Proloog

4K 158 19
                                    

          De pijn die eerst nog enkel in mijn buik te voelen was, begon zich langzaam door mijn hele lichaam te verspreiden. Alsof dat wat in mijn buik zat zichzelf eruit probeerde te worstelen, langzaam mijn buik openscheurde en eruit probeerde te klimmen. Van binnen schreeuwde ik het uit, huilde ik oceanen vol, maar van buiten was niks te zien. Ik wilde niet laten zien wat er met me aan de hand was, niet met zijn blik op me gevestigd. Niet met zijn koude ogen die ongeduldig mijn lichaam afgleden. De geur van zweet vermengde zich langzaam maar zeker met de geur van bloed. Het zorgde ervoor dat ik wilde braken, maar ik hield me in en probeerde zo min mogelijk emotie te tonen. Dat gunde ik hem niet. Die voldoening zou niemand hem moeten gunnen, maar toch kreeg hij die voldoening vaak genoeg. Niet dat je echt een keuze had. Ik was waarschijnlijk een van de weinigen die het zo lang vol wist te houden, een van de weinigen die het zouden overleven. Overleven. Dat was wat ik deed. Ik leefde niet meer. Mijn hart klopte en daar was alles mee gezegd.
          De pijn in mijn buik werd heviger en stuurde schokken door mijn hele lichaam. In mijn ogen branden de tranen, maar ik moest ze koppig tegenhouden. Tegenhouden tot ik verlost zou worden. Tot deze levende hel minder zou worden. Hij zou nooit stoppen, maar hij kon minder worden. Tenminste, dat was wat ik dacht. Het kind dat tussen mijn benen verscheen bracht daar een groot verschil in.

          Zijn huid was bleek, zo ontzettend bleek, alsof het nooit zonlicht zou kunnen verdragen. Maar ik had niet de illusie dat het ooit de kans kreeg om in aanraking met zonlicht te komen. En zijn ogen. Het duurde een tijdje voordat hij ze geopend had, maar ik zodra hij dat gedaan had, wilde ik dat hij ze gelijk weer sloot.
          Ze waren bijna zwart. Een kolkende massa donkerblauw rond zijn iris dat constant in beweging was, maar toch. Ergens achter die duisternis bewoog zich een vlam, de hoop dat een nieuw leven met zich meeneemt. Of met zich mee hoort te brengen, want zijn geboorte zou me alleen maar verder de afgrond in duwen. En ik zou hem meeslepen.

          Met trillende handen pakte ik de jongen op. Zoekend gingen zijn oogjes de kamer rond, tot ze uiteindelijk op de man bleven hangen. Slechts een paar seconden en daarna keek hij gelijk weg en begon hij te huilen. Tranen van angst gleden over zijn wangen en het geschreeuw drukte in mijn oren. Ik probeerde hem te troosten, gerust te stellen, maar ik kon het niet. Zelfs ik kon hem niet beschermen tegen de man in de hoek van de ruimte. Tegen de pijn die hij met zich meebracht. Tegen de kilte die om hem heen hing. Tegen de kou die zijn ogen vulden.
          Angstig keek ik op, recht in die koude, emotieloze ogen. De moeite om mijn emoties te verbergen, nam ik niet meer. Het was toch zinloos. En ik was echt bang, want hoewel ik ergens walgde van het kind in mijn armen, wilde alles in mij hem beschermen. Ik had echter geen enkele controle over wat er met hem zou gebeuren. Zou de man het willen, zou ik het kind nooit meer zien. Maar voor één keer in meer dan 200 jaar had ik geluk en de man liep weg.
          Had hij de jongen toen maar vermoord. Desnoods ergens ver weg gestopt. Dan zou hem een heleboel problemen gespaard gebleven zijn. Problemen en pijn.

Duivelskind [Discontinued]Where stories live. Discover now