H.1

760 62 3
                                    

Sophie pov.

Drie maanden geleden was het. Dríé maanden geleden dat ik uit mijn coma ontwaakte, een wonder opzich. Ik wist dat pap de stekker eruit wou trekken en ik weet dat ik bij hem hetzelfde zou doen. Als iemand zo'n beetje zo plat als een dubbeltje is door een ambulance (hoe ironisch) en zo'n zeven maanden in coma ligt terwijl je weet dat die persoon daarna zo'n beetje nooit meer dezelfde zou zijn. Tja, dan begin je denken. De dokters hebben me verteld waar ik allemaal last van zou kunnen krijgen en hebben me het laten opschrijven. Die dingen zijn:

- andere persoonlijkheid
- spierspasmen
- psychiatrische stoornissen
- problemen met concentratie en aandacht
- moeite met denken en informatieverwerking
- geheugenproblemen
- sneller vermoeid
- taal- en spraakproblemen

Ik hoop echt dat ik geen andere persoonlijkheid heb! Stel je voor, was ik bijvoorbeeld eerst aardig tegen mensen en dan hang ik nu tegen hun de bitch uit! Stomme coma... Toen ik wakker werd en pap was daarvan op de hoogte is hij direct gekomen. Ik heb nog nooit iemand zo blij gezien dat hij tegelijkertijd moest huilen... Oké, ik dwaal af. Morgen is mijn eerste schooldag na fucking tien en een halve maand. Verdorie, over bijna anderhalve maand ben ik alweer jarig... Dan word ik zestien, zéstíén! De leeftijd waarop Calum me kan vinden. 'Soof? Quinten is hier voor je.' Klinkt Maaikes stem in de deuropening van mijn kamer. Ik draai me naar haar om. 'Quinten?' Een trieste blik verschijnt in Maaikes ogen maar die is net zo snel verdwenen als hij is gekomen. 'Ja, je weet wel. Die dude waar je altijd welles-nietes meespeelt?' Ik denk na. Ken ik een Quinten? En hoe zou hij er dan uit zien? 'Maiks, jouw'n voorstellingen zijn waardeloos. Zelfs ik kan me beter zelf voorstellen.' Klinkt er een jongens stem van achter Maaike. Maaike rolt met haar ogen maar stapt opzij. Een jongen met een schattig gezicht en zwart emo haar. Hij is knap, zekers, maar hij is niet zo knap als Calum. Calum.... 'SOOFJE!' Roept de jongen enthousiast uit. Met grote ogen kijk ik hem aan. Wie is hij?! Wat wilt hij?! Waarom noemt hij me Soofje?! Voor ik het weet ben ik in een knuffel getrokken en word ik opgetild. 'Ik ben zo blij dat je er weer helemaal bovenop bent!' Zegt hij vrolijk wanneer hij me weer heeft losgelaten. 'Eh, sorry hoor. Maar wie ben jij?' Geschrokken kijkt de jongen me aan. Dan word zijn blik triest. 'Maaike had al verteld dat je geheugenproblemen had...' Voorzichtig knik ik. Ik had ook al problemen met mijn geheugen in de tijd van mijn coma toen ik in mijn "zelfbedachte wereldje" was. Ik weet zeker dat alles wat daar is gebeurd echt is. Dat weet ik gewoon! Ik voel dat het echt is! Nou ja, bijna alles want ik ben geen weerwolf. Nóg niet in ieder geval. 'Laten we daar eens wat aan gaan doen.' zegt de jongen plots vrolijk grijnzend. Vragend kijken Maaike en ik hem aan. Dan pakt hij me bij m'n middel en tilt me over zijn schouder en legt me op een plek waar ik precies goed lig. Blijkbaar heb ik vaker over zijn schouder gelegen. Dan begint hij te lopen en geschrokken kijk ik Maaike aan die ons grijnzend nakijkt. 'Veel plezier!' Roept ze ons na. 'DANK JE!' roept Quinten terug. 'Durf ik met jou over mijn schouder te trap af te lopen?' Vraagt de jongen aan zichzelf alleen geef ik antwoord. 'NEE! NIET DOEN! HAAL ME VAN JE SCHOUDER AF, VER... ver.... eh...' 'Bedoel je verdomme?' vraagt Quinten behulpzaam. 'Ja! Dank je! HAAL ME VAN JE SCHOUDER AF, VERDOMME!' 'Neh.' En dan begint hij de trap af te lopen terwijl ik me stevig aan hem vastklamp om niet van zijn schouder te vallen. 'Ben jij ook een weerwolf?' Vraag ik Quintwn als ik me realiseer dat Quinten ook in mijn "fantasie-wereldje" was ook al heb ik hem nooit kunnen zien. Even struikelt Quinten over zijn voeten, godzijdank zijn we al van de trap af, maar dan begint hij hard te lachen. 'Weerwolven? Bestaan die beesten überhaupt wel? Hoe kom je dáár nou weer op?' 'Ze bestaan. Ik weet het zéker!' zeg ik mokkend terwijl ik mijn armen over elkaar heen sla. 