XII

146 8 0
                                    

Slaperig knipper ik het opgedroogde traanvocht uit mijn ogen en blijf verdoofd liggen terwijl de slaap uit mijn ledematen wegtrekt. Ik sluit mijn ogen terug en duw me langzaam recht. Kreunend en vermoeid trek ik de dekens van me af die rond mijn bezwete lichaam zijn gewikkeld.

Ik laat mijn benen over de rand van het bed bungelen en druk met de palm van mijn hand tegen mijn voorhoofd. De dromen van deze nacht dwalen nog levendig rond in mijn geest.

Ik stond op het dak van torenhoge wolkenkrabber in het midden van een drukke stad. De wind gierde door mijn haren terwijl ik naar de stad onder me keek. Met ontzetting had ik toegekeken hoe honderdduizenden mensen op de begane grond wegvluchtten en werden aangevallen door witte stormtroopers. In de verte gleed een groot schip de wolken door.

Ik gilde wanhopig, niet willend dat al deze mensen iets werd aangedaan. Overal klonken geweerschoten en ik draaide me paniekerig om om me ook naar de begane grond te begeven, maar werd teruggedreven door een donkere figuur die me tegen hielt. Het was Kylo met achter hem de grote, verrimpelde verschijning van Snoke.

Een korte gil ontsnapte uit mijn mond en ik zette geschrokken een stap achteruit. Snoke wees met een knokkelige vinger mijn kant op en schreeuwde dat Kylo me moest grijpen. Ren nam zijn lichtzwaard tevoorschijn en zette het ding aan waardoor de rode punt uitschoof tot vlak onder mijn kin. Hij beval me mee te komen, maar ik zette als tegenreactie een stap naar achteren. Het bleek dodelijke gevolgen te hebben.

Een angstig gevoel kneep mijn keel dicht terwijl ik van het gebouw afviel en de grond met honderd kilometer per uur snel in zicht kwam. Kylo had schreeuwend over de rand gehangen, zijn handen naar me klauwend en grijpend. Me met de Force terug proberen te halen. Het had geen baat en ik vloog dieper en sneller naar het asfalt toe waar stormtroopers tegen gewone stadsmensen vochten en ze uitroeiden. Ik sloot mijn ogen en gilde toen de grond nog maar een paar meter van me verwijderd was en ik wist dat ik zou sterven.

Opgelucht had ik adem gehaald toen ik uit de nachtmerrie was ontwaakt en besefte dat ik niet dood op de grond lag.

Ik knijp mijn ogen stijf dicht tegen het heldere licht dat fel in mijn ogen weerkaatst wanneer het hydraulische luik wordt geopend en er een schaduw naar binnen sluipt. Ik kreun en mompel foeterend dat het luik terug dicht moet.

Het luik sluit zich en ik open aarzelend mijn ogen terug, het meisje dat nauwelijks een paar jaar ouder kan zijn dan ik fronsend aankijkend. ‘Milady,’ spreekt ze stilletjes terwijl ze een diepe buiging maakt.

Verward schud ik mijn hoofd. ‘My Lady?’ herhaal ik onnozel. Het meisje glimlacht onwennig en knikt naar me terwijl ze haar handen aan haar nette, witte schort afveegt. ‘Ik moet u verzoeken om met me mee te gaan naar uw loge.’

‘Mijn loge? Ik dacht dat dit mijn kamer was?’ vraag ik haar terwijl ik haar aanwezigheid in me opneem.  Haar zwarte, kroezelhaar is vastgebonden met een somber lintje. Haar groene ogen kijken me nieuwsgierig, maar uiterst respectvol aan en steken fel af tegen haar donkere huidskleur. Haar handen zien er eeltig en ruw uit.

‘O nee, Milady, dit is een quarantainecel,’ ze schudt haar hoofd waardoor haar haar over haar rug ritselt.

Ik duw me van het bed af en bekijk de donkere muren. ‘Een quarantainecel? Waarom zit ik in quarantaine?’

‘Ik vermoed dat commandant Ren er zeker van wilde zijn dat er geen complicaties toetraden door deze nieuwe atmosfeer.’

Ik knik opnieuw en glimlach naar haar. ‘Wel, dan denk ik dat ik goed ben aangepast aan deze atmosfeer,’ lach ik voorzichtig. Ze knikt stijfjes en draait zich terug om naar de uitgang. Ik loop met haar mee en samen bevinden we ons terug in het lange gangenstelsel. De stormtroopers volgen ons als stille sluipmoordenaars en ik krijg er de kriebels van, maar ik zeg er niets over. We wandelen een lange gang uit en komen aan bij een stel brede liften.

Het meisje drukt op een knop en vrijwel meteen gaan de deuren van de dichtstbijzijnde lift open. Met z’n vieren stappen we de lift in en de deuren sluiten zich terug.

Aan de zwaartekracht te voelen, stijgen we hoger het gebouw in tot de lift afremt en we er terug uit stappen. We komen aan in een lichte gang met enkele grote ramen die uitzicht bieden over de gehele stad.

De stormtroopers openen de deur voor ons en ik sluip naar binnen, de luxueuze ruimte voor me aangapend. ‘Is... Is dit mijn kamer?’

Het meisje draait zich naar me toe. ‘Uw dakappartement, M’lady,’ verbetert ze voorzichtig. Ik schud mijn hoofd en laat mijn vingers over het dure en kostbare materiaal glijden. Schuifelend loop ik naar een van de ramen toe en laat mijn blik over de lange, in de vroege morgendzon badende gebouwen glijden. Uitgestrekte rijen vliegende, voertuigen vol goederen zweven door de lucht en gaan tot zo ver het oog reikt.

Ik zucht en sluit mijn ogen, genietend van de warme zonnestralen die mijn huid strelen. ‘Er liggen nieuwe kleren voor u klaar in uw slaapkamer,’ deelt het meisje me mee. Ik kijk op en knik naar haar. ‘Laat ik me maar omkleden dan.’ Stiekem hoop ik dat er iets ligt dat me beter staat dan de kledij die ik nu draag.

Het meisje knikt en loopt naar een gesloten deur toe en ik volg haar. Ze stapt de grote, open kamer binnen en ik staar mijn ogen uit naar het gigantische bed dat netjes opgemaakt in het midden van de kamer staat. Alles is gedecoreerd naar mijn smaak en ik ben er helemaal weg van.

Ik zet me neer op het bed en kijk nieuwsgierig toe hoe ze de kast opent en er stapels aan kleren tevoorschijn komt. Overweldigd door de hoeveelheid kledij, kan ik een paar minuten niets meer uitbrengen dan een simpele ‘oh’.

Het meisje loopt naar het raam toe en drukt op een kleine knop. ‘Ik zal het gordijn voor u sluiten. Dan kunt u zich omkleden,’ legt ze uit en ze maakt aanstalten om de kamer te verlaten.

‘Wacht!’ Ze draait zich om en kijkt me vragend aan. ‘Wat is je naam?’

‘Ayanna,’ haar stem zwelt op van trots wanneer ze haar naam aan me vertelt. ‘Fijn je te ontmoeten, Ayanna,’ glimlach ik naar haar. ‘Wederzijds...’ aarzelt ze.

‘Zeg maar Kate,’ vul ik haar aan. ‘Prettige kennismaking, Kate,’ ze schenkt me een oprechte glimlach voordat ze de deur achter zich sluit.

©Britt_02

De Kracht van het Duister© (SWEVII)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu