-|| 52 || Blauwe angsten

1.2K 88 39
                                    

Weer was hoofdpijn hetgene dat me wekte. Het gevoel bonkte door mijn kop als luide muziek op een festival en ik duwde mijn handen tegen de zijkant van mijn schedel. Ik trok mijn benen op waarna ik me pas besefte dat er een laken over me lag. Voorzichtig opende ik mijn ogen en liet deze wennen aan het weinige licht in de ruimte waar ik nu was. Het leek op een kamer uit een verlaten gebouw. Ik lag op een bed met een vers, rood dekbed. Het frame was een donker hout dat overeen kwam met een brede kast die enkele meters tegenover tegen een muur stond. Het was al zwaar afgesleten en meerdere handgrepen misten. Rood behangpapier hing van de muren af, wat glad beton onthulde en dichtgetimmerde ramen lieten geen licht binnen. De enige lichtbron in de ruimte was een kristalle luchter die boven het bed hing. Hij hing scheef, alsof hij elke seconde tegen de grond kon vallen. Er was een deur rechts van me in hetzelfde hout, maar er zat geen klink op aan deze kant. Het was er koud en droog, maar dat was niet de reden waarom ik hier niet graag was. Ik wilde hier niet zijn omdat ik niet eens wist hoe ik hier was geraakt.

Ik haalde het deken van mijn benen af waarna ik me besefte dat ik geen broek meer aanhad. Er zat een witte pleister op mijn rechterzij en mijn onderbroek was doorlopen met bloed op die plek. Zacht zette ik mijn hand over de witte stof die met medische tape was vastgeplakt en alsof het een magische knop was, herinnerde ik me terug hoe ik hier was geraakt. Ik haal mijn benen volledig van onder het laken uit en draaide ze naar de kant van het bed, maar mijn heup belette deze beweging fel. Het deed werkelijk zoveel pijn dat ik bijna buiten adem geraakte. "Dat zou ik niet doen, schat," hoorde ik plots in de ruimte en ik draaide mijn blik wild door de ruimte. Mijn ogen stopte op Nino, die ik een houten stoel in een hoek zat. "Fuck off," blafte ik naar hem en probeer mijn armen te gebruiken om me dichter bij de bedrand te brengen, maar ik heb bijna geen spierkracht. Ik hoorde hem grinniken, waarna ik hem een dodelijke blik werp. Ik had geen angst van hem, iets in me liet dat niet toe.

"Als je nog wilt leven zou ik me maar snel terug in dat bed leggen, Jane," zei hij en stond op waarna hij traag naar me toe kwam. Ik bleef zitten, te koppig om naar hem te luisteren. Hij buigde voor me neer en liet zijn handen op mijn bovenbenen rusten, iets waarvoor ik zijn vingers wilde afrukken. "Schat, je weet dat ik genoeg kracht heb om je daar door dat raam te gooien van de 5de verdieping," zei hij met een grillig geamuseerde expressie. Traag zette ik me terug verder op de matras en draaide mijn benen onder het deken om mijn huid te bedekken. "Waarom doe je dit zelfs?" Vroeg ik terwijl hij met zijn rug naar me gekeerd stond. Hij draaide enkel zijn hoofd naar me waar weer die gezichtsexpressie op zat. "Wat? Jou hier vasthouden, Max beroven van zijn dierbaarste bezitting of een poging doen om een station te laten exploderen?" Vroeg hij en mijn mond viel open.

Hij was het, hij heeft het gedaan. En ik geloofde dat Max in staat was om zo'n daad te doen, ik heb hem afgeblokt voor niets. Ik voelde me schuldig, en alsof met dat gevoel mijn sterke barrière in mijn hoofd gebroken was kwamen er nu ook meer gevoelens vrij, met voorname angst. "Waarom wil je me zo graag? En waarom steek je een mes in de rug van je beste vriend?" Vroeg ik en hij lachte hardop waarna hij zijn handen op de rand aan het einde van het bed leunde. "Max? Hij is 19, ik ben 147. Hij heeft nooit zijn macht verdient, Jane. Al die weerwolven in die roedel hebben niet gewerkt om in die groep te zitten en zoveel grondgebied te bezitten," zijn frustratie deed zijn grip op het einde van het bed verstevigen. "Wij rogues werken onszelf naar de top, schat. Wij doen het op de oude manier, onze macht verdienen," zijn stem werd luider waarna het bed hard kraakte terwijl hij de bedrand door twee brak. Ik gilde door de schock die door het bed schoot. Hij genoot van mijn angstkreet en liet de twee planken naar de grond vallen.

"Maar jij," zei hij en kwam langs het hoofdeinde staan waarna hij mijn kin tussen zijn vingers pakte," jij, Joanne bent de sleutel naar onze macht". Ik keek hem geschockt aan, waarom kende hij mijn echte naam?

Wolven van Parijs ✓Where stories live. Discover now