IV

184 15 0
                                    

De statische, angstige spanning knettert door de achterbak van de truck en ik merk tot mijn grote verbazing dat we stilstaan, midden op de autosnelweg. Alle wapens zijn uitgeladen en staan op mij gericht.

Een onduidelijke stem kraakt door de walkietalkie van generaal Wolters en hij kijkt me gespannen en afwachtend aan. 'Rustig aan. Ze is zichzelf weer,' beveelt hij door de walkietalkie. Ik kijk hem vragend aan en weet niet waar hij het over heeft.

'Inpakken en wegwezen. We moeten zo snel mogelijk de basis bereiken!' roept Wolters naar buiten en in zijn walkietalkie. De militairen ruimen alles zo snel ze kunnen op en binnen een paar minuten rijden we met spoedsnelheid de autosnelweg over.

Een stille, maar duidelijke stem weerklinkt in mijn oren en kijk de truck rond tot ik één van de militairen naar me zie staren. 'Ze is gek,' zijn stem weergalmt in mijn hoofd en ik kijk hem geschrokken aan, niet zeker wetende of hij dat net luidop heeft gezegd of niet.

Ik schud mijn hoofd om het los te laten, maar een tweede stem klinkt schel in mijn hoofd. 'Gestoord kind. Ze zouden haar beter in een gekkenhuis opsluiten.'

'Zo veel verantwoordelijkheid zou nooit in een kind haar handen mogen worden gelegd.'

'Onze leiders zijn corrupt, die onbetrouwbare leugenaars! We hadden ze nooit mogen vertrouwen!'

'Lever haar dan toch gewoon uit, stelletje idioten!'

De stemmen lijken van een hele eind verderop op me af te stromen en ik kan al de stemmen in mijn hoofd niet meer aan. Ik gil en druk mijn handen tegen mijn oren terwijl ik de stemmen uit mijn hoofd probeer te weren. Mijn schedel klopt en steekt en ik hap naar adem. Het voelt alsof mijn brein ieder moment uit elkaar kan spatten en ik sluit trillend mijn ogen. 'Laat het stoppen, alsjeblieft,' smeek ik terwijl ik een manier probeer te vinden om ze te filteren.

De stemmen vervagen en er sijpelt terug rust in mijn hoofd naar binnen. Een ruwe hobbel doet me omhoog vliegen en ik open mijn ogen en kijk geschrokken in het rond. We rijden de zanderige oprit van een kazerne op en houden halt voor het immense gebouw.


Ik word uit de truck gesleurd en er worden verschillende dingen naar me geroepen, maar ik ben te hard onder de indruk om iets te kunnen doen. Ik word naar binnen geëscorteerd door zes militairen en Wolters loopt voorop. Ik hoor geschreeuw, geroep en gefluit en blik kort naar achteren om mensen, journalisten en de pers bijna over de hekken te zien klimmen. Er wordt met man en macht aan gewerkt om ze buiten te houden, maar wie er toch over kan klimmen, wordt meteen afgevoerd.

Met grote ogen draai ik me terug om en we lopen het donkere, onheilspellende gebouw in. We draaien verschillende gangen in en moeten door vele, deuren lopen die zijn beveiligd met gezichtsherkenning tot er een witte deur voor me verschijnt en Wolters hem opent met zijn vingertoppen. Er verschijnt een tweede doorzichtige deur die met ijzeren spalken en bouten is vastgemaakt en er verschijnt een grote, lange ruimte aan de linkerzijde van de deur waar er verschillende schermen staan en een groot raam.

De driedubbele glazen deur wordt geopend en ik word naar binnen geduwd en op de witte, plastieken stoel gezet die aan de witte tafel staat. Op de tafel staan er twee microfoons: een naar mij gericht en de andere naar de andere stoel.

Twee soldaten blijven in ieder een andere hoek staan en kijken strak voor zich uit terwijl hun geweer klaar ligt om te schieten wanneer nodig.

De Kracht van het Duister© (SWEVII)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu