Hoofdstuk 5

1.8K 109 30
                                    

      Het kantoor van mevrouw Verhagen was niet erg groot en stond volledig volgepropt. Afgezien van het grote, grijze bureau, stonden er twee bruine banken die naar kattenpis stonken. Hoe dat kwam, wist ik niet, maar ik ging er nooit op zitten. In plaats daarvan ging ik vaak op het bureau of de houten salontafel zitten.
      Mevrouw Verhagen –die ik Pleun moest noemen, wat ik niet deed- verschilde niet veel van haar kantoor. Ze was vreselijk klein, nog kleiner dan Nate, en had bruin haar dat altijd uit haar knot ontsnapte. Daarnaast droeg ze altijd een afzichtelijk bruin mantelpak met nog lelijkere ballerina’s. Om haar outfit af te maken, droeg ze een bril met en veel te smal montuur die ze altijd verder op haar neus drukte. Iets wat ze ook deed zodra de agenten weg waren. Het was een wonder dat ze mij alleen lieten met haar, al was ik me bewust van de beveiligingscamera’s die in alle hoeken hingen.
      “Dus, Alec, vertel me maar wat er gebeurd ik,” zei ze terwijl ze op een van de twee banken ging zitten.
      “Is er een reden waarom je het een tweede keer wilt horen?” Het was me niet ontgaan dat een agent haar had verteld wat er gebeurd was voordat hij was vertrokken.
      “Ik wil graag jouw kant van het verhaal horen,” zei ze en ze duwde haar bril weer verder op haar neus. Als ze dacht dat ze daardoor een intelligentere indruk maakte, zat ze er mijlenver naast.
      “En ik wil graag een stuk taart, maar die krijg ik ook niet.”
      “Alec,” begon ze op haar irritante, afkeurende, bestraffende en strenge toon waar ik een ongelofelijke hekel aan had. Het paste dus wel bij haar.
      “Mevrouw Verhagen.”
      Ze slaakte een vermoeide zucht en gooide haar armen in een wanhopig gebaar in de lucht. Onze sessies werden steeds korter.
      “Wat moet ik toch met je?” Hoewel ik me er van bewust was dat het een retorische vraag was, antwoordde ik toch. Ze maakte het me ook te makkelijk.
      “Je kan me terugsturen en iedereen vertellen dat ik een hopeloos geval ben. Dan kan je nog doen alsof je aardig bent en me een stuk taart geven.” Even voor de duidelijkheid, ik wilde geen stuk taart, maar haar gezicht was onbetaalbaar. Jammer genoeg voor mij deed ze geen van beide dingen, maar hield ze me een uur lang in haar kantoor. In die tijd bleef ze vragen wat er gebeurd was en wat ik voelde. Op geen enkele vraag gaf ik antwoord en ik had haar bijna bedankt toen ze me overleverde aan de agenten die buiten stonden. Eenmaal op de gang verwelkomde ik de geur van iets anders dan kattenpis. Niet dat de mengeling van zeep, chloor, schoonmaakmiddel en zweet die op de gang hing wel lekker rook, maar het was in elk geval beter.

      Ergens was ik verbaasd dat de agenten me terug naar Nate’s cel brachten en me niet weer een nieuwe cel gaven, maar ik gaf er weinig om. Nate daarentegen leek het niet echt leuk te vinden, want hij keek geschrokken op. Zijn gezicht was een mengsel van angst en woede, maar angst overheerste duidelijk.
      “Hoe deed je dat?” vroeg hij, duidelijk bang dat ik hem wat zou doen, na een paar minuten.
      “Hoe deed ik wat?”
      “Hoe verbrandde je de handen van die man?” Even keek ik naar hem, ogenschijnlijk kalm, maar van binnen gingen alle alarmen af. Wat was een logische verklaring voor het verbanden van iemands handen? Een hoge lichaamstempratuur hebben. De enige logische verklaringen daarvan waren of onmenselijk hoge koorts hebben of de zoon van de Duivel zijn. Met beide kon ik niet veel, dus haalde ik mijn schouders op. Nate nam daar echter geen genoegen mee.
      “En hoe kon het dat je zo snel bewoog? En hoe kreeg je die mand op de grond? En hoe verbrandde je zijn handen?” Eerlijk waar, zelfs mevrouw Verhagen had me nog nooit zo erg geïrriteerd al Nate op dat moment en dat wilde wat zeggen.
      “Eén: je valt in herhaling, twee: het gaat je allemaal niks aan en drie: training,” antwoordde ik op geïrriteerde toon, maar als ik had gehoopt dat dat hem het zwijgen op zou leggen, zou ik teleurgesteld zijn geweest, want hij vroeg weer hoe ik Caleb’s handen had verbrand. Dit irriteerde mij vreselijk en ik had heel erg veel zin om Nate te wurgen, maar ik hield me in en mijn vingers boorden zich steeds verder in het matras, maar ik gaf geen antwoord.
      “Je hebt gewoon geen zelfbeheersing,” zei Nate ineens, zichzelf daarbij onderbrekend. Lichtjes verbaasd keek ik hem aan. “Wat?”
      “Je hebt gewoon geen zelfbeheersing,” herhaalde hij. “Je bent geen moordenaar om het moorden. Je hebt gewoon geen zelfbeheersing.”
      “Ja, ja,” mompelde ik geïrriteerd,  “dat heb je nu al drie keer gezegd.”
      “En heb ik gelijk?”
      “Nee,” zei ik op botte toon. Hoewel hij niet helemaal gelijk had, zat hij wel irritant dichtbij. Om nog irritanter te zijn, trok hij een sceptische wenkbrauw op en hij keek naar mijn vingers die zich in het matras geboord hadden.
       “Je beseft dat je het matras fijnknijpt?”
      “Ja.”
      “En dat al je spieren aangespannen zijn?”
      “Ja,” siste ik tussen mijn opeengeklemde kaken door. Waar haalde hij ineens het lef vandaan om ook maar iets te vragen? Die schichtige en bange jongen was een stuk beter. Later zou ik hem nog dankbaar zijn dat hij zo deed, maar op dat moment irriteerde het me enkel. De enige reden dat ik hem niet vermoorde, was omdat hij nog de beste celgenoot was. Hij was geen goede, maar er waren er die vele malen erger waren. Gelukkig stopte hij na een tijdje met praten. Misschien omdat ik toch geen antwoord af of misschien omdat zijn angst teruggekeerd was,. Ik wist het niet, maar ik hoopte op het laatste.

      “Je houdt je in elk geval niet aan je woord,” mompelde Nate nadat hij wel een hele minuut stil was geweest.
      “Hou gewoon je kop,” was mijn enige reactie en gelukkig voor hem luisterde hij, al was het niet voor lang.
      “Je lokte het gewoon uit, of niet?” vroeg hij.
      “Ja,” verzuchtte ik en ik klonk echt heel erg geïrriteerd, wat ik ook was, maar daar trok hij zich nik meer van aan.
      “Dus je loog.”
      “Wanneer.”
      “Toen je zei dat je ervoor zou zorgen dat niemand me aan zou raken.”
      “Goh.”
      “Waarom?”
      “Daarom.”
      “Waarom?” vroeg hij nog eens en dat was echt de druppen, dus stond ik op. Gelijk zag ik de schrik en angst in zijn bruine ogen terugkeren, maar ik pakte hem alsnog vast. Als ik was gestopt, zou hij nooit meer bang voor me zijn. Dus ik pakte zijn arm vast, trok hem overeind en sloeg hem tegen zijn hoofd. Niet hard genoeg om hem te vermoorden, maar wel om hem bewusteloos te slaan. Hij zakte op de grond en met mijn voet trapte ik in zijn maag zodat hij er nog wat pijn aan over zou houden. Daarna ging ik op mijn bed liggen en keek ik naar het plafond.

Duivelskind [Discontinued]Tahanan ng mga kuwento. Tumuklas ngayon