Hoofdstuk 18

1K 56 5
                                    


Niamh

Ik voel iemand me schudden, bang open ik mijn ogen. Hopend dat Leon me niet weer slaat en andere dingen doet. Het is donker, en de vloer voelt niet hetzelfde als daar. Ook al is het vier jaar geleden ik weet nog precies hoe het voelt, hoe het was. Als je daar drie maanden zit weet je dat snel genoeg.

Ik druk mijn rug tegen de muur, mijn hand voelt plakkerig aan meteen word ik misselijk. Zodra mijn ogen aan het donker gewend zijn kan ik vier vage figuren uit maken. Zwaar ademhalend prikken de tranen in mijn ogen. Door mijn paniek kan ik niet focussen en zie nog steeds vier vage figuren.

'Ga maar jongens, ik heb dit,' zegt eentje. Ik hoor alleen maar mijn eigen hart kloppen in mijn keel en mijn gejaagde ademhaling. Ik druk mezelf nog verder tegen de muur als drie van de vier figuren opstaan.

Even flitst er ligt door de deur opening en word ik verblind voordat het weer weg is. Paarse vlekken bewegen over de zwarte achtergrond.

'Hey...' zegt een stem zachtjes. Ik vervloek mezelf voor in paniek raken steeds, nu kan ik niet focussen op wie het is. De tranen prikken in mijn ogen als ik bid dat het niet Leon is, iedereen behalve Leon.

'Hey, luister naar mijn ademhaling okey?' commandeert de persoon nog steeds op een geruststellende toon. Ik sluit mijn ogen en richt me nu totaal op de ademhaling van de persoon voor mij, zo erg dat ik het niet merk als hij dichterbij komt.

Zodra hij mijn hand een beetje aanraakt spring ik bijna in de lucht van angst.

Geen Leon. Geen Leon. Geen Leon. Hij is geen Leon. Hij is geen Leon. Geen Leon....

Voordat ik het weet fluister ik het als een mantra. 'Geen Leon, hij is geen Leon. Geen Leon, hij is geen Leon.'

'Ik ben geen Leon, Niamh,' Zegt de persoon voor mij, 'hij is hier niet, okey?'

Ik barst nog harder in huilen uit en sta op knieën en knuffel de persoon voor mij voordat een van ons weet wat ik doe. Mijn armen om zijn nek. Ik huil uit op zijn schouder terwijl hij kalmerende cirkels op mijn rug draait.

Hij tilt me op en ik sla mijn benen om zijn middel om niet te vallen. Hij fluistert nu geruststellende dingen in mijn oor, zoals: 'Je bent veilig, Leon zal je niet pakken,'

De persoon opent de deur en ik begraaf mijn hoofd meer in zijn nek, niet de buitenwereld willend zien. Ik voel dat we bijna meteen naar rechts draaien en een trap aflopen. De kamer waar we net waren zou dan de martelkamer zijn denk ik, daar waar Anders me eerst heen bracht. Waarom zou me die kant op brengen? Dan zouden we nu in de kelder zijn, waar mijn kamer is.

Zouden ze mij gewoon laten gaan na wat ik gedaan had? Ik denk tenminste dat de vier mensen in de martelkamer mijn kidnappers waren, en een van hun mij nu vast heeft. wie zou dat zijn? Luuk lijkt me de meest logische.

Ik kijk op en zie inderdaad de trap en op links mijn kamerdeur. Maar waarom gaan we daar niet heen?

Al snel kom ik erachter dat we naar Bran's kamer gaan. Wat? Ik dacht dat alleen Bran daar mocht ko-, oh f*ck. Bran heeft me nu vast. Heilige donuts ik ga eraan. WACHT! Waarom gaan we naar zijn kamer, hij gaat toch niet hetzelfde doen als Leon? Mijn ademhaling versnelt weer, en ik probeer om uit zijn grip te worstelen. Nee, dit kan niet nog een keer gebeuren, ik heb het mezelf beloofd. Dat het nooit meer zou gebeuren.

'Zit even stil,' fluistert Bran geïrriteerd in mijn oor. Ik ben zo dood. Meteen bevries ik van angst.

'Ik ga niet hetzelfde met je doen als die "Leon" deed.'

MissingTahanan ng mga kuwento. Tumuklas ngayon