Hoofdstuk 24

875 52 4
                                    


Bran Dijkstra

"Wat is er met Sean?" vraag ik plagend. Ze kijkt me boos aan. "Hij is gewond, hij kan niet alleen slapen, wat als er iets gebeurd!" roept ze nu, duidelijk geïrriteerd door mijn gedrag. Mijn ogen vernauwen zich meteen tot spleetjes zodra ze haar stem tegen mij verheft. Ik zie dat ze realiseert wat ze net gedaan heeft en ze kruipt meteen in elkaar, alsof ze haarzelf onzichtbaar wil maken. De sfeer verandert meteen een ik leun een beetje over haar heen om haar een beetje angst aan te jagen, haar te laten merken wie de baas is hier. Haar ademhaling versnelt en ik vecht tegen de nijging om mijn ogen te rollen. Ik ga weer rechtop staan en draai me om naar mijn kast waar ik nog een zwart shirt uit vis, voor mij dit keer. Ik trek het over mijn hoofd en grijp mijn pistool uit een lade van mijn bureau, die ik in mijn broekzak stop aangezien ik geen holster om heb. Ik hoor een zachte piep van Niamh en rol mijn ogen, ze is ook nergens aan gewend. Ik laat mijn hand door mijn haar gaan en laat een zachte zucht terwijl ik mijn ogen even sluit.

Ik wil dit doen maar dit wordt zo lastig voor Milan.

Ik open mijn ogen weer en draai me strak om naar de deur en trek het bijna uit zijn hengels als ik boos de voorbij de trap storm. De vierde deur. Ik omarmd de woede en voel een grijns opkomen. Het voelt goed, het monster in mij loslaten. Het monster in mij te voeden met het bloed van een verrader. De fücker dacht dat wij hem niet door hadden, zo dom. Ik had hem liever op heterdaad betrapt om te laten zien aan Milan dat hij ons verraden heeft, maar ja, het maakt niet meer zo veel uit. Leon doet zijn eigen halfbroer pijn, ik niet. We hebben regels, een paar maar, maar die regels zijn wel heilig. De regels zijn er voor een reden. Volg je die niet dan ben je een gevaar voor ons bedrijf.

Helaas heeft Leon die lijn overschreden.

Ik ben er zeker van dat Leon deze avond niet overleeft, en ik heb er geen probleem mee. Ik smijt de stalen deur open en loop een betonnen trap af. Het monster huilt voor bloed. Zijn bloed. En hij zal het krijgen ook nog. Mijn handen naast mijn zij, mijn hoofd rechtop, mijn rug recht en met grote stappen loop ik door de donkere kamer tot een meter voor de metalen stoel. Met een bloederig gezicht zit het ongedierte voor mij, vast gebonden, half bewusteloos, vernederd. En ik lach. Ik lach een lach die niet van mij is. Een lach van het monster in mij. Een lach die bloed eist. Zijn bloed. Ik zie Milan, Luuk en Sem in mijn ooghoeken verstijven. Ze kennen mij en weten wat die lach betekent.

"Dus, jochie," spuug ik naar hem. "Je dacht mij te kunnen bedriegen." Mijn toon gevaarlijk laag. Ik zie hem trillen en de angst straalt van hem af in porties die niet gezond zullen zijn. Hij opent zijn mond en sluit hem weer. Zijn hoofd hangend. Hij krimpt in elkaar zodra ik een stap vooruit doe. Zwak, dom, klein en machteloos. Ik geniet van de macht die ik uitstraal, om mensen zoals hem te laten beven in angst en in onzekerheid. Ik doe nog een stap naar voren en de koude kamer krijgt een nog koudere aura. Mijn hart bonst in mijn keel van genot, Leon is praktisch dood.

