XXIV

125 6 0
                                    

‘Carth?’ ongelovig schud ik met mijn hoofd waardoor mijn haren voor mijn ogen schuiven,‘laat hem gaan, idioot. Ik wil geen gewonden hebben.’

Carth trekt zijn wenkbrauw spottend op waardoor zijn stoppelbaard en pokdalige gezicht uitgerokken worden. ‘Gaan we dreigen?’ Ik trek mijn ogen tot spleetjes en laat mijn hand langzaam zakken ter hoogte van mijn heupen. ‘Jij weet niet tot wat ik in staat ben,’ sis ik duister.

Carth duwt het lemmet dieper in de keel van Lukas waardoor zijn gehavende gezicht vertrekt en hij een kleine kreun laat ontsnappen. ‘Ik vrees dat je momenteel niet in de positie bent om mij te bedreigen.’ Mijn hand vliegt uit naar mijn lichtzwaard en ik laat hem daar rusten. ‘Wat wil je?’ vraag ik hem walgend van zijn aanwezigheid.

‘Jij gaat rustig met mij mee zodat ik je kan uitleveren aan de First Order en mijn prijs kan ophalen,’ legt hij grijnzend uit. Ik schud mijn hoofd en lach zonder vreugde. Het is eerder een opvulling van de stilte en een reactie op het gevoel waarbij ik niet snap waar Carths verstandeloosheid vandaan kan komen. ‘Je bent toch niet zó dom, dat je werkelijk denkt dat ze je zomaar die prijs geven en je levend laten gaan?’

‘Dat regel ik allemaal wel,’ grijnst Carth onnozel. Ik schud mijn hoofd en blijf een paar minuten naar de grond staren. ‘Carth, laat me een overeenkomst met je maken. Je geeft Lukas aan mij en in ruil doe ik je niets.’ Carth denkt er geen tel over na en schudt zijn hoofd waardoor zijn vuile, vettige haar over zijn gezicht zwiert. Hij zet een stap naar achteren, Lukas met zich mee trekkend, en wordt omringd door een rode neonschijn. ‘Ik dacht het niet! Ik wil mijn geld en geen enkele deal zal me dat bedrag kunnen aanbieden.’

Ten einde raad kijk ik hem radeloos aan. ‘Carth, alsjeblieft, is je leven je echt niets waard?’ Hij stopt en kijkt me argwanend aan. ‘Hoe wil jíj míj vermoorden? Je hebt geen schijn van kans,’ lacht hij vuil. Ik schud mijn hoofd. ‘Oké, goed wat jij wil. Ik denk toch dat ik het niet kan... Neem mij en laat Lukas hier.’

Carth kijkt me van top tot teen aan. ‘De First Order wil mij hebben. Niet Lukas,’ probeer ik hem over de lijn te trekken. Hij vouwt zijn kleine ogen tot spleetjes en duwt Lukas uiteindelijk van zich af. Struikelend stort hij zich in mijn armen en ik grijp hem stevig vast, bang om hem weer te verliezen. ‘Kom hier, meisje,’ dwingt Carth me. Ik slik en laat Lukas los. Zijn blik staat hartverscheurend treurig, maar ik knik naar hem wat zijn ronde, diepe ogen een beetje doet fonkelen.

Ik loop traag op Carth af en grijp mijn lichtzwaard vast. Ik klem hem stevig tussen mijn vingers waardoor ze me een zelfverzekerd gevoel geeft. Haar omhulsel is koud zodat ze me met beide voeten op de grond zet en de situatie scherp wordt, hoe gevaarlijk het eigenlijk wel niet is.

Als ik dicht genoeg bij hem ben, wilt hij mijn vrije pols vastgrijpen, maar ik reageer en ben aanzienlijk sneller. Ik ontketen de kracht van mijn kristal en laat haar een felrood plasmalemmet vormen in de borst van Carth. Het lemmet brandt door zijn ribben en longen heen en verspreidt een scherp aangebrande geur. Zijn gezicht staat vol afschuw en kijkt me met holle ogen aan. Er klopt een ader bij zijn slapen en hij maakt vreemde hapgeluiden.

Het beeld vervaagt zachtjes en ik verlies mezelf in de pijnlijk levendige herinnering van Ayannas dood. Ik staar geschokt in de holle ogen van Carth. Met een harde duw wordt mijn lichtzwaard uit Carths lichaam getrokken en knal ik tegen de muur van het steegje aan. Lukas trapt tegen het lichaam van Carth aan waardoor zijn verloren poging om me neer te steken mislukt en hij levensloos op de straat terechtkomt. Het felle, blauwe neonlicht omringt zijn slappe lichaam met een grote, gapende brandwonde doorheen zijn lichaam en zijn holle, lege ogen die naar de hemel staren.

Ik merk niet dat er tranen over mijn wangen lopen totdat Lukas naar me toe komt gestrompeld en zijn handen rond mijn gezicht legt. Met zijn duimen wrijft hij mijn tranen weg en ik kijk hem aan. ‘Ik heb nog nooit iemand vermoord...’ fluister ik met een dikke stem door de emoties die me overspoelen. ‘Ik weet het,’ sust Lukas me stilletjes en legt zijn armen om me heen zodat ik mijn hoofd op zijn schouder laat rusten. Hij is maar een halve kop groter dan mij, maar mijn schedel lijkt perfect in de holte van zijn schouder te passen.

Hij draait zijn hoofd naar het dode lichaam van Carth toe en ik volg zijn blik. Mijn oog valt op de zilveren schittering van het mes waarvan de snijkant minimaal besmeurd is met bloed. ‘Ik denk dat we quitte staan, denk je niet?’

Ondanks de hele gebeurtenis van daarnet, ontsnapt er een kort, oprecht gelach. Lukas blaast zijn warme adem uit in mijn nek en aait troostend over mijn rug. ‘Dankje, Lukas,’ fluister ik tegen zijn borstkas. Hij houdt op met wrijven en duwt me van hem af terwijl hij in mijn schouders knijpt.

‘Kate,’ hij pauzeert even en kijkt me diep in mijn ogen aan,‘ik ben jóu dankbaar. Als jij me niet was komen zoeken, lag ik daar nu dood op de grond of zou ik gevangengenomen zijn door de First Order.’ Ik kijk hem aan. Laat mijn blik over de ondiepe, bloederige snee op zijn kaak gaan en inspecteer de zwelling op zijn oog die langzaam blauw wordt. ‘De rebellen zijn hier. Ze weten wie ik ben.’ Hij glimlacht, lijkt opgelucht. ‘Lukas, ik wilde vragen of je met mee gaat. Ik wil niet alleen gaan.’

Hij kijkt me medelevend aan en glimlacht. ‘Ik laat je nooit in de steek, dat beloof ik.’

©Britt_02

De Kracht van het Duister© (SWEVII)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu