Hoofdstuk 16

928 73 24
                                    

             De dag ging in één grote frustratie voorbij. Alle vakken waren ineens veel verder dan dat ik me kon herinneren, voor geen enkel vak had ik mijn huiswerk af en mensen hadden het over dingen waar ik niks vanaf wist. Ok, dat laatste was misschien niks nieuws, aangezien ik nog nooit op de hoogte was geweest van de nieuwste roddels of gebeurtenissen. Dingen die blijkbaar groot waren, konden ongemerkt aan me voorbij glippen. Dan hoorde ik ook niet tot de populaire laag. In tegendeel zelfs, veel mensen rekenden me tot de losers. Dat was dan niet veranderd. Nog steeds had ik niet het idee dat iets zo groot –een aantal maanden- ongemerkt aan me voorbij hadden kunnen glippen. En dan was er ook nog de vermoeidheid. Ik was extreem moe, wilde het liefst gewoon gaan slapen en om een bepaalde reden was ik ook nog paranoïde. Ik mocht dan misschien een loser zijn, maar  echt gepest ben ik nog nooit. Nooit lichamelijk tenminste. Ik had in elk geval niet het idee dat ik een reden had om zo paranoia te zijn.
             Half slapend haalde ik mijn fiets uit het rek, een wonder dat hij daar nog stond, maar ik maakte me er niet druk om. Het enige wat ik wilde, was slapen. Mijn hoofd neerleggen op mijn kussen en nog een paar maanden slapen. Gewoon verdwijnen in duisternis en alle frustraties weg kunnen drukken. Maar die frustraties waren het ergste niet, die vermoeidheid ook niet. Het ergste waren die twee ogen. Overal waar ik kwam, werd ik gevolgd. Ik had niemand gezien, maar ik voelde twee ogen in mijn rug branden. Alsof dat nog niet genoeg was, werd ik niet ongemakkelijk van die blik, noch bang. In tegenstelling juist, het gaf me een veilig gevoel. Ik wilde me omdraaien en de eigenaar aankijken, maar als ik dat deed, was er niemand. Niemand anders dan de muur, andere leerlingen. Sommigen keken me aan, maar ik wist instinctief dat zij niet waren waar ik naar zocht.

             Met deze gedachtes nog in mijn hoofd, fietste ik naar huis. Opletten deed ik niet en ik slingerde erger dan ik zou willen toegeven. Meerdere fietsers schreeuwden boos naar me, maar voor een keer negeerde ik dat. Totdat twee handen me vastpakten en aan de kant duwden. Ik viel van mijn fiets en rolde over de stoep. Daarbij schaafde ik mijn armen. Snel krabbelde ik overeind en ik kon nog net de grijze auto zien die over de plek reed waar ik enkele seconden geleden nog fietste. Langzaam draaide ik me om, zodat ik degene die me weg had getrokken, kon bedanken. Maar de woorden kwamen mijn mond niet uit. Ik keek recht in een paar donkere ogen, die me zowel vertrouwd als vreemd waren. Ik herkende de eigenaar niet, maar ik wist wel wie het was. Het waren zijn ogen die me de dag door achtervolgd hadden en zijn handen die me gered hadden. Dat was het moment waarop ik knipperde en hij was weg. De jongen was weg, evenals zijn ogen.
             Verward keek ik om mee heen. Een paar mensen keken me raar aan, maar niemand besteedde echt aandacht van me en de jongen was nergens te bekennen. Had ik het me ingebeeld? Nee, ik had toch echt last van alles en mijn mountainbike lag toch echt op de grond. Ach, dat ene rare ding kon er ook nog wel bij. Of tenminste, dat was wat ik hoopte. Natuurlijk zat ik er mijlenver naast, maar naar wat er allemaal was gebeurd op die ene dag, kan ik het mezelf niet kwalijk nemen. Net zoals dat ik het me niet kwalijk kan nemen dat ik gewoon weer op mijn fiets stapte en niet verstandiger ging rijden. Gelukkig gebeurde er verder niks en kwam ik veilig thuis.
             Mijn fiets zette ik in de garage en ik liep naar binnen. Op de badkamer inspecteerde ik mijn schaafwonden, die uiteindelijk wel mee bleken te vallen. Natuurlijk waren er wel wat wondjes, maar mijn kleding was nog heel. Hoe dat kan? Nou, ik had die ochtend gewoon een T-shirt met korte mouwen aangetrokken, want ik was nog in de veronderstelling dat het september was. Iets waar ik overigens nog steeds van overtuigd was. Simpelweg omdat ik weigerde te geloven dat er maanden voorbij waren gegaan zonder dat ik er iets van kon herinneren. Ken je dat gevoel, dat als je droomt, je ineens iets doorhebt dat niet klopt? En als je je dat realiseert, wordt je wakker. Ik was er dus van overtuigd dat ik droomde, maar het probleem was, dat ik niet wakker werd. Er klopten zoveel dingen niet, maar de droom wilde niet eindigen.

Opgedragen aan FictionalState omdat ze echt super goed kan schrijven enzo. Als je van historische fictie houdt, moet je zeker een keer op haar profiel kijken. Ook als je van andere shizzle houdt. :P

Duivelskind [Discontinued]Where stories live. Discover now