12. Ivira

8 1 4
                                    

Directeur Marbels is een geweldig persoon, hen staat altijd klaar om zwakke mensen te beschermen tegen het onrecht van mensen met hoge posities. Elijah had dat een keer in zijn brief gezet en ik had de zin door de dag heen nog driemaal gelezen. Een goed persoon was een mythe in mijn ogen, maar toen ik mijn tranen opzettelijk liet lopen en hun reactie zag, besefte ik me dat Elijah gelijk had. Directeur Marbels had een goed hart en het pijnigde me dat ik de waarheid over Tijn verdraaid had, dat ik misbruik maakte van hun goedaardige personaliteit.

Maar ik wilde echt niet meer terug.

De vragen die hen stelde over het tegengif en Elijahs stilte lieten mijn hart steeds sneller bonzen. Het zweet brak me uit en duizenden gedachten overstemden het gesprek. Hen ging ons niet geloven, Elijah ging voor schut staan, ik zou worden teruggestuurd. De ideeën grepen me bij mijn enkels en trokken me in het diepe van mijn doemdenken. Ik zou worden teruggestuurd als ze me het niet waard vonden. Voor ik het wist had ik het recept voor het tegengif eruit gegooid en mijn geheim over de chidis. De chidis waren het enige wat mij waarde gaf.

De twee hadden me in stilte aangestaard, net zoals die dag in de eetzaal met Tijn. Ik was bereid voor allerlei benamingen die naar mijn hoofd gespuugd zouden worden, klaar om de schaamte weer door te leven. Elijahs hand om mijn pols was warm, warmer dan ik het al had.

Het verbaasde me toen directeur Marbels me verder wenkte naar het laboratorium, voorbij verschillende sagia die niet eens naar ons omkeken. Ze hielden kolven van verschillende grootte in de lucht, controleerden de temperaturen van waterbaden en schreven van alles op in hun blokken van papier. Elijah had mijn pols losgelaten, zijn vingers hadden koele afdrukken achtergelaten waar ik overheen wreef.

Directeur Marbels legde de situatie voor aan een sagia, die vervolgens naar de botanische tuin ging om een pot met aarde te halen voor het experiment. Mijn hart bonsde in mijn keel, mijn geheim zou blootgesteld worden. Als ik straks echt een duivelsbloem groeide, zouden ze me dan met dezelfde hatelijke blik aankijken als Tijns speeltjes? Alsof Elijah door had dat ik in de stress raakte, legde de magijus zijn hand op mijn onderrug. Zijn blik was bezorgd en ik hoopte dat hij die uitdrukking snel van zijn gezicht zou wegvegen. Zijn zorgen waren niet iets wat ik verdiende.

'Hier.' Directeur Marbels zette een pot voor mijn neus en gebaarde me om een chidi te groeien. Met een droge mond staarde ik naar het donkere aarde, een druppel bloed zou genoeg moeten zijn.

'Mag ik een dolk?' Tot mijn verbazing trok Elijah er eentje vanonder zijn cape vandaan, het had niets meer dan een leren handvat die al begon los te laten. Toen hij mijn blik zag mompelde hij dat alle magija ook een wapen op zich hadden, voor het geval ze hun grimoire verliezen.

'Ja, afgestudeerde magijus, Elijah. Hierna lever je die dolk bij me in.' Directeur Marbels stem sneed door het lab en Elijah bevroor. Er waren dingen die hij nog moest afleren blijkbaar.

Het wapen was licht in mijn handen en door het dunne handvat was de grip ongemakkelijk. Ik positioneerde het blad tegen mijn vinger, Elijah zorgde goed voor deze dolk, want het sneed door mijn huid alsof het zachte boter was. Bijtend op mijn onderlip tegen de prikkende pijn, duwde ik mijn vinger in de aarde. Iedereen in de ruimte hield zijn adem in.

Tot er een roze madeliefje ontstond.

Ik wist niet of ik kon huilen van opluchting, of van paniek. Directeur Marbels slaakte een verslagen zucht nadat ik de dolk tegen mijn middelvinger zette om daar een wond te maken, maar ook dat resulteerde niet in chidis. 'Oké, ik denk dat ik jullie genoeg vermaakt heb. Ik wil echt wel luisteren, maar dit is toch wel belachelijk aan het worden. Elijah, kom naar mijn kantoor dan behandelen we je straf en het plan voor de toekomt.'

Starend naar mijn bebloede vingers en de gegroeide bloemen, bleef ik staan. Elijahs blik brandde in mijn achterhoofd en directeur Marbels hun geduld begon op te raken. Het klonk niet alsof hen me ging wegsturen, maar toch had ik het gevoel dat ik gefaald was.

De Bron van CalamiteitWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu