Hoofdstuk 48

848 86 8
                                    

Hoofdstuk 48

Ik had er nog nooit aan gedacht dat je hart echt ergens voor was. Dat het daar met een reden zat. Dat het niet zomaar een lege ruimte opvulde.

Ik had het altijd vanzelfsprekend gevonden dat je hart klopte. Natuurlijk deed het dat. Daarvoor was het toch?

Maar pas toen ik zag dat het ophield met kloppen, merkte ik pas waarvoor je hart was. Waarvoor het echt was. Dat je het nodig had. En dat je absoluut niet zonder kon.

Dus toen Luke naar de grond stortte, dood of levend, of misschien iets daartussenin, kwam het besef hard aan.

Het leven was kwetsbaar. Je werd in leven gehouden één orgaan waar je niet zonder kon. Zonder dat orgaan wasje verloren.

Net als Luke nu.

Hij lag op zijn buik op de grond. Op de koude, harde grond. Het bloed stroomde uit de grote wond op zijn rug. En hij bewoog niet meer.

Hij bewoog niet meer.

Hij ademde niet meer.

Zijn hart klopte niet meer.

Hij was er niet meer.

Het was doodstil in de kamer. Iedereen was geschokt.

Dean staarde naar Luke met een rare grijns op zijn gezicht. Iets tussen trots en een beetje angst.

Danny keek ook naar Luke, zijn gezicht was een rare mengeling van woede en pijn.

De man die Luke had neergeschoten keek niet naar hem. Niet meer. Hij was dood. Danny had hem neergeschoten. En dat verdiende hij. Hij verdiende nog veel erger.

Joseph keek ook naar Luke, zijn gezicht stond vol afgrijzen.

Ik keek ook. Ik staarde naar zijn lichaam. En ik was de enige de huilde. Ik huilde, omdat hij er niet meer was. Omdat de enige die echt van me had gehouden er niet meer was. Hij had me hier ook al achtergelaten. Net als mijn moeder en mijn vader hadden gedaan.

Mijn benen begaven het en ik zakte naast hem op de grond in elkaar. 'Nee. Nee. Nee. Nee.' Ik greep zijn hand vast en kneep erin. Hij moest bij me blijven. Hij mocht niet weggaan. 'O god, nee.'

Het leven was zo oneerlijk. Waarom Luke nou? Waarom hij?

'Susan, we...' begon Danny, maar ik wilde niet naar hem luisteren. Luke lag hier. En hij was dood. Ik moest helemaal niets, behalve bij hem blijven. Net zolang totdat ik ook dood was.

'Susan, luister naar me.'

Ik schudde mijn hoofd terwijl de tranen nog steeds over mijn wangen rolden. Luke was weg. Hij was echt weg. Wat moest ik nu nog?

'Susan!' Danny greep ruw mijn arm vast en trok me omhoog. Hij schudde me door elkaar. 'Hij is niet dood. Stop met dat gejank. Hij is niet dood. Hij gaat niet dood, oké?'

'Hij heeft gelijk,' zei Joseph. Hij was opgestaan en strompelde naar Luke toe. 'Hij is niet dood.'

'W-wat?' Met een betraand gezicht keek ik van Danny naar Joseph. 'Wat bedoelen jullie?' Ik veegde me de mouw van mijn shirt over mijn betraande wangen. Waar hadden ze het over? Luke zag er dood uit. Hij was net neergeschoten. Mensen gingen daar dood aan, toch?

Mensen.

Maar we waren geen mensen. Geen van allen. We waren halfmensen. En die gingen niet dood. Niet zomaar. Niet door een simpele kogelwond.

Hoopvol keek ik naar Luke. Misschien was hij toch niet dood. Misschien leefde hij nog.

'De kogel was niet giftig,' zei Danny iets vriendelijker. 'Hij redt het wel, Susan.'

En meer was er niet nodig om mijn hart weer te laten kloppen. Om de hoop die ik al lange tijd niet meer had gevoeld, weer te laten opbloeien. Luke zou het redden. Hij had me niet achtergelaten. En ik zou hem al helemaal niet achterlaten.

