Hoofdstuk 10

2.1K 138 11
                                    

Hoofdstuk 10

Ik staarde naar mijn plafond. Door een kiertje in de gordijnen viel er een streepje maanlicht op.

Ik kon niet slapen. Ik kon alleen denken aan Lukes verhaal over halfmensen. Een deel van me geloofde hem, maar een ander deel totaal niet. Ik werd er helemaal gek van.

In gedachte liep ik het gesprek van Luke en mij nog eens door. Hij was er de hele tijd overtuigd van geweest dat ik ook zoals hij was. Ik had er maar niet te veel over gezegd. Ik was niet zoals hij, ik was normaal.

Luke had me verteld over alle gaves in zijn familie. Zijn oudste broer, Josh, kon gevaar aan voelen. Zijn op één na oudste broer, Matt, kon het verleden zien van dingen en mensen. Hij kon van elke voorwerp zien waar het geweest was en wie er wat mee gedaan had.

Zijn zus, Kate, zag de toekomst. Hij had verteld dat dat heel irritant was. Ze won altijd met spelletjes omdat ze wist welke zetten de andere spellers zouden doen.

Zijn andere broer Nick kon gedachten lezen. Dat was volgens hem ook heel erg irritant. Hij wist al je geheimen en vertelde ze meestal meteen door. Het leek mij echt afschuwelijk om daar mee in één huis te wonen.

Zijn broer Adam kon je dingen laten zeggen zonder dat je dat zelf wilde. Hij had verteld dat Adam altijd de stomme klusjes in huis door anderen liet oplossen.

Als laatste had hij verteld over Iris en zichzelf. Doordat ze een tweeling waren konden ze telepathisch met elkaar communiceren. Het was alsof je met elkaar praatte alleen dan in je hoofd, zonder dat anderen je konden horen. Hij vond het heel erg handig.

Natuurlijk hadden ze allebei ook nog een andere gave. Iris was een schild. Heel erg handig vond hij dat. Nick kon daardoor haar gedachten niet lezen en Adam kon haar geen dingen laten zeggen die ze niet wilde.

Als laatste had hij over zichzelf verteld. Hij was een genezer, iets wat hij helemaal niet speciaal vond. Hij zag liever de toekomst of liet anderen dingen zeggen die ze niet wilden.

Hij had me heel erg vaak gevraagd wat mijn gave was, maar ik had volgehouden dat ik niet zo was als hij. Uiteindelijk had hij het laten zitten en was hij naar huis gegaan. Ik was zelf ook naar huis gegaan. Ik was door mijn raam weer naar binnen geklommen. Ik was bang geweest dat mijn ouders hadden gemerkt dat ik weg was geweest, maar gelukkig hadden ze niks door gehad.

Na nog een half uur denken viel ik dan toch eindelijk in slaap.

Ik droomde dat ik met Luke in het bos was. Net als we vandaag hadden gedaan, zaten we in het bos tegenover de school op de grond. Het was leuk en ik voelde me fijn. Toen opeens sprongen er twee mannen uit de bosjes. Het waren de mannen die ik een tijd geleden in het bos had gezien toen ik daar met Luke was.

Ik gilde, maar er kwam geen geluid uit mijn keel. De mannen richtten hun pijlen op Luke en schoten hem recht in zijn hart. Luke viel op de grond en was dood. Ik wilde wegrennen voor de mannen, maar eentje hield me tegen en de ander en richtte zijn pijl op mij. Ik probeerde te gillen maar het lukte nog steeds niet. 'Kom we nemen haar mee,' zei een van de mannen. Ik probeerde weg te rennen, maar ze waren sterker.

Toen schrok ik wakker. Ik zat rechtop in bed en keek om me heen. Ik was gewoon in mijn eigen kamer. Opgelucht haalde ik adem. Die droom was echt afschuwelijk geweest. Ik probeerde weer door te slapen, maar het lukte niet. Ik had het gevoel alsof ik niet alleen was. Angstig deed ik het licht aan, maar ik zag natuurlijk niemand. Ik ging weer liggen, maar ik had het gevoel alsof er echt iemand was.

Ik ging weer rechtop zitten. Ik checkte mijn kamer nog een keer en toen viel mijn oog op mijn raam. Het stond open. Had ik dat gedaan? Ik kon het me niet meer herinneren. Ik stapte uit bed om het raam dicht te doen. Voordat ik het dichtdeed keek ik naar buiten. Even zag ik een man staan, op de grens waar het bos begon, maar toen ik een keer knipperde met mijn ogen was hij weg. Ik schudde verdwaasd mijn hoofd en deed het raam met een klap dicht. Ik had het me vast verbeeld, er stond daar echt niemand. Dat kon gewoon niet. Mijn gedachten gingen even naar Luke. Toen ik aangereden was, was er een man bij hem thuis geweest. Hij had gezegd dat hij mij kende. Was hij misschien naar mijn huis gekomen? Nee, ik schudde mijn hoofd om het idee van me af te zetten. Ik moest niet zulke rare dingen denken. Ik ging weer in bed liggen. Na twee uur viel ik in slaap. Dit keer sliep ik de hele nacht verder zonder dromen.

Green Eyes (oude versie)Where stories live. Discover now