H.9

580 52 5
                                    

Maaike pov.

Rusteloos zit ik te schuiven op de stoel van de auto, tot Calums ergernis. 'Zit nou eens stil, verdomme!' 'Kan ik niet.' Antwoord ik zenuwachtig. Wat is er met Sophie gebeurd? Door wat of wie is ze aangevallen? Gaat het goed met haar? Plots stopt de auto. 'Waarom stop je?' 'Omdat we er zijn.' Direct maak ik mijn riem los en schiet ik haast uit de auto. 'Maaike, rustig. Zonder mij kom je nergens in en bereik je al helemaal Sophie niet dus doe rustig en loop met mij mee.' Zegt Calum zwaar geïrriteerd. 'Oké, oké. Loop eens wat sneller, slak!' 'Als ik jou was zou ik stoppen met op die toon tegen mij praten, Omega.' Met grote ogen kijk ik hem aan. Hoe weet hij nou weer dat ik de Omega ben van onze Roedel samen met nog wat anderen? Calum kijkt me duivels grijnzend aan. 'Niet gedacht hè? Geloof me, ik weet waarschijnlijk meer over jou dan dat je over jezelf weet.' 'Wat ben jij? Een spion? Mijn stalker? Iemand van de geheime dienst van de VS?' 'Wat? Nee, nee! Ik ben geen spion of zoiets en ik ben al helemaal niet je stalker.' Zegt Calum met een verafschuwd gezicht. 'Ja, weet ik veel! Ik ben niet degene die alles weet van iemand anders bestaan, titel en kansen. En schiet nu op!' Calum rolt met zijn ogen maar begint wel te lopen. 'Kun je niet sneller?' Mompel ik terwijl ik met moeite braaf achter hem blijf lopen. 'Dat kan ik wel, maar of ik het ook wil is iets anders.' Zegt hij treiterend. Met een van woede vertrokken gezicht, hou ik een boze grom in. Na zeker vijf minuten komen we éíndelijk bij een huis aan, waar ik de geur van Sophie vaagjes kan ruiken. 'Ze is hier binnen!' Roep ik terwijl ik met nóg veel meer moeite mezelf in bedwang hou om niet naar binnen te rennen en haar te gaan zoeken. 'Weet ik. We gaan al naar binnen.' Zegt Calum doodkalm terwijl hij rustig naar binnenloopt. Haast zenuwachtig volg ik hem. 'Ik kom voor het mensenmeisje.' Zegt hij serieus tegen de jongen die naar ons toekomt gelopen. Haastig knikt hij en draait hij zich om. Calum en ik volgen hem en elke meter die we vooruit gaan, word Sophies geur sterker. Uiteindelijk stopt de jongen voor een deur waar de geur van Sophie het sterkst is. 'Je kunt gaan.' Zegt Calum kortaf tegen de jongen. De jongen loopt snel weg en zodra hij uit het beeld is, opent Calum de deur. Hij gaat als eerst naar binnen en dan volg ik. Zodra ik binnen ben, zoeken mijn ogen direct Sophie. Ze blijven bij een bleek meisje hangen. Haar haren liggen slordig om haar gezicht en er zit opgedroogd bloed onder haar neus, wang en op haar voorhoofd. 'God, Sophie... Wat is er in vredesnaam met je gebeurd?' Mompel ik terwijl ik haar hand vastpak en met mijn duim over haar handpalm wrijf. 'Een Benwar. Het kan niet anders.' Zegt Calum terwijl hij naast me komt staan. 'Wat?' 'Een Benwar. Ze is aangevallen door een Benwar. Ze wisten het niet zeker maar nu ik haar zo zie en dan die andere jongen weet ik zeker dat het een Benwar is.' 'Maar die zijn toch uitgestorven? Hitler was toch de laatste?' 'Onkruid vergaat niet, Maaike.' Zegt Calum bitter voor hij me recht aankijkt. 'Zolang er geestenwandelaars zijn, zijn er Benwars. Ze hadden alleen tijd nodig om terug te komen.' 'Maar dan is-' 'Sophie een geestenwandelaar, ja.' 'Precies zoals ze vertelde.' Fluister ik terwijl ik mijn ogen groter voel worden. Calum is nu degene die mij verbaasd aankijkt. 'Ze heeft je verteld dat ze een geestenwandelaar is?' 'Ja, nou ja, soort van. In haar droomwereld was ze een geestenwandelaar-' 'LAAT ME ERDOOR! HET BOEIT ME NIET DAT DIT ALLEEN VOOR BEVOEGDEN IS MAAR IK MOET MIJN ZUSJE ZIEN!' schreeuwt er plots een stem door de gang. 'Seff?' Zegt Calum verbaasd terwijl hij naar de deur toeloopt om hem te openen alleen knalt de deur tegen hem aan als hij hem wilt openen. In de deuropening staat een woedende, blonde jongen die hetzelfde blonde haar en dezelfde blauwe ogen als Sophie heeft en ook dezelfde neus. Kwaad loopt hij naar binnen en smijt me praktisch naar de andere kant van de kamer. 'Wat hebben ze in vredesnaam met je gedaan?' Mompelt hij terwijl hij haast teder een pluk haar uit Sophies gezicht strijkt. 'Seff...' mompelt Calum terwijl hij haast naar Seff toe strompeld. 'Laat me even, Calum. Je weet niet hoe het is om erachter te komen dat je een vergeten zusje hebt.' Zegt Seff terwijl hij zijn hand opsteekt naar Calum terwijl hij naar Sophie blijft kijken. 'Hè?' Zegt Calum die het duidelijk niet begrijpt. 'VERDOMME CALUM! Ik praat straks met je, okay? Laat me nu gewoon even alleen met mijn zusje. O ja, en neem dat kind daarzo ook even mee, wil je?' 'Zo praat je-' 'Niet tegen een Alpha, I know. Maar wat maakt mij het nou weer uit? Hij kon doen wat hij wilt maar ik ben toch onstervelijk en kan hem met één knip in mijn vingers vermoorden.' Zegt Seff terwijl hij me onderbreekt. 'En je vergeet het punt dat ik je beste vriend ben.' Zegt Calum terwijl hij mijn arm vastpakt en me probeerd mee te trekken naar buiten. 'Maaike, loop nou gewoon even mee! Laat dit familiemoment even tussen die familie, okay?' 'Maar-' 'Nee, geen gemaar. Kom, Maaike. Straks kan je haar weer zien.' Zuchtend laat ik me door Calum de kamer uittrekken. Met een klap doet Calum de deur dicht en loopt hij verder weg, mij nog steeds meetrekkend. 'Wat gaan we doen?' Vraag ik Calum als we het ziekenhuis uitlopen. 'Naar mijn vader. Hij moet dit weten.' 'En waarom moet ik dan mee?' 'Omdat jij jij bent en niet te vertrouwen als Sophies beste vriendin.' Oké, goed punt. 'En ik mag geen Omega van een andere Roedel alleen laten.'

It's complicated ●The Lost Mind Series●Donde viven las historias. Descúbrelo ahora