Ik viel weer op mijn knieën naast hem neer en streelde over zijn blonde haar. Nu pas viel het me op dat hij nog wel ademde. Niet zoals hij hoorde te ademen, maar hij ademde nog. Heel licht. Hij was echt niet dood. Het zou allemaal goed komen. Hij zou niet doodgaan. Hij zou bij me blijven.

'Ik hou van je,' fluisterde ik zo zacht dat alleen hij het kon horen, als hij me al kon horen. Ik streelde over de stoppels op zijn wang. Het leek net alsof hij sliep. Misschien was dat ook wel zo. Misschien droomde hij nu wel een hele mooie droom. Zolang hij niet dood ging, vond ik het allemaal best. Hij moest hier blijven, bij mij.

'We moeten hem naar Nadine brengen,' zei Danny. 'En we moeten hem meenemen.' Hij keek naar Dean en ik volgde zijn blik. Dean zat vastgebonden op een stoel en kon geen kant op. Nadat Luke was neergeschoten, had Danny hem aan die stoel vastgemaakt.

'Kunnen we hem niet beter...' Ik maakte mijn zin niet af, maar Danny snapte het zelfs zonder dat ik het hardop zei.

Hij schudde spijtig zijn hoofd. 'Ik had nog maar één giftige kogel en die heb ik gebruikt voor hem.' Hij maakte een vaag handgebaar naar de man die Luke had neergeschoten. 'We kunnen hem niet doden met een normale kogel. Niet nu in ieder geval. We zullen moeten wachten op een ander moment.' Hij zuchtte diep.

'We kunnen hem ook gewoon meenemen,' stelde Joseph voor. 'De Greens weten vast wel wat ze met hem moeten doen.'

Danny keek even met samengeknepen ogen naar Joseph. Alsof hij zijn bedoelingen in wilde schatten. Toen knikte hij. 'Dat zouden we kunnen doen.'

We waren allemaal even stil en keken naar Luke. Ik vroeg me af of we niet iets aan de wond op zijn rug moesten doen, maar kennelijk leken Danny en Joseph zich daar geen zorgen over te maken. Misschien zou het wel vanzelf helen. Wat wist ik nou van halfmensen? Behalve dat ik er zelf één was?

'Laten we gaan,' zei Danny. 'Misschien krijg ik dan vannacht nog een paar uur slaap.' Nu pas viel me op hoe moe hij eruit zag. Hoe lang deze dag al voor hem duurde. Ik vroeg me af hoe laat het was. Zou het al de volgende dag zijn? En waar was Lukes familie? Zouden ze er al achter zijn dan we allemaal weg waren? Vast wel. Kate zou het vast al gezien hebben. Zouden ze al naar ons op zoek zijn?

'Kom op, Susan.' Snel liet ik Luke los en krabbelde ik overeind. Nog een paar minuten. Dan waren we hier weg. En dan was er niets meer om me zorgen over te maken. Helemaal niets. Ik kon het me bijna niet voorstellen.

Dean wees ons de weg naar de uitgang. Natuurlijk niet vrijwillig. Er was wat gedreig voor nodig van Danny, maar uiteindelijk liep Dean, met zijn handen achterop zijn rug gebonden, voor ons uit en vertelde hij ons waar we heen moesten.

Danny en Joseph hadden Luke tussen hen in genomen en sleepten hem mee. Het was mijn taak om Dean in de gaten te houden. Niet dat het erop leek alsof hij ervandoor zou gaan.

We kwamen niemand tegen. En dat was raar. Waar waren alle bewakers heen gegaan?

Toen een grote deur van matglas in zicht kwam, voelde ik diep vanbinnen een gevoel van opluchting. Bijna waren we hier weg. Bijna hadden we het gehaald. En toen ik die deur openduwde, stond daar een hele grote verrassing op ons te wachten.

Lukes hele familie stond buiten. Ze waren dan wel omsingeld door allemaal in het zwart geklede bewakers,ze waren er tenminste.

Vanaf nu zou het allemaal goed komen.

We waren niet meer alleen.

Er kon nu niets meer misgaan.

Toch?


Green Eyes (oude versie)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu