen, jassen, schoenen en nog veel meer. Ik kom aan bij een vijver en leg mijn been erin. Pijn nam opnieuw over en ik gilde het uit. Tranen prikken in mijn ogen, rollen over mijn wangen en vallen in het water. Was ik de enige die dit ongeluk had overleefd? Een gedachte schoot me binnen en snel spring ik het water uit. Tijgerend ging ik terug richting het vliegtuig, wat in grote stukken lag. Bloed lag verspreid en alle lichamen lagen maar op de grond. Kokhalzend draaide ik me om en spuugde alles uit. 'Sterk blijven.' Ik ging verder op zoektocht naar mijn broertje en mijn moeder. 'Samuel! Mama!'

Ik denk na een half uur zoeken dat ik ze nog niet heb gevonden. Zouden ze hier wel zijn? Zouden ze.. Nee, zo mag ik niet denken! Ze leven nog.. Hinkelend zoek ik verder. Ik hoor gekreun achter me, waardoor ik schrik, maar toch oplucht. Ik was niet alleen! 'Hallo?!' Hopend dat iemand zou reageren. 'Help.. He..' De stem valt weg. Mijn blik gaat naar een man. Hij kijkt me moeilijk aan. Aan zijn bebloede shirt te zien had hij een flinke wond. Ik kniel snel naast hem neer. De pijn in mijn knie voel ik bijna niet meer. 'Meneer? Blijf hier, ik zoek een EHBO doos.' Hij kijkt me nog steeds aan en knikt zacht. Ik hinkel snel richting een groot stuk van het vliegtuig. Ik herkende het, het stuk waar al de stewardessen zitten. Ik zoek tussen de troep en gooi alles aan de kant. Ik kijk goed rond en zie aan de muur een grootte EHBO doos. Ik klik het van de muur af en hinkel snel terug naar de man, die zijn ogen had gesloten. 'Meneer? Blijf wakker!' Geen reactie. In paniek open ik de EHBO doos en zoek verband. Ik trek snel zijn shirt omhoog en de grote wond komt tevoorschijn. Ik las alle flesjes door totdat ik het goede had gevonden. Ik giet het over zijn wond en een pijnkreet komt uit zijn keel. 'Het komt allemaal goed..'

Wanneer ik zijn rug had verzorgt wilde hij rechtop gaan zitten, maar ik hou hem snel tegen. 'U moet rusten. Anders is het teveel druk op de wond.' Hij kijkt me lachend aan en gaat terug op de grond liggen. 'Als jij er niet was..' Begon hij. Zijn stem klonk net als de mijne, schoor. Ik glimlachte naar hem. 'Hoe heet je?' 'Joy.' 'Ik ben Jonathan, leuk om je te ontmoetten.' 'Insgelijks.'

Het werd donker. Jonathan lag te slapen langs het vuur wat ik net had gemaakt. Met opgetrokken benen keek ik in het vuur. Mijn maag knorde en m'n keel was droog. Ik wilde opzoek gaan naar eten, maar Jonathan vond het geen goed idee, 'Er lopen veel gevaarlijke dieren nu rond en je kan zo verdwalen.' Hij had een punt, dus had ik maar besloten om hier te blijven. Ik verveelde me wel, maar natuurlijk valt er niet veel te doen. Ik sta op en loop richting alle troep. Ik zoek in de tassen, hopend voor eten, drinken of iets leuks.

Uiteindelijk vond ik een zak met broodjes en een schriftje met een pen. Het verbaasde me dat dit het had overleefd. Ik bladerde door het schriftje, leeg. Ik ga hierin alles bijhouden en hoe veel dagen we hier zitten. Ik nam een hap van het broodje en genoot ervan. Misschien wel het laatste eten wat we gaan vinden..

Na een paar uur niks hebben zitten doen, werd ik moe. Ik ga op een hoopje bladeren liggen en laat mijn oogleden zakken. Ik hoorde geritsel achter de bosjes. Mijn ogen schieten open en ik ga rechtop zitten. Het geritsel komt steeds dichterbij en ik kruip richting Jonathan. 'Hallo?' Zeg ik zacht, mijn stem bibbert. Ik zie een schim uit de bosjes stappen en loopt steeds dichterbij.. En dichterbij.. En dichterbij..


SurvivorsWhere stories live. Discover now