Hoofdstuk 44

1.1K 92 25
                                    

Hoofdstuk 44

Ik stond voor het raam en keek naar buiten. Het was donker en er waren geen sterren te zien. Alleen een halve maan die een spookachtig licht wierp op de verlaten straat.

Achter me liep Iris geïrriteerd heen en weer door de kamer. Luke had zijn gedachten afgesloten zodat we geen idee hadden wat hij dacht. Natuurlijk had Iris dat ook gedaan voor hem, toch was het vervelend. We moesten toch weten wanneer ze naar Dean gingen?

De hele dag hadden ze niets gedaan, Iris en ik hadden ze goed in de gaten gehouden, dus moesten ze nu wel iets gaan doen. Morgen zouden we naar Dean gaan en als Luke en Danny nog iets wilden ondernemen voor die tijd, moesten ze dat nu doen. 's Nachts, als iedereen sliep en niemand op hen lette. Dit was de perfecte tijd.

'Misschien zijn ze al weg,' zei ik. 'Misschien hebben we gewoon gemist dat ze weg zijn gegaan.' Ik draaide me om en keek Iris aan. 'Misschien staan we hier wel voor niets te wachten.'

'Tuurlijk niet,' zei Iris en ze kwam naast me staan. 'Het is pas half een 's nachts, ze zijn heus nog niet weg. Ze moeten eerste weten of Kate slaapt.'

Ik draaide me weer om en keek weer naar buiten. 'Waarom moeten ze weten of Kate slaapt?'

'Omdat ze anders zal zien wat ze van plan zijn. Als ze slaapt is ze veel minder gevoelig voor die dingen. Het is beter om weg te gaan als ze slaapt.'

Ik knikte. Dat was best logisch.

Opeens startte er een auto aan de linkerkant van de parkeerplaats. Ik keek naar Iris. Dit moesten ze wel zijn. Wie ging er nou op dit moment weg?

Een paar seconden bleven we beide doodstil staan. In stilte keken we toe hoe de auto de parkeerplaats afreed en invoegde op de snelweg.

Toen draaide Iris zich opeens om en greep ze haar rugzak. Ik draaide me ook om en rende achter haar aan de kamer uit. We moesten snel zijn. We moesten weten waar ze heen gingen.

We stormden de trap af en renden naar de nooduitgang. We duwden de deur open en renden naar buiten.

Op de parkeerplaats was het aardedonker. Op ons gevoel renden we naar de auto waarvan we dachten dat hij van Adam was. Adam zou vast boos worden omdat we zijn auto leenden, maar dat maakte nu niet uit. We gingen wel Luke en Danny redden. Of in ieder geval een poging daartoe doen.

Iris prutste de sleutel in het slot en kroop achter het stuur, ik ging op de bijrijdersstoel zitten. Zo snel als we konden reden we weg van het hotel.

De snelweg was spookachtig leeg. Ik had nog nooit een lege snelweg gezien en nu snapte ik waarom. Het was eng.

'Daar,' zei ik en ik wees naar voren. 'Dat moeten ze zijn.' In de verte waren de lampen te zien van een auto. Hopelijk waren ze het echt en volgden we niet de verkeerde auto.

Iris reed zo snel mogelijk, terwijl ik probeerde te bedenken wat we moesten doen als ze ons zouden zien. Of als we bij Dean aan waren gekomen. Hoe moesten we ze in hemelsnaam tegenhouden?

We reden ongeveer een uur in stilte. De auto van Luke en Danny kwam steeds dichterbij waardoor Iris steeds langzamer moest gaan rijden. We mochten niet te dichtbij komen, maar moesten ook niet te ver achter raken. We konden ze niet kwijtraken.

'Dit is net als op tv,' zei Iris, terwijl ze nog een beetje meer gas gaf. 'Ik vind het best cool.'

Ik zuchtte diep. 'Nou, ik vind er niets aan. Straks gebeurt er iets.'

Iris lachte een beetje paniekerig. 'Oké, je hebt misschien wel gelijk. Als je er over nadenkt is het helemaal niet zo leuk. Vooral omdat er geen coole achtervolgings muziek bij is.'

Green Eyes (oude versie)Where stories live. Discover now