V

197 12 0
                                    

Mijn armen en benen tintelen terwijl de verdoving uitwerkt en ik terug gevoel krijg in mijn lichaam. De waas trekt weg uit mijn hoofd en ik wil me opduwen, maar de kracht in mijn armen is nog niet hersteld.

Een teleurgestelde zucht rolt over mijn lippen en ik draai mijn hoofd opzij. Ik lig op een smal, witbekleed bed in een lichte, felverlichte kamer met enkel een toilet en een wasbakje en geen enkel raam. Alleen een metalen deur als uit- en ingang.

Ik sluit mijn ogen terug en wacht geduldig af tot mijn lichaam uit de verdoving is getreden. Mijn gedachten gaan uit naar de voorbije gebeurtenissen die mijn leven volledig op z'n kop hebben gezet.

De aanval van vijf maanden geleden, de legerinvasie op school en nu dit. Allemaal vreemde mensen die me behandelen als een losgeslagen, wild beest in plaats van een gewone achttienjarige. Ze bekijken, bestuderen en ondervragen me. Zonder dat ze het zelf beseffen lokken ze me uit. En ik kan het niet tegenhouden.

Ik ben bang van mezelf. Een zeldzame angst die alleen voorkomt bij andere mensen. Mensen die iets mis hebben. Of bij mensen die diep zitten. Niet bij mij. Ik was normaal. Had een normaal leven. Was gelukkig.

Dit hóórt niet bij mij. Zo ben ik niet. Dit is niet voor mij bedoeld. Ze hebben de foute persoon!

Mijn voeten en benen tintelen en prikken wanneer ik ze over het bed heen schuif en mezelf op duw om me recht te zetten.

Ik behéérs mezelf niet meer. Kán mezelf niet meer beheersen. Een klein spatje woede is al genoeg om mijn furie los te laten. Het is als een trigger. Een soort signaal. Iets wat me een klein beetje irriteert, kan me genoeg woede geven om alles kort en klein te slagen.

Ik wil dit niet. Dit ben ik niet. Dit kán ik niet zijn.

Mijn benen bungelen over de rand van het opgehangen bed en ik vraag me af wat de rest van de wereld nu van me vindt. Een gek? Een alien? Een moordenaar?

Bij die laatste gedachte glijdt er een koude rilling over mijn rug en mijn ruggengraat trekt strak. Wat nou als ik die soldaat gisteren heb vermoord?! Was dat gisteren wel? Welke dag is het vandaag? Hoe lang ben ik al bewusteloos?

Mijn gedachten razen vliegensvlug door mijn hoofd waardoor ik vermoeid een luide zucht slaak.

Het schelle geluid van over elkaar schrapend metaal wekt mijn interesse op en mijn vermoeidheid verdwijnt als sneeuw voor de eerste lentezon.

Een lange, slanke vrouw stapt samen met vier stevig gewapende soldaten het felle licht van mijn cel in. Ze heeft haar bruine haar in een netjes gedraaide knot zitten en ze straalt een zeldzame rust uit, wat me ondanks de militairen die een bepaalde stress afgeven toch kalmeert.

'Kate?'

Ik kijk nieuwsgierig en opgelucht op terwijl ze mijn echte - althans, de naam die ik ken - gebruikt en me vragend aankijkt. 'Ja?' beantwoord ik haar en mijn stem klinkt hees en raspt door mijn keel.

'Zou je met me mee willen komen? Ik moet je klaarmaken,' vraagt ze me vriendelijk en ze steekt haar hand uit als een moederlijk gebaar.

Ik spring wankel van het bed af en strek snel mijn handen uit om mijn evenwicht te hervinden. De soldaten bewegen rusteloos heen en weer en grijpen hun wapens vast, maar de dame kijkt me glimlachend aan.

Ze komt op hoge hakken naar me toegewandeld waardoor haar lange, witte jas om haar heen waaiert. Ze neemt me voorzichtig bij mijn schouders vast en kijkt me bezorgd aan. 'Alles oké?'

