Hoofdstuk 45

1.1K 92 13
                                    

Hoofdstuk 45

Ik dook naar de grond en hield mijn armen boven mijn hoofd. Ik moest mezelf beschermen, maar wist niet hoe.

'Rennen Susan!' Lukes stem kwam nauwelijks boven het geluid van de schoten uit. Ik snapte niet dat hij serieus dacht dat ik zonder hem zou wegrennen. Dat zou ik nooit doen. Ik zou hem nooit alleen laten.

'Kom.' Iris trok aan mijn arm. 'We moeten hier weg.'

Ik schudde mijn hoofd en keek naar het naderende gevaar. Nog een paar seconden en ze hadden ons. Waarom waren we allemaal nog niet dood door de kogels? We hadden nu wel dood moeten zijn. Dat kon niet anders.

Iris trok me omhoog en trok me toen achter zich aan. We renden. Weg van Luke. Weg van Danny. We konden ze toch niet achterlaten?

'We moeten ze helpen,' zei ik, terwijl ik achter haar aan struikelde. 'We kunnen toch niet zonder ze gaan?'

Iris reageerde niet en rende snel door. Toen we de hoek van de gang omgingen, waagde ik het om om te kijken. De groep mannen kwam snel dichterbij. Allemaal waren ze in het zwart gekleed. Allemaal hadden ze wapens waarvan ik de naam niet eens kende. Allemaal waren ze mens.

Dean liet mensen voor zich vechten. Echte mensen. Terwijl een halfmens zoveel sterker zou zijn. Zoveel sneller. Zoveel beter. Waarom zou hij mensen voor zich laten vechten?

Mijn blik ging naar Luke. Hij en Danny stonden met hun ruggen naar me toe. Ze wachtten totdat de mannen dichtbij genoeg waren. Om de een of andere reden waren ook zij nog niet geraakt door de kogels. Ik snapte niet waarom. Ik snapte niet hoe dat kon.

De mannen die Danny hadden vastgehouden lagen dood op de grond. Er lag een plas bloed om hen heen. Ik staarde naar hun lijken. Ik voelde niets. Geen spijt, geen medelijden.

Helemaal niets.

'Susan!' Iris greep mijn arm en trok me mee. 'Je bent gek. Je gaat toch niet zomaar stilstaan? Die mannen willen je vermoorden.'

'En Luke dan?'

'Hij redt zich wel,' zei ze.

Iris duwde de deur van het trappenhuis open en duwde mij als eerste naar binnen. 'Naar beneden,' zei ze streng. 'Helemaal naar beneden.'

Één seconde keken we elkaar boos aan. Toen hoorde we voetstappen op de trap. Voetstappen van heel veel mensen. 'Staan blijven! Handen omhoog en wapens laten vallen,' werd er geschreeuwd. Iemand schoot.

Dat was het moment dat ik begon te rennen, met Iris op mijn hielen.

Mijn schoenen bonkten op de stenen treden en mijn hart klopte in mijn keel. Mijn ademhaling was te snel en mijn handen waren klam van het zweet. Het pistool dat ik nog steeds in mijn handen hield, glipte uit mijn handen. Het viel op de stenen trap en ik zag hoe het naar beneden stuiterde en toen bleef liggen. Ik kon niet terug gaan om het te pakken. Vanaf nu was ik weerloos. Vanaf nu kon ik mezelf niet meer verdedigen.

Ik ging hier toch niet dood?

Het trappenhuis was eindeloos. Steeds als ik dacht dat we beneden waren en er geen trappen meer waren, gingen we weer een hoek om en was er nog een trap.

Het geluid van voetstappen en schoten kwam steeds dichterbij en was dan opeens weer verder weg. Ik wist niet wat ik ervan moest denken. Ik wilde er ook niet teveel aan denken.

Toen we de laatste trap gehad hadden, was ik helemaal uitgeput. Ik was niet er niet aan gewend om zo ver en lang te rennen.

Er was maar een deur in de gang waar nu in waren uitgekomen. Ik dacht niet na en gooide hem open. Precies toen ik dat deed, ging er een alarm af. Een afschuwelijk geluid dat pijn deed aan mijn oren. In de gang waarin we nu stonden, begonnen allemaal rode lampen te knipperen.

Green Eyes (oude versie)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu