Hoofdstuk 2

2.2K 128 20
                                    

Kort A/N. Vanaf hier heb ik nog niks geedit, dus de kwaliteit is wat minder dan de vorige hoofdstukken. (teminste, naar mijn mening)

      Toen ik ’s middags thuis kwam, waren mijn ouders al thuis, wat me verbaasde. Normaal kwamen ze pas om zes uur thuis, of nog later als ik geluk had. Argwanend keek ik naar hen en ik had gelijk weg moeten gaan, maar dat deed ik niet. Ik bleef en in plaats van weggaan, liep ik naar de keuken. Uit de koelkast pakte ik een fles cola die ik in één keer leegdronk. Maria, mijn adoptiemoeder, zat angstvallig kalm op de bank. Normaal was ze wel ergens mee bezig, maar nu deed ze niks. Ik had door moeten hebben dat er iets mis was en ik had weg moeten gaan. Dat deed ik niet en ik ging aan de eettafel zitten om mijn huiswerk te maken. Ondertussen bleven mijn ouder beiden beneden, zonder echt iets te doen en ik kon het gevoel niet loslaten dat er iets mis was. Toch ging ik niet weg. Pas na een half uur kwam ik er eindelijk achter wat er aan de hand was.
      Maria stond op en liet me de krant zien die ik die morgen nog gelezen had.
      “Wat weet jij hiervan?” vroeg ze en haar stem trilde licht.
      “Waarschijnlijk niet meer dan jij, hoezo?” mijn stem klonk hetzelfde als altijd –hoewel ik oprecht verbaasd was om haar vraag- in tegenstelling tot dat van haar, die oversloeg toen ze weer sprak: “Lieg niet tegen me!” Even keek ik naar haar en een schuldgevoel verspreidde zich in mijn borstkas, maar ik liet het niet merken. Mijn gezichtsuitdrukking veranderde niet en ik bleef bewegingloos staan waar ik stond. Dat leek haar niet te plezieren en ze zou me aangevlogen hebben, als haar man haar niet vastgepakt had en in plaats van mij aan te vliegen, begon ze te huilen in zijn armen. Dat deed me pijn. Het deed me pijn om haar te zien huilen om iets wat ik heb gedaan.
      Ergens vroeg ik me af hoe ze erachter gekomen was dat ik de ‘beruchte’ seriemoordenaar van de buurt was, maar ik vroeg niks, want het leek niet het geschikte moment.

      Ik heb nog nooit zo dicht bij de waarheid gezeten. Of er vanaf.
      Twee handen grepen me van achter vast en instinctief gaf ik mijn belager een stoot in zijn maag met mijn elleboog. Zoals ik al verwacht had, verslapte zijn of haar greep waarop ik me losdraaide en me omdraaide.
      Voor me stond een politieagent, compleet met kogelvrijvest. Achter de man stonden nog drie agenten. Ook zij hadden kogelvrije vesten aan en alle vier waren ze bewapend, al zat het wapen van degene die mij vastgepakt had, in zijn riem.
      Even draaide ik me om naar Peter en Maria, die niet verrast leken. Kwaad keek ik hen aan en daarna rende ik de gang op en nam ik de trap naar boven. Natuurlijk achtervolgd door de agenten. In mijn kamer snelde ik naar mijn nachtkastje, waar ik een pistool uithaalde. Waarom ik dat ding überhaupt had, wist ik niet meer, maar het kwam op dat moment erg goed van pas. De eerste agent die de kamer inliep, zakte dood op de grond neer nadat ik hem door zijn hoofd geschoten had. Wetend dat ik ervoor gezorgd had dat de agenten mochten schieten, opende ik het raam en ik sprong eruit.
      Ik negeerde de ietwat harde landing op de stoep en rende verder. Achter me hoorde ik geschreeuw en even later het geluid van sirenes.  Daarom besloot ik om een smal steegje in te gaan. Daar konden de auto’s niet komen, gewoon omdat het echt veel te smal was. Je kon er nauwelijks met twee personen naast elkaar lopen, misschien dat dat niet eens lukte. Ik had in elk geval niet de tijd om het uit te proberen.
      Mijn voetstappen weergalmden tegen de stenen muren en na een minuut of vijf, klonken achter me meerdere voetstappen. Zacht vloekte ik en haastig keek ik om, maar omdat ik net een hoek omgeslagen was, zag ik niemand. En dat was het enige wat ik nodig had. Mijn pas versnelde, ik zette af en sprong op een container die tegen de muur aanstond. De deksel veerde licht mee onder mijn gewicht en dat was alles wat ik nodig had om op het dak te springen. Daar vervolgde ik mijn vluchtpoging. Naast me hoorde ik voetstappen en toen ik naar beneden keek, zag ik zes agenten rennen. Blijkbaar dacht niemand eraan dat ik ook nog op het dak kon zijn, omdat niemand naar boven keek.

      Toen ze weer bij de weg aan waren gekomen, stopten ze. “Waar is hij?” vroeg een van hen, maar het was meer een retorische vraag, aangezien niemand kon antwoorden. Tenminste niet met het echte antwoord. Als ik slim of verstandig was geweest, was ik weggegaan. In plaats daarvan knielde ik neer en ik keek naar de duidelijk verwarde agenten. Ik zou ze leren dat ze mij niet achterna moesten gaan. Geruisloos richtte ik mijn pistool op een van hen en ik haalde de trekker over. Het geluid weergalmde door de straat en een tweede schot klonk toen ik nog een agent neerschoot. Daarna gooide ik me plat op het dak, wat net op tijd was aangezien de vier overgebleven agenten op me begonnen te schieten. Ze gingen voor mijn gevoel minstens twee minuten door, zonder me te raken.
      Toen ze stopten, kwam ik half overeind. Drie agenten waren weg en de ander keek op toen ik tevoorschijn kwam. Het was duidelijk nog een nieuweling, want hij had zijn wapen weggestopte en probeerde die te pakken. Natuurlijk was hij te laat en ik schoot hem neer. Zoekend naar de anderen stond ik op, maar ze waren nergens te bekennen. Blijkbaar gevlucht.
      Een grijns gleed over mijn gezicht, dat zou ze leren. Niemand kwam ongestraft achter Alec aan. Niemand. En dat bracht me gelijk terug naar mijn ‘ouders’. Dat verraderlijke stel, ik zou ze eens leren.

      Toen ik de deur opentrapte, keken Peter en Maria beiden verschrikt op. Maria werd helemaal bleek en het was haar man die als eerste sprak: “Jij! Hoe durf je je hier nog te vertonen, moordenaar?” Zijn stem klonk schor en trilde van ingehouden woeden, evenals zijn vinger die op mij gericht was.
      In plaats van gewoon te antwoorden, begon ik te lachen. Een koude, vreugdeloze lach. Een waarvan je kriebels kreeg. Een waarvan ik niet wist waar hij vandaan kwam, maar het kon me bijzonder weinig schelen. Niet op dat moment.
      “Jullie hebben me verraden,” zei ik nadat ik klaar was met lachen. “Daar zullen jullie spijt van krijgen.”
      “Alsjeblieft, Alec,” het was de zachte stem van Maria, “we willen alleen het beste voor je, als die moorden. Iemand moet je stoppen en-“
      “Weest stil!” schreeuwde ik kwaad. Ergens wist ik wel dat ze dit nergens aan verdienden, maar ik was zo ongelofelijk kwaad dat het me niks meer kon schelen. Het enige waar ik aan kon denken, was dat ze de politie hadden gebeld. Ik voelde me verraden, misschien nog terecht ook. Toch zou dat nooit goed kunnen maken wat ik daarna deed.
      Het schot was gelost voordat iemand ook maar iets had kunnen doen en Peter zakte levenloos op de grond. Een schreeuw verliet Maria’s mond en om haar stil te krijgen, pakte ik haar vast. Mijn hand bedekte haar mond en ik siste ik haar oor dat ze stil moest zijn. Het was duidelijk dat ze bang was, omdat ze helemaal trilde, maar toch beet ze in mijn hand. En niet eens een normale beet, maar ze beet echt hard. In een reflex liet ik haar los en ze rende weg. Binnensmonds vloekend, achtervolgde ik haar het huis uit. De paar mensen die op onverklaarbare redenen nog op straat waren, keken geschrokken om en op. Iets wat geheel niet onlogisch was, aangezien ik op Maria schoot. Uiteindelijk raakte ik haar in haar nek en ze zakte op de grond. Binnen enkele seconden had zich een plas rood bloed om haar gevormd.
      Langzaam liep ik naar haar toe en ik verstijfde toen ik doorkreeg wat ik had gedaan. Het pistool gleed uit mijn hand en landde in de groeiende plas. Mijn benen konden me opeens niet meer dragen en ik zakte op mijn knieën op de grond. Onmiddellijk was mijn bloed doorweekt, maar ik gaf er niks meer om. Ze hadden gelijk. Ik had mezelf niet meer in de hand.

      Twee paar handen pakten mijn armen vast en het gelik van handboeien bevestigden wat ik al dacht; de politie had me gevonden. Het liet me koud. Ze mochten me hebben. Iemand moest me stoppen. Zeker nu gebeurd was waar ik al jaren bang voor was. Willoos liet ik me overeind trekken en ik staarde naar het lichaam van mijn moeder. De enige moeder die ik ooit gehad had. De agenten duwden me in een busje waar al twee andere agenten inzaten. De twee die me in het busje hadden geduwd, kwamen er ook bij zitten en de wagen begon te rijden.

      Eigenlijk had ik moeten proberen om te ontsnappen, maar dat deed ik niet. Misschien was dat maar goed ook. Misschien niet. Dat mag je zelf beslissen.

Duivelskind [Discontinued]Where stories live. Discover now