18. Ivira

8 1 3
                                    

Deze dag was een stuk vreemder dan normaal. Ik had er niet lang bij stilgestaan toen Sheila en Nova zonder een woord tegen me te zeggen de deur uitgingen, misschien waren ze gestrest voor een opkomende toets of iets. Daarnaast waren ze al aardig genoeg om me bij hen te laten slapen, ondanks ze waarschijnlijk liever privacy gehad hadden met hun relatie.

Het was pas toen ik besloot om een rondje te lopen, dat ik doorhad dat zij niet de enige waren die me negeerden. Elke student op de gang leek over me heen te willen walsen als een koets, waardoor ik heen en weer weefde tussen de mensen door om niet omver gelopen te worden. Niemand leek me op te merken, zelfs als ik recht voor ze stond bewegingsloos om te kijken wat er gebeurde. Ze zouden tegen me aan botsen en duwen tot ik uit hun weg was zonder dat hun blik veranderde. Er was een erkenning dat ik bestond.

Ik had eerst gehoopt dat dit een enorm slechte grap was, dat iemand elk moment om de hoek kon springen om me te vertellen dat dit georganiseerd was. Maar toen ik de kantine inliep en besloot om over de tafels te lopen tot iemand opkeek, besefte ik me dat ze me daadwerkelijk niet zagen. Het was onzinnig om dit als een grap te bestempelen, iedereen deed er veel te goed aan mee en er was geen reden om zoiets op mij uit te halen. Het was alsof de wereld me vergeten was.

Eerst hoopte ik de positieve kant ervan te zien, prikte in Nova's wang toen ze haar mond volpropte met haar broodje omdat ze te laat was voor haar klas. Sheila schoof melk naar haar toe met een stoïsche blik en schudde haar hoofd. 'Je gaat nog stikken zo.' Nova nam de melk aan met een brede grijns en gooide het achterover, ze glimlachte teder naar Sheila.

Ik besloot om toen weg te gaan, ondanks ze me niet opmerkten, had ik het gevoel dat ik hun privacy verstoorde. Mijn voeten brachten me naar buiten om wat frisse lucht te krijgen. Ik verwachtte de bloemen te zien die opfleurden wanneer ze me hoorden aankomen, maar er was geen reactie. De lucht knetterde met magie vandaag, het was een stuk zoeter dan normaal. Mijn blik viel op de enculia die vandaag was. Elijah had me verteld dat hij de enculia meestal doorbracht met zijn vrienden. Ze zouden elkaar spookverhalen vertellen en wakker houden tot de volgende dag, zodat ze de manen uit elkaar konden zien gaan, zoals vrienden na een reünie.

De vorige enculia was de dag dat ik stierf, deze enculia was de dag dat ik door iedereen vergeten werd. Was dat niet bijna hetzelfde als sterven? Ik lachte, gooide mijn klamme armen in de lucht om de wind op te vangen. Het idee dat niemand me herinnerde, beangstigde me. Mijn hele leven was een steunpaal geweest voor anderen om omhoog te klimmen, maar nu niemand me meer nodig had, ontstond er een gapend gat in mijn hart.

'Wat een wrede wereld is het soms,' mompelde ik, mijn woorden werden weggedragen door de wind om uiteindelijk nergens te belanden. Het had geen zin. Mijn armen vielen omlaag, ik was moe. 'Wat heb ik je ooit misdaan?' Zoals altijd antwoordde de hemel niet, de sterren zwegen en de manen draaiden hun blik van me weg. Ik zuchtte, misschien was dit hun manier om mijn lot recht te zetten, misschien was ik gewoon niet bestemd om een goed einde te krijgen.

Met gezakte schouders slenterde ik terug naar de kamer van de meiden, al mijn gevoelens trokken de puf om te bewegen uit me en ik wilde gewoon liggen op bed. Misschien als ik mijn ogen sloot, zou ik niet meer wakker worden, of zou iedereen weer normaal zijn. Beide uitkomsten waren beter dan deze realiteit.

Mensen stootten hun schouders tegen me aan tot het punt dat ik ze actief wegduwde, ze zouden het toch niet merken. Iedereen staarde over hun schouder naar iets voor ze doorliepen.

Een persoon stond gehurkt tegen de deur aan geleund, zijn gezicht stond naar de grond. Elijah hurkte gedrapeerd in zijn opleidingscape, zijn schouders schokten lichtjes terwijl hij wat mompelde.

'Elijah, waarom huil je?' Ik stak mijn hand naar hem uit, zijn blik draaide zo snel naar me toe dat ik ervan schrok.

'Ivira.' De magijus staarde me van top tot teen aan, voor hij zijn armen om me heen gooide. 'Ik dacht dat je weg was.' Zijn panische gedrag liet me bevriezen, hij drukte zijn hand tegen zijn haren en hield me stevig vast. 'Ik dacht dat ik je kwijt was.'

De Bron van CalamiteitWhere stories live. Discover now