'Maaike is er ook één. En mijn mate Calum ook. En Maaikes mate is een vampier genaamd Ashton. Ik weet alleen niet wie jouw'n mate is...' mompel ik terwijl ik Quinten bedachtzaam aan kijk terwijl hij mij juist geschokt aankijkt. 'Mates? Die bestaan niet eens! Hoe ben je daar in godsnaam opgekomen? En vampiers? Die bestaan ook niet! Ik weet niet wat er allemaal in jouw'n coma-droomwereldje is gebeurd maar iets ervan heeft je grens tussen realiteit en fantasie vernietigd of ernstig aangetast.' Ik geef eerlijk toe, Quinten is een betere leugenaar dan Maaike. 'Maar nu genoeg gezeikt daarover! WIJ GAAN HERRINNERINGEN OPHALEN!' roept hij enthousiast voor hij mijn pols grijpt en me het huis uittrekt. 'LAAT ME LOS!' roep ik te vergeefs waarmee ik blikken van mensen (of misschien zijn zij ook wel bovennatuurlijke wezens, wie weet!) naar ons toetrek. 'Laat haar los.' Zegt een koele jongensstem voor Quinten, die Quinten direct laat stoppen. Half struikelend kom ik tot stilstand en ben voor dit kleine momentje blij dat Quinten mijn pols vastheeft want anders zou ik zekerste weten gevallen zijn, hard. Verbaasd kijk ik op, recht in twee blauwe ogen die me ergens héél erg bekend van voorkomen. 'Seff?' De blik in de koele blauwe ogen veranderd in verbaasd terwijl hij zijn blik op mij vestigt. Snel laat ik mijn blik over Seff heenglijden en realiseer me dat het écht Seff is. 'Hoe weet jij mijn naam? Ken ik jou?' Vraagt hij uiteindelijk terwijl we elkaar aanblijven staren. Ik voel Quintens blik op ons branden maar beide negeren we het. 'Ja, ik ben je zusje! Ik ben ook een geestenwandelaar! Nou, nog niet. Pas zodra Calum me gebeten heeft en ik ook een weerwolf word. Áls ik überhaupt een weerwolf word en Calum me vindt. Daar hangt alles vanaf, natuurlijk.' De ogen van de jongen vergroten zich. 'W... wat? Jij bent mijn zusje helemaal niet! En geestenwandelaars en weerwolven? Jezus, jij hoort thuis in een gesticht!' Gekwetst loop ik achteruit. 'Let niet op haar. Ze is een tijdje terug uit haar coma ontwaakt en is nogal in de war.' Seff snuift. 'Dat zag en hoorde ik, ja. Let nu maar op haar want straks ziet ze een gangster nog aan voor een lieve jongen met een zielig hondje.' Dan draait Seff zich om, na me nog een vreemde blik te hebben gestuurd. 'Soofje, wat was dat nou? Ken je die jongen?' 'J... ja... n... nee... Hij kent mij in ieder geval niet!' 'Dat was ook niet te merken ofzo.' Zegt Quinten sarcastisch. 'HOU JE KOP, QUINTEN!' schreeuw ik hem toe. 'WEET JE DAN NIET DAT JE BETER JE KOP DICHT KUNT HOUDEN OP SOMMIGE MOMENTEN?! DIT IS ER OOK EEN VAN!' Snel draai ik me om en ren hard weg. Na drie minuten ben ik al uitgeput. Ik plof neer op de stoeprand en kijk naar de langsrijdende auto's. Quinten is me niet achter na gegaan, waarom? Was ik niet zíjn verantwoordelijkheid? Mag hij me niet? En waarom deed Seff zo raar? Hij weet het toch al? Of niet...? Een koude druppel valt op mijn neus en verbaasd knipper ik met mijn ogen terwijl ik hem eraf veeg. Al snel valt er nog eentje, maar dan op mijn knie. En nog eentje en nog eentje, tot het aan het miezeren is. Ik sluit mijn ogen en trek mijn knieën op, waar ik mijn armen opleg. Ik hou van regen, het is rustgevend. Het zachte tikken tot harde plensbuien. De regen weerspiegelde hoe ik me de afgelopen maanden voelde: een lastpak dat problemen met zich meebrengt die je alleen kan tegenhouden met een paraplu, verdrietig, wanneer niemand mij geloofde. Maar ook uniek, zoals elke regendruppel uniek is, anders dan de vorige of de volgende die gaat komen. Het onweer gaf mijn uitbarstingen weer, de verassing, de woede en de opluchting na de uitbarsting. Ik schrik op van een hand op mijn schouder en kijk om, recht in het gezicht van mijn vader, die me met een liefe glimlach aankijkt terwijl hij me helpt opstaan. Samen lopen we in de regen terug naar huis, genietend van het geluid van de regen op de tegels en de stilte tussen ons. Als ik thuis ben kijk ik op mijn mobiel, zes gemiste oproepen van Quinten, vier sms'jes en negen appjes. Ik negeer ze en trek een lekker zittende pyjama aan waarna ik in mijn bed kruip. Al snel val ik in een heerlijke droomloze slaap.

