Hoofdstuk 37

2.3K 138 61
                                    

Voor enkele seconden stopte mijn hart met kloppen en leek de tijd stil te staan. Voor enkele seconden kon ik niets anders dan toekijken hoe mijn vriend gepassioneerd met een ander iemand -een meisje nota bene- stond te kussen. Zonder enige gêne. Het leek zo onecht, zo nep. Alsof dit een nare droom was; een nachtmerrie beter gezegd.

Zodra ik de pijn door mijn lichaam voelde stromen besefte ik echter dat dit alles behalve een droom was. Dit was echt; de pijn was het bewijs.

Ineens leken deze seconden om te zijn. Ineens begon mijn hart weer te kloppen, ineens begonnen de mensen weer te bewegen en ineens bewogen zijn lippen weer tegen die van Park aan.

Wat ik precies voelde op dat moment, kan ik tot op heden niet beschrijven. Was het pijn? Teleurstelling? Woede? Verraad? Of een mengeling van alles bij elkaar, wat me kwelde door me te pijnigen op een manier te niet te beschrijven was.

De pijn begon in mijn hart, maar trok al snel door naar mijn botten en verspreidde zich via mijn aderen door mijn hele lichaam; net zolang tot ik niets anders meer kon voelen.

Weer knipperde ik een keer, in de hoop dat het zou vervagen of in de hoop dat het gewoon een jongen was die op Draco leek.

Ik kon knipperen zoveel ik wilde, weg gingen de beelden niet. Ik geloofde het gewoon niet. Draco zou mij dit toch niet aandoen?

Maar mijn ogen vertelde me iets anders. Nog steeds stond ik sprakeloos toe te kijken naar het schouwspel wat zich voor mijn ogen afspeelde. Ik was echter niet de enige die het had opgemerkt. Vele anderen kinderen hadden lucht gekregen van wat er gebeurde op de dansvloer en aan hun blikken te zien konden zij het eerst ook niet geloven. Sommige tikte elkaar aan en begonnen te smoezen. Het overgrote deel kwam er echter zelf achter, of keken met de rest mee naar wat er aan de hand was.

Zo ook Hermelien, die uiteindelijk als eerste mij op merkte. Ze keek me met een blik aan die ik nooit meer zal vergeten. Tranen hadden in haar ogen gestaan, terwijl de rest van haar gezicht niets anders kon dan normaal staan. Vol medelijden keken haar betraande ogen me aan en voor ik nog maar iets kon doen voelde ik de neiging om haar te troosten terwijl ik degene was wiens vriend openlijk vreemdging, niet zij.

Bovendien was ze niet de enige, velen -voornamelijk meisjes- keken lichtelijk geschrokken. Sommige hadden tranen in hun ogen. Maar allemaal hadden ze één ding gemeen; het medelijden in hun ogen was gericht op mij.

Nog steeds leken de twee niets te merken en dat was maar goed ook. Ik zag mijn kans schoon, en stormde de zaal uit. Weg van het geen wat me kwelde; wat mijn hart openrukte en daarna langzaam liet leegbloedde. Weglopen was wellicht het lafste wat ik had kunnen doen.

Waarom was ik niet gewoon naar het tweetal toegelopen? Waarom had ik Patty niet gewoon van Draco afgerukt, om Draco vervolgens een welverdiende klap te verkopen? Ik had het al zo vaak gedaan. Al zoveel gevechten achter de rug waarin ik tot alles instaat was. Waarin ik nog niet eens nadacht over weglopen, want weglopen was nooit een optie geweest; het was zwak.

Dat was ik nu echter ook. Het pijnlijke gevoel was nog te vers en ondanks dat de Zwadderaar mijn hart had gebroken in miljoenen stukjes wist ik had ik hem geen pijn kon doen. Ik kon hem geen klap verkopen of hem uitschelden zoals velen anderen in deze situatie zouden doen.

Toch was ik niet ongezien weggerend; Draco had me namelijk wel gezien. Hij had Patty ook weggeduwd en haar vies aangekeken alsof hij zich ineens had beseft waar hij mee bezig was. Hij had me achterna willen gaan.

Gelukkig hadden zijn vrienden nog wel enig idee van wat goed voor me zou zijn -en natuurlijk voor hem- aangezien ze hem hadden vastgegrepen om zo te voorkomen dat hij naar mij toe zou gaan.

Ergens wilde ik dat hij me achterna kwam, zoals ik hem twee keer achterna ben gerend, maar het was beter zo. Pijn was op de voorgrond getreden, waardoor ik geen behoefte had aan zijn goedmakende woorden, want wat viel er goed te maken? Ik had gezien wat ik had gezien. Het kwaad was al geschied.

We konden niet meer terug. Ik wist dat ik op dit moment zo instabiel was dat de kans dat ik voor zijn gladde excuses zou vallen te groot was. Nu was het nog vers, nu viel het nog goed te praten.

Morgen niet meer, nee, dan was het allemaal bezonken. Dan zou ik niet zo eenvoudig opnieuw met heel mijn van Draco kunnen houden.

Mijn voeten holde zo snel ze me konden dragen het kasteel uit. Ik zou niet naar de Kamer van Hoge Nood gaan, niet naar de leerlingenkamer of de jongensslaapzalen en ook niet naar het Verboden Bos; puur omdat ik wist dat de Zwadderaar me daar het eerste ging zoeken.

Mocht hij überhaupt een poging doen om mij te komen zoeken.

Nee, ik zou naar Hagrid gaan. Hij was de eerste geweest die van mijn geaardheid had gehoord. Ik was bang geweest dat hij me niet langer zou verwelkomen in zijn knusse huis, maar het tegenover gestelde was gebeurd: de vriendelijke halfreus had me juist gesteund. Daarom hoopte ik dat hij me nu ook kon helpen en dat hij er voor me wilde zijn.

Op het moment dat mijn voeten het kasteel hadden verlaten voelde ik hoe de ijzige kou mijn huid aanviel, wat bedekt was met een veel te duur pak. Ik holde het veld af, het paadje op en stopte bij de grote deur. Voor ik mezelf terug kon roepen had mijn vuist al meerde malen contact gemaakt met het hout van de deur.

In de paar seconde waarin Hagrid naar de deur liep bedacht ik me wat ik moest zeggen. Ik zou niet gaan huilen, dat was uitgesloten. Alhoewel mijn hele lichaam daar naar schreeuwde weigerde ik het.

De blonde Zwadderaar was mijn tranen niet waard.

Het klonk allemaal zo onecht. Alsof wat er was gebeurt niet echt was, alsof mijn ogen me hadden misleid. Ik hoopte dat het allemaal bedrog was en dat Draco nooit met Patty had gezoend in het midden van de dansvloer.

Wellicht was het wel mijn eigen fout. Misschien vond Draco me wel saai, misschien was ik het niet waard.

Had ik hem verveeld? Had ik iets gezegd waardoor de Malfidus jongen me begon te verafschuwen? Of had hij het absoluut niet gewaardeerd dat ik was weggegaan met Professor Sneep en probeerde hij me gewoon een hak te zetten?

Misschien vond ik het vreemdste nog wel dat ik nog voor het vallen van de avond nog gelukkig was. Eerder die avond leek de blonde jongen nog wel trouw aan mij te zijn. Hij had me gevraagd om bij hem te komen slapen en hij had met me gedanst ondanks dat de blonde jongen een hekel had aan dansen.

Betekende dat dan allemaal niet voor hem? Betekende ik niets voor hem?

Waren al die lieve woorden dan toch leugens? Was het dan toch een spelletje om mijn hart te breken en me dan uit te lachen? Was waar ik bang voor was dan echt uitgekomen?

Ik vertelde me nogmaals dat ik niet mocht gaan huilen. Op het moment dat Hagrid de deur opendeed leek me dat te gaan lukken, maar zodra hij me vroeg wat ik in godsnaam op zijn stoep deed gekleed in een duur pak voelde ik hoe de eerste tranen uit de gevangenis van mijn ogen braken. Nog voor ik binnen was was mijn voornemen al door het raam gevlogen; nog voor ik de kans kreeg om één voet in zijn huisje te zetten vloeide de tranen rijkelijk over mijn wangen.

Mijn geluk had een keerzijde gekregen. Waar ik voorheen had gedacht dat de Malfidus jongen mij het ultieme geluk zou brengen voelde ik nu niets meer van dit geluk. Ik voelde alleen pijn.

En dat was allemaal zijn schuld.

Not all Slytherins are bad ~ DrarryWhere stories live. Discover now