"Wil je nog opbiechten jochie, voordat we je opensnijden als een varken, voordat we je doorboren als een schietschijf, voordat we je zo verminken dat niemand je ooit nog zal herkennen, voordat we je slaan tot je zoveel pijn hebt dat je smeekt om te worden vermoord." Fluister ik spottend in zijn oor. Het heeft meteen effect, want hij weet dat we dat gaan doen. Tranen stromen vrij over zijn bebloede wang en hoor hem smeken. "Alsjeblieft niet, h-het moest van h-hem," probeert hij. Zijn stem onzekerheid en hij klinkt als een klein jongetje. Dezelfde die hij vermoord heeft. Een onbekende woede waait in mij op als ik daaraan denk, aan mijn neefje die nu niet meer leeft dankzij hem. Ik geef hem in stoot in zijn maag en hij kermt in pijn. Pijn die nog niks is vergleken met wat e nog komt. Leon gaat pijn lijden dat hij wenst dat hij nooit geboren is, dat hij een beter mens was, dat hij nooit die onschuldige mensen heeft vermoord. Want dat is hij, een vieze moordenaar en verkrachter. Natuurlijk vermoorden mijn mensen ook mensen, maar dat zijn slechte mensen. Leon, daarentegen, doet het verkrachten en vermoorden voor de lol. Maar af en toe voor een opdracht. Maar hij gaat betalen voor zijn daden, voor zijn fouten.

Ik druk mijn woede aan de kant en doe een paar stappen naar achteren. Ik wenk met een kleine beweging naar Milan en hij stapt naar voren, met een woede die Leon kan voelen. De Rat kijkt op en staart met één oog naar zijn halfbroer sinds de andere dicht is met een mooie blauwe plek. Hij smeekt zijn halfbroer om hem te redden van de pijn gaat komen maar het werkt niet. Milan is daar te gehard voor en heeft alle respect voor zijn halfbroertje verloren.

"Waarom," luidt de vraag. Zo strak, zo hard, zo scherp dat het niet eens meer als een vraag klinkt. Nog voordat Leon kan antwoorden gaat hij verder.

"Waarom moest je hem vermoorden, je kon hem niet laten gaan hé, je moest zo nodig 'stoer' zijn en hem vermoorden. Hij was nog maar vier," zijn stem klinkt zo gepijnigd dat zelfs mijn hart een klopping mist.

"FÜCKING VIER LEON. HIJ WAS NOG MAAR EEN KIND, EEN FÜCKING KIND, ONS FÜCKING NEEFJE, JIJ MOTHERFÜCKER," raast Milan voordat hij een mes in zijn schouder steekt. Leon schreeuwt het uit van de pijn en meer tranen volgen. Hij smeekt nu luider om Milan te laten stoppen, maar Milan is niet verblindt door woede, nee Milan weet heel goed wat hij doet. Hij gaat Leon zoveel pijn laten lijden dat hij wenst dat dood was.

"JE HEBT MIJN FAMILIE VERRADEN, JIJ HEBT MIJN ZUS ZOVEEL PIJN GEDAAN DAT IK JE IN LEVEN ZOU MOETEN LATEN, JE ELKE DAG EEN EXTRA MES IN JE STEKEN, TOT IK GENOEG VAN JE HEB, DAN STEEK IK MIJN HAND IN JE BORSTKAST EN RUK JE FÜCKING STENEN HART ERUIT, TOT JE DOODBLOEDT, TOT JE STERFT ZONDER HART!"

Nog een mes wordt in het zwakke lichaam van de Rat gestoken, dit keer in zijn arm. Weer schreeuwt Leon het uit van paniek, angst en verdriet.

"HET SPIJT ME!" Probeert Leon nog hysterisch huilend, wringend in zijn stoel om de pijn weg te krijgen, maar zich alleen nog maar meer snijdt.

"HET SPIJT JE, HET SPIJT MIJ NIET DAT IK JE PIJN DOE, DAT JE DOODGAAT DOOR MIJN HANDEN, DAT IK JOU BLOED AAN MIJN HANDEN HEB, HET SPIJT ME NIET DAT IK JE DOORBOOR MET MIJN MESSEN, DAT IK EEN ZIELIG EXCUUS VOOR MENS VERMOORD, EEN VERKRACHTER, EEN WAARDELOOS MENS!" Schreeuwt Milan terug, terwijl hij een dolk in Leons bovenbeen steekt. Leon zit nu alleen nog maar te huilen, te uitgeput om iets te zeggen of te doen. Hij weet dan het Milan niet spijt als hij doodgaat.

En dat doet hem nog meer pijn. Dat zijn broer hem waardeloos vindt, ook al heeft hij het verdient. 

MissingWhere stories live. Discover now