'Shh, ze slaapt. Zie? Helemaal in orde.' Hoor ik mijn vader ergens in de verte, diep onder de watten weggestopt, zeggen. 'Oké dan...' hoor ik Quinten mompelen. Niet veel later hoor ik de voordeur open- en dichtgaan en val ik weer in slaap.

Met mijn handen in mijn zakken en oorjes in mijn oren waarin I feel like dancin' van All Time Low doorklinkt loop ik door de drukke straten waar iedereen zich met haast en een paraplu zich zo snel mogelijk een weg naar huis baant. De muziek die door mijn oren klinkt pas eigenlijk helemaal niet bij dit weer, of bij mijn stemming maar mij maakt het niet uit. Ik geniet van de muziek en dat is voldoende. Iemand beukt hard tegen mijn schouder en mijn schouder draait naar achteren. 'Sorry, ik zag je niet.' Hoor ik een jongensstem vaagjes in de verte zeggen en snel doe ik mijn oortjes uit. Ik glimlach gemaakt. 'Maakt niet uit hoor.' Zeg ik terwijl ik opkijk, recht in twee wel heel erg bekende bruine ogen. Calum kijkt me onderzoekend aan terwijl hij zijn paraplu een beetje boven mijn hoofd houdt zodat ik minder nat word. 'Ken ik jou?' 'Nee.' Zeg ik tot mijn eigen verbazing. 'Oh, ben je nieuw hier?' 'Nee.' Hij fronst. 'Das raar, ik ken iedereen hier.' 'Nou, behalve mij dus.' Zeg ik chagrijnig. 'Inderdaad, behalve jou dus. Maar ik wil je best leren kennen, ho-' 'CALUM!' roept een meisje enthousiast voor ze plotseling tussen ons in verschijnt en haar lippen op de zijne drukt. Een pijnsteek gaat door mijn hart maar ik negeer het en besluit door te lopen. Zodra zij klaar zijn, ben ik verdwenen.

Ik open mijn ogen en stap uit bed. In mijn lekker warme pyjama loop ik naar beneden, gelokt door de geur van tortelinni. 'Goedenavond, slaapkopje. Lekker geslapen?' Zegt mijn vader vrolijk terwijl hij een potje pesto op tafel zet. 'Jawel.' Zeg ik glimlachend. 'Mooi, we eten tortelinni zoals je ziet.' Zegt mijn vader terwijl hij onze borden op tafel zet en het bestek ernaast legt. Ik ga zitten en wacht tot pap de tortelinni opschept. 'Eet smakelijk.' 'Eet smakelijk.' Zeg ik terwijl ik een flinke klodder pesto op mijn tortelinni smijt. Ik geef het potje aan pap en zie dat hij véél minder tortelinni dan mij heeft. Hij vind het dus nog steeds niet erg lekker, nou ja, meer voor mij! 'Oh ja, Quinten is nog langs geweest terwijl je sliep. Hij maakte zich zorgen omdat hij je kwijtraakte in de drukte.' Tuurlijk, joh. Hij is me niet eens achterna gegaan. Ik plak een glimlach op mijn gezicht en knik. 'Ja, daarom zat ik ook op de stoep. Zodat Quinten me makkelijker kon vinden dan wanneer ik mezelf bewoog.' Zeg ik voor een hap tortelinni. 'Slimme meid.' Ik slap mijn hap door en schud gemeend glimlachend mijn hoofd. 'Ik ben geen hond, pap.' Verbaasd kijkt hij me aan. 'Niet? Ik dacht toch echt bij je geboorte dat je vier poten, een staart en een snuit had! Ik denk dat ik toen al een bril nodig had...' Ik grinnik en mijn vader kijkt me beledigd aan. 'Ben jij je vader nu gewoon aan het uitlachen?' 'Nee hoor! Ik zou niet durven!' 'Dat zal je geraden zijn.' Zegt mijn vader voordat hij een hap lekkere tortelinni neemt.

Heeeeeyyy! Ik heb besloten om tóch geen back-upje te maken omdat ik daar gewoon geen geduld voor heb. Dus hier is het allereerste (echte) hoofdstuk van deel twee van The Lost Mind Serie: It's complicated! Hope you like it ;)

It's complicated ●The Lost Mind Series●Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu