Hoofdstuk 5

1.2K 62 0
                                    



Niamh Kuiper

Net als ik uit de auto spring zie ik op links vier figuren uit het gebouw komen. Fück. Ik ren zo snel als ik kan de andere kant op richting een verlaten fabrieksterrein, de Macdonalds zelf ziet er ook erg verlaten uit, geen auto behalve het kidnappers busje waar ik net in zat. Waar de zijn we in hemelsnaam?

Rennen met handen achter je rug rent heel raar, je waggelt een beetje, zoals een pinguïn. Voor mij is een afgezet kippengaas hek waar een gat in zit een paar meter naar rechts. Snel wiggel in onder het hek door maar val op mijn weer op knieën omdat ik mijn evenwicht verlies. Ik kom weer overeind en probeer het nog een keer.

Ik hoor geroep achter me. Shït. Het was te verwachten. Ik ren, waggel, zo snel mogelijk verder voor zover dat mogelijk is in deze situatie. Ik spring over een kapotte, stalen kabel maar kom verkeerd neer en ik voel dat lichaam een knuffel gaat geven aan de vloer. Fück.

Voordat ik face plant voorover op de harde betonnen grond, worden twee grote armen om mij heen geslagen. Ik zucht opgelucht en verslagen tegelijk. Ik heb geen plastische chirurgie nodig, maar ben wel gevangen wat bijna gelijk is aangezien ze mijn gezicht vast wel willen bewerken.

Bran trekt me overeind en sleept me aan een arm mee naar het busje waar Milan woedend staat. Ik zie de andere mensen niet en misschien is dat maar goed ook. Ik slik en voel hoe droog mijn keel is ineens. Ik werk steeds een beetje meer tegen hoe dichter we komen bij het busje, en de woedende Milan. Fücking geweldig.

Zodra we binnen gehoorsafstand zijn schiet Milan's hoofd omhoog. Zijn donkere ogen doorboren die van mij. Maar er is iets anders dan normaal. Zijn ogen lijken wel erg.. rood? Wat is daar mee. Voordat ik andere dingen kan verzinnen word ik ruw uit Bran's greep gerukt en Milan smijt me op de grond. Ik laat een kleine gil van schrik als ik me nog maar net op mijn zij kan draaien zodat mijn gezicht niet de hardste klap krijgt. Mijn schouder schaaft langs het ruwe beton en ik voel een stekende pijn opzwellen. Ik krijg nog een trap in mijn maag wat alle lucht uit mijn longen drijft en het voelt alsof ik stik. Ik krijg geen lucht. Ik krijg geen lucht! Verwoed snak ik naar adem maar ik krijg niks binnen. Nog een klap tegen mijn hoofd en het beeld gaat zwart, voordat ik besef wat me buiten westen heeft gekregen.

***

Een hard geluid zorgt ervoor dat ik wakker schrik. Wat me een ongelofelijke hoofdpijn bezorgt. Ik knipper een paar keer om de zwarte vlekjes weg te krijgen.

Voor me staat een woedende Milan, het zou me niet verbazen als er stoom uit zijn oren zou komen, zijn hele hoofd is rood.

"Jij sneaky little bïtch!" schreeuwt hij. Milan loopt vanuit de deuropening de kleine kamer in. Ik probeer mezelf zo ver mogelijk in de hoek te drukken. Met grote ogen kijk ik hem aan. wat heb ik gedaan? Waar ben ik überhaupt. Wat de fück? Waarom zijn zijn ogen zo rood? Is dat bloed uit zijn neus? Hij lijkt ook een beetje witjes. Is hij ziek?

Voordat ik verder iets kan doen gaat zijn hand omhoog en komt neer met een harde smak. Het duurt een paar seconden voordat mijn hersens de pijn registreren. Snel leg ik mijn hand op de plek om mijn wang te beschermen.

"Wa- wat is er?" probeer ik nog te vragen.

"Wat is er! De politie dat is er! En dat is allemaal jou schuld, kom mee." Hij grijpt mijn arm en knijpt er zo erg in dat er zeker een blauwe plek komt.

Verbaasd probeer ik hem bij te houden. We snelwandelen door het kleine huisje, het ziet er een beetje verlaten uit. Kapotte planken en gebroken ramen. In de woonkamer zitten de anderen, met maskers in hun handen. En pistolen. Meteen verstijf ik maar Milan trekt me verder. Hij duwt me tegen Bran aan die een masker naar hem gooit. Bran vangt me op en houdt me stevig om mijn middel vast. Luuk trekt Bran's masker over zijn hoofd.

"Doe open, dit is de politie!" hoor ik van buiten. Ik open mijn mond om te gillen maar het gevoel van een loop van een pistool, die onder mijn shirt, tegen mijn blote huid is genoeg om m'n mond te houden.

"Goed zo," fluistert Bran in mijn oor. Tranen vertroebelen mijn zicht, toch laat ik ze niet gaan. Angst neemt mijn lichaam over als de politie op de deur bonkt. Ik tril helemaal als de deur neer gaat.

"Leg j-je wapens n-neer," zegt de linker van de twee, terwijl hij met trillende handen zijn pistool op Bran gericht houdt. Ze zien er nog erg jong uit, misschien een paar jaar ouder dan Sem.

Bran verplaatst zijn wapen naar de zijkant van mijn hoofd en ik snik terwijl ik mijn ogen gesloten hou.

Een shot klinkt en de twee politie gillen nog harder dan mij en springen in elkaars armen. Ik kijk opzij en zie dat Luuk in de muur geschoten heeft. Hij grijnst naar mij, ik kijk met grote ogen terug.

"Watjes, " zegt Bran. "Sem en Milan fix dit, Luuk start de auto," zegt hij dan. Is Bran dan de leider? Hij sleurt mij mee naar een kamer waar een grote tas staat. Hij gooit die over zijn schouder en als hij weer de kamer uit wil, stribbel ik tegen. Ik weet niet waarom, en het is waarschijnlijk ook niet het slimste plan. Ik denk dat ik nog ontdaan ben van alles de laatste vierentwintig uur.

Bran stopt met lopen en kijkt mij strak aan. Zijn donkere ogen zouden iedereen aangespoord hebben om verder te gaan, maar ik ben verdoofd. Ik staar terug terwijl mijn brein flipt.

Twee schoten haalt me uit mijn staar en zodra ik besef wie er net zijn neergeschoten wordt het weer zwart en valt mij lichaam richting de grond. 

Edited

MissingWhere stories live. Discover now