Ik laat het bed los en laat me door haar mee naar buiten voeren. 'Ik denk het wel. Alleen die verdoving zit nog in mijn lichaam.'

De vier tot de tand bewapende soldaten sluiten ons in en escorteren ons weg. 'Dat zal wel met zo'n paardenmiddel,' lacht de dame terwijl ze zich niets van de militairen aantrekt en alleen aandacht heeft voor mij.

Ik kijk haar aan en onze blikken kruisen elkaar. 'Heb ik echt een paardenmiddel gekregen?'

De vrouw lacht en schudt haar hoofd waardoor er kleine plukjes los haar uit haar knot vliegen. 'Nee gekkie, dat is maar een uitdrukking. In werkelijkheid heb je de verdoving voor een chimpansee binnen gekregen.'

Met een ruk hef ik mijn hoofd op en houd abrupt halt. 'Wát?!'

De dame laat me los en draait zich naar me toe. 'We wisten niet wat je zou doen stoppen, dus moesten we risico's nemen. We gaven je een middel dat dierenartsen ook gebruiken om chimpansees te verdoven.' Ik kijk haar ongelovig aan. Haar naamplaatje schittert in het gele licht van de gang. Dr. J. Zanders kan ik lezen. Ze volgt mijn blik. 'Je mag me trouwens Julie noemen.'

Ik kijk haar aan en kan een paar tellen niets anders uitbrengen dan een ongelovig geluid. 'Hoe halen jullie het in jullie hoofd om een achttienjarige neer te schieten als een beest dat wild is geworden in een zoo?!' roep ik verontwaardigd uit.

Dr. Zanders steekt haar hand uit en wil mijn schouder aanraken, maar ik deins achteruit waardoor haar vingers over mijn arm glijden en er kippenvel op mijn arm ontstaat. De soldaten achter me blokkeren mijn ontsnappingsroute naar mijn cel. 'Kate, je moet het ook langs onze kant bekijken. Je bent niet één van ons.'

Ik schud mijn hoofd en wil naar achteren schuifelen, maar de soldaten duwen me naar voren. Dr. Zanders neemt mijn hand vast en trekt me mee naar voren. 'Kom op, Kate. We willen toch niet dat je weer een woedeaanval krijgt?'

Ik wil protesteren, maar laat me gedwee meegenomen worden, beseffend dat dat het beste is voor iedereen. 'Waar gaan we naartoe?' vraag ik haar terwijl ze me los laat en ik braafjes met haar mee wandel.

'Je moet je wassen en daarna maak ik je op zodat je klaar bent voor de overdracht,' vertelt ze luchtig met haar hand zwaaiend.

Verbaasd kijk ik haar aan. 'De overdracht?' Dr. Zanders draait zich naar me om en kijkt me scherp aan. In haar ogen flitst er enthousiasme, wat ik niet met haar kan delen. 'Jouw overdracht naar de First Order, natuurlijk.'

Samen stappen we verder en komen we aan bij een verlaten, nette badkamer die volledig wit is, behalve de douchekop die metaalachtig glinstert in het koude licht.

Dr. Zanders gebaart naar de douche. 'Maak je klaar. Over een twintigtal minuten kom ik je ophalen. Daar liggen de handdoeken en alle spullen om je te wassen liggen al klaar bij de douche.'

Ik kijk haar aan, maar richt dan mijn blik naar boven. Dr. Zanders volgt mijn blik en probeert me geruststellend toe te lachen. 'Geen paniek, er zijn hier geen camera's. Alleen deze twee soldaten‚' ze wijst naar de twee militairen naast haar,'houden de wacht voor de deur.'

Ik knik en ze loopt samen met de soldaten de badkamer uit. 'Tot over twintig minuten!' wuift ze me toe.

©Britt_02

De Kracht van het Duister© (SWEVII)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu