6. Elijah

9 1 4
                                    

Ik had onze reünie op veel verschillende manieren voorgesteld. Toen we net gescheiden waren, dacht ik dat we elkaar weer zouden zien op Ivira's bruiloft. Ik was dan ook meer dan teleurgesteld toen ze me vertelde dat ze hadden besloten een klein feest te geven voor alleen familie en dat ik er niet bij kon zijn. Daarna had ik gehoopt dat ze bij mijn diploma-uitreiking zou komen, maar toen zelfs dat niet gebeurde, had ik een zwakke hoop dat onze rendez-vous snel zou gebeuren. Maanden gingen voorbij en op een gegeven moment dacht ik daar zelfs niet meer aan.

Ik had ook niet verwacht dat onze reünie zo kort zou zijn. De bloemen hadden haar opgeslokt, omarmd met hun bloemstelen waar doornen uitstaken. Bloed sijpelde langs de stengels op de grond en chidis groeiden van de grond. Bevroren als een standbeeld kon ik alleen kijken naar de cocon. Ivira's laatste adem ging gepaard met de planten die bewegingloos werden. Nu haar leven was weggenomen, was ook de bron van de mana weg waar ze op reageerden.

Haar schouder was nog in mijn hand te voelen, bottig en koud. Haar uitgestoken handen waren bebloed en haar vingers zaten in slechte hoeken. Wat was hier precies gebeurd? Ik wist niet of Ivira in de war was, ze klonk ten einde raad toen ze afscheid nam. Waarom deed ze dit? Waarom wilde ze niet met me mee?

Verward zakte ik op mijn knieën. De geur van de chidis stak in mijn neus, maar dat maakte me niet uit. Wat had ik kunnen zeggen om haar te overtuigen? Waarom had ze zo blij geleken in haar laatste momenten?

'Elijah!' Na minutenlang geknield te hebben, kwam, Sheila aanrennen, haar grimoire open voor een spreuk en cape wapperend in de wind. 'Je bent veilig, dank Carfrily voor je welzijn.' Ze omarmde me haast, iets wat ze alleen deed als ze enorm bang was. Haar dunne armen om me heen deden me denken aan de stengels om Ivira heen.

Tranen brandden in mijn ogen, dit was oneerlijk. Waarom dacht ze dat dit haar enige uitweg was?

'Elijah?'

Mijn tranen weg knipperend kwam ik overeind, ik mocht niet huilen voor al deze magija. Yeran had me tijdens het opgroeien er altijd op gewezen. Ik moest sterk als de leeuw zijn, dapper als de boogschutter.

Onoverwinnelijk als de zegewagen.

'Het recept voor het tegengif zit in Ivira's toren,' liet ik Sheila weten. Bijtend op mijn onderlip zweeg ik, bang dat als ik echt meer zou zeggen dat mijn snikken hoorbaar waren. Sheila's ogen versperden, haar blik gleed naar de met bloed doordrenkte cocon waar nog altijd wat uit druppelde, de chidis zwaaiden met de wind nu de grote bloembladeren opengegaan waren.

'Ivi-'

'Laten we gaan.' Ik wilde er niet over praten, niet nu. Als ik haar naam nu zou horen, zou mijn masker zo dun als vlindervleugels scheuren.

De trap naar de toren was smal, ik moest bukken om niet mijn hoofd constant te stoten in de spiraal omhoog. Uiteindelijk was Sheila de enige die met me mee naar boven was gegaan, de rest van de magija zou beneden blijven om de boel in de gaten te houden en te kijken of iemand het nog overleefd had. In stilte liepen we naar boven, Sheila kon aanvoelen dat ik niet wilde praten. Misschien herkende ze haar oude gedrag toen Nova stierf in mij.

De kamer aan het eind van de trap was verkrampt door alle prullaria die overal stonden. De muren waren bedekt met verdorde bloemen, de zwarte stengels brokkelden af met een simpele aanraking. Er stond een simpele tafel met een bed en de rest was bedekt met allemaal handgemaakte spullen, van parfumflesjes tot kaarsen. Dit was Ivira's slaapkamer, ik wist het zeker. Toen ze klein was vond ze het geweldig om met van alles te knutselen en het idee dat ze daar nooit mee gestopt was stak mijn hart diep.

'Het recept moet hier ergens zijn toch?' vroeg Sheila dan die voorzichtig over alle bladeren op de grond stapte. Het waren schetsen van dingen die ze maakte met gewoven takken, recepten voor parfums en plannen voor het onderzoeken van de chidis. Ik kon haar al hier voor me zien, aan het bureau met een rechte houding waar ze altijd op lette.

'Ja.' Mijn stem was haast verdwenen, alles in de kamer schreeuwde Ivira. Op het raam hing een pagina van mijn grimoire, eentje die ik voorzichtig eruit gescheurd had zodat de binding niet beschadigd raakte. Als ik had geweten dat haar raam zó stuk was, had ik een grotere spreuk voor haar gemaakt. Ik zou haar alle pagina's hebben gegeven als ik het wist.

Op het bureau lag een onafgemaakte dromenvanger naast een oud krantenartikel die haast onleesbaar was. Een vreemde, paarse edelsteen in het midden van het handwerk glom in het licht van de enculia. Eenmaal dichterbij kon ik zien dat de edelsteen niet alleen paars van kleur is, alle kleuren bevonden zich in de bolling de steen afhankelijk van hoe het licht erop viel. Het was een prachtige kern voor een dromenvanger.

Ik liet mijn vingers er langs glijden, een beeld flitste door mijn hoofd. De grond verdween en ik sloot mijn ogen uit reflex, maar dat stopte de droom niet.

Het was Ivira, ze zat op de donkere zolder naar het licht van Carfrily te kijken. Ze volgde de sterren met een van haar ogen dichtgeknepen terwijl ze naar haarzelf neuriede. Een kleine hand lag op haar rommelende buik. Ik herkende het dakraam, de stoffige dozen die in de hoeken van deze kamer lagen. Ze was op de zolder, maar waarom in haar eentje? Ik dacht dat ze niet hield van alleen zijn.

Een klop op de zolderdeur trok Ivira's aandacht naar de deur. Het geluid van metaal liet me weten dat de deur van het slot werd gehaald. 'Ivira, het is tijd om te eten.'

'Eindelijk,' fluisterde ze eerst zachtjes, om daarna hard 'ik kom eraan' te roepen. Ze huppelde richting de deur nadat ze een laatste blik op de paarse maan had geworpen.

Om de een of andere reden zag Yerans huis er een stuk donkerder uit dan ik me herinnerde, ik wist niet of het perceptie was of dat ik het mis had. Ivira wachtte een seconde voor de eetkamerdeur, luisterde naar het geluid van borden en bestek die geplaatst werd. Opnieuw ging een bekende vraag door me heen, waar dacht ze aan?

Ze duwde de deur open, keek naar Yeran en mij. Een grote glimlach ontstond op haar gezicht terwijl ze naar de tafel huppelde. Het beeld vervaagde als een steen die golven maakte in water. Ik wilde naar Ivira grijpen, naar de onschuldige glimlach die ze vroeger had, maar mijn vingers schraapten alleen langs het vervagende beeld dat in rook opging.

'Ik wou dat we weer terug konden.'

'Elijah? Je bent al een tijdje aan het staren.' Warme tranen liepen over mijn wangen. Ze had gedroomd over vroeger, net zoals ik wel eens verlangde naar onze kindertijden zonder zorgen. Ik miste haar opeens ontzettend, we mochten dan elke week met elkaar communiceren per brief, het voelde niet alsof ik veel van haar wist in haar laatste jaren.

'Ze is dood,' mompelde ik dan, zodat Sheila kon stoppen met naar me te staren. Met een hand wreef ik de tranen weg, maar het werden er steeds meer. Ze stopten maar niet en ergens in mijn huilbui plaatste Sheila een troostende hand op mijn rug. Ik drukte de dromenvanger tegen mijn gezicht, overspoeld door al mijn emoties kon ik alleen huilen en denken aan de droom die me net laten zien was.

'Ik wou dat we terug konden,' mompelde ik, net zoals Ivira had gedaan toen ze gedroomd had. Een wereld zonder haar voelde verkeerd aan, ik had onze afzondering geaccepteerd denkend dat ze haar eigen leven begonnen was, maar het leek erop dat we beiden de goede oude tijden misten.

De dromenvanger was warm, te warm voor een gewoonlijk voorwerp. Hij gloeide op, het licht overstemde dat van de enculia en baadde de hele ruimte in zijn warmte.

De wereld vervaagde.

De Bron van CalamiteitWhere stories live